Twee weken geleden sprak ik in De Nieuwe Liefde met Martin Šimek, die zijn oude vak van tenniscoach weer heeft opgepakt. Het liefst, vertelde hij, wilde hij alleen maar jongens coachen. ‘Natuurlijk, dat is veel leuker! Het vrouwentennis heeft zo’n laag niveau… En dat komt doordat mannen de trainers zijn. Die dringen een verkeerde manier van tennis op. Ken jij Gabriela Sabatini? Een geweldig tennistalent! Totdat een man haar ging coachen. Ze ging spelen als een bodybuilder en het was over met haar.’
Zijn verklaring zette me aan het denken over de ondergeschikte positie van vrouwen in de filosofie, en vooral over de moeite die het lijkt te kosten om die te veranderen. De filosofie is ook in de eenentwintigste eeuw nog altijd een mannenwereld. Als verweer tegen het feit dat het aantal vrouwen bij de G8 zo laag is (1 op de 8), voer ik aan dat het percentage vrouwelijke hoogleraren nóg veel lager ligt (1 op 10). Dat is feitelijk juist, maar natuurlijk bijzonder armzalig. Weliswaar ligt het aandeel vrouwen onder de studenten een stuk hoger (pakweg 1 op 3), maar bij elke stap op de carrièreladder wordt die verhouding schever en schever, en die aanvankelijke ongelijkheid wordt nooit meer ingehaald. Hoe dat komt? Is het in de filosofie al net zo als in het tennis? Leiden mannen gemakkelijker mannen op en voelen vrouwen zich gedwongen om zich aan te passen aan een vreemd keurslijf?
Om het filosofisch bastion open te breken en om te laten zien dat er wél veel vrouwen in de filosofie werken, en werkten, hebben we dit speciale nummer van Filosofie Magazine helemaal gewijd aan vrouwen. Want ze zijn er wel! Maak kennis met ze, deze maand in Filosofie Magazine, of op 3 maart in de Rode Hoed (zie p 44).