Home ‘Wild parties, girls, drink and drugs’

‘Wild parties, girls, drink and drugs’

Door Ger Groot op 05 maart 2013

03-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Tussen wijsbegeerte en literatuur zweeft onbestemd het essay: te persoonlijk voor de filosofie, te betogend voor de letteren. Naar aanleiding van een of meer recent verschenen essays schrijft Ger Groot maandelijks een beschouwing halverwege tussen essay en column. Deze maand: de ongemakkelijke vertaling.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het allereerste stuk dat ik voor het Cultureel Supplement van NRC-Handelsblad geschreven heb ging over Heidegger en Sartre en was geïllustreerd met een foto van de laatste. De filosoof zit te lezen in een boek waarop de titel No Exit nog net leesbaar is. Het heeft geruime tijd geduurd voordat ik doorhad dat het geen Samuel Beckett was wat hij las, en nog minder Edward Albee of Arthur Miller, maar zijn eigen toneelstuk Huis clos, in Nederland bekend als Achter gesloten deuren.

Titels laten zich niet straffeloos in een andere taal omzetten. Voor me ligt een boek dat heet Off the beaten track. Dat klinkt onweerstaanbaar naar Jack Kerouac, die met On the road in de jaren vijftig de beat-generatie portretteerde. Maar het is de Engelse vertaling van Heideggers Holzwege. Verwees de Duitse titel naar de dwaalwegen die houthakkers in het Schwarzwald al kappend door de bossen baanden, in de vertaling komt daar de vrijbuitersromantiek van wild parties, girls, drink and drugs voor in de plaats. Iets dichter in de buurt van Heideggers zelfbewuste Deutschtum blijvend, kun je ook denken aan de woudlopersretoriek van Karl Mays Old Shatterhand.

En toch is Off the beaten track een goede vertaling van Heideggers onvertaalbare titel. Het zegt precies wat Heidegger beoogde, maar het ongemak blijft. Wat over de grens gaat, maakt een gedaanteverandering door die onwillekeurig iets van een annexatie heeft. Roland Barthes heeft zich er in zijn reisverslag Lempire des signes (Het rijk der tekens) al over verbaasd hoe hij op de pasfoto in zijn Japanse persoonsbewijs er plotseling opmerkelijk Japans was gaan uitzien. Omgekeerd bleek de acteur die bij de Japanse nasynchronisatie de vaste ‘stem’ van Anthony Perkins geworden was, op publiciteitsfoto’s onmiskenbaar te zijn veramerikaanst.

Culturen zijn kleine universa en de taal is daarvan de meest zichtbare gestalte. We moeten ons anders uitdrukken wanneer we de grens overgaan en dat gaat verder dan de substitutie van het ene woord door het andere. De woordenschat van een taal bepaalt niet zozeer wat wij kunnen uitdrukken, als wel hoe we dat moeten doen. Uiteindelijk blijkt er altijd wel een weg te zijn om een begrip waarvoor we in onze eigen taal een adequaat woord hebben, duidelijk te maken voor een buitenlander wiens taal dat woord mist. Het kost enige moeite en het resultaat bevreemdt ons misschien evenzeer als Off the beaten track Heidegger gedaan zou hebben. Maar begrip blijkt uiteindelijk altijd mogelijk. Ook Engelstaligen kunnen nu weten wat Heidegger met Holzwege bedoelde.



Zowel de Angelsaksische als de continentale filosofie hebben in de twintigste eeuw een linguïstische wending doorgemaakt. Ons denken is veel sterker van ons spraakgebruik en onze taalmogelijkheden afhankelijk dan een filosofie die alleen met zuivere ideeën van doen wilde hebben ooit had kunnen denken. Dat lijkt te moeten uitlopen op een filosofisch-linguïstische variant van het cultuurrelativisme. Net zoals culturen gesloten systemen zijn die alleen maar in hun eigen termen te begrijpen zijn, zo zouden ook filosofische werken gebonden zijn aan de taal waarin ze oorspronkelijk geschreven zijn.

Dat is een verleidelijke gedachte en ieder die ooit vertaalwerk heeft gedaan weet hoe dicht ze bij de waarheid komt. Nooit is zelfs de meest simpele zin helemaal precies over te zetten in een andere taal. Altijd zijn er verschillen van toon, ritme en – wat erger is – connotatie en betekenis. Het lijkt het definitieve failliet van de toenemende gewoonte de hele geschiedenis van de filosofie in het Engels te lezen, inclusief zo met hun moedertaal vergroeide denkers als Heidegger.

Terecht kunnen critici zich afvragen wat zo’n monolinguale filosoof, waartoe de beroemde polyglotte Nederlander intussen is ingekrompen, eigenlijk leest. Wat in Heideggers Duits vanzelfsprekend klinkt omdat de uiteenzetting in innige samenhang met de taal daarvan is opgebouwd, moet in een volstrekt anders gestructureerde taal als het Engels hoogst onplausibel klinken. De duizend bochten waarin de vertalers zich hebben moeten wringen om het samenstel van gedachte èn woord waarin een schrijver zich uitdrukt over te zetten, laat zich aan het resultaat altijd aflezen. De onnatuurlijkheid en zelfs onnavolgbaarheid daarvan is vaak koren op de molen van monolinguale filosofen die beweren Duitse denkers pas te begrijpen wanneer ze in het Engels zijn vertaald – want dat betekent meestal: eindelijk glashard bewezen te zien dat ze louter nonsens hebben voortgebracht.

Vreemd genoeg gaat deze eenkennige gewoonte vaak samen met een overtuigd geloof in de ‘linguistic turn’ van de filosofie. Zou men die laatste strikt nemen, dan zouden vertalingen helemaal niet mogelijk zijn. Maar zoals het cultuurrelativisme een dwaling is zodra het absoluut genomen wordt, zo is ook de taalafhankelijkheid van de filosofie maar tot op zekere hoogte waar. Ideeën zijn alleen in taal articuleerbaar, maar ze zijn wel van de ene taal naar de andere overdraagbaar – ook al moet daar soms een geheel nieuw vocabulaire voor worden gezocht. Ook dat is een ervaring die we allemaal kennen, vanaf het moment waarop we ons eerste schoolreisje naar Parijs hebben gemaakt.

Tegen alle linguïstische reductie van de filosofie in, blijft er tussen taal en idee dus een verschil bestaan, ook al kunnen we van die laatste alleen maar een ongearticuleerde notie hebben. Vertaling is altijd tastend en ten-naaste-bij, maar over de Holzwege van het zoeken naar overeenstemming tussen wat ik wil zeggen en jij als niet-Nederlander begrijpt komen we elkaar tenslotte een heel eind nabij.

Helaas heeft een vertaler daar weinig aan. Die zit opgescheept met een boek dat hij zo letterlijk mogelijk in een andere taal moet overzetten, maar dat met het mentale universum daarvan geen rekening heeft gehouden. Had er een Amerikaanse Heidegger bestaan, dan had hij een heel ander oeuvre moeten schrijven om hetzelfde te zeggen. Maar deze Heidegger was het niet geweest. Misschien hadden we hem ergens moeten zoeken halverwege Kerouac en Thoreau, met een vleugje Karl May. Off the beaten track zou het waarschijnlijk wel geweest zijn.

Off the beaten track, door Martin Heidegger, vert Julian Young en Kenneth Haynes, uitg. Cambridge University Press, Cambridge 2002, 291 blz., € 31,50