De opwarming van de aarde is een probleem van moedeloos makende omvang. Toch moeten we de uitdaging aangaan, betoogt filosoof Herman Philipse. ‘Het is een morele verplichting.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Als u in de dakgoot staat en per ongeluk een dakpan laat vallen op het hoofd van een oude dame, dan voelt u zich onmiddellijk schuldig’, legt Herman Philipse zijn luisteraars voor. ‘Maar laten we ons voorstellen dat u een CO2-molecuul uitstoot. Het stijgt 100 meter op, wordt meegevoerd door de wind en komt dertig jaar later in Australië terecht. Door de afstand in tijd en ruimte zal het voor juristen onmogelijk zijn om aan te tonen dat ú verantwoordelijk bent voor deze uitstoot.’ Dat is één van de vele problemen – juridisch, moreel en wetenschappelijk – die klimaatverandering opwerpt. Wij brengen onze nakomelingen ernstige schade toe, maar de relatie tussen oorzaak en gevolg is zo versplinterd dat niemand zich daar schuldig over voelt.
Waarom geeft een filosoof college over klimaatverandering?
‘Ik zie het klimaatprobleem ten diepste als een moreel vraagstuk. Hoeveel, en wat precies, moeten wij doen om het leven van toekomstige generaties op aarde draaglijk te houden, nu wij weten dat de opwarming van de oceanen en de atmosfeer grotendeels door de mens wordt veroorzaakt? Bovendien zijn de klimaatwetenschappen vanuit wetenschapsfilosofisch perspectief interessant, omdat er verschillende soorten onzekerheden een rol spelen, die zorgvuldig van elkaar moeten worden onderscheiden.’
Hoe onzeker zijn de oorzaken van global warming?
‘Volgens 97 procent van de klimaatwetenschappers is het extreem waarschijnlijk dat de mens de aanstichter is van de aardopwarming die de afgelopen halve eeuw heeft plaatsgevonden. De door mensen geproduceerde uitstoot van koolstofdioxide (CO2) groeit nog steeds bijna exponentieel, waardoor de concentratie van koolstofdioxide in de atmosfeer enorm is toegenomen. Omdat CO2 een broeikasgas is dat deels zeer lang in het aardse klimaatsysteem blijft, is opwarming van oceanen en de atmosfeer onvermijdelijk, met catastrofale gevolgen voor laaggelegen landen en tropische regio’s. Ik beschouw het klimaatprobleem als onze grootste uitdaging: het is een probleem dat de gehele aarde betreft. Om catastrofale opwarming met enkele graden te voorkomen, zullen alle grote landen in de wereld moeten samenwerken.’
U benadrukt het gevaar van tipping points, omslagpunten die het klimaatsysteem drastisch kunnen veranderen. Wat was een tipping point in uw eigen denken over het klimaat?
‘Door wetenschappelijke onderzoeksresultaten te lezen en IPCC-rapporten door te nemen, ontstond bewustwording. Maar een omslagpunt was de mislukking van de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009. Zoals Ivo de Boer, de toenmalige secretaris-generaal van het VN-klimaatbureau, zei: “Indien wij nu niet slagen, worden wij het strijkorkest op de Titanic.”’
Pessimisten vrezen dat klimaatverandering desastreuze gevolgen heeft; optimisten vertrouwen op de techniek. Berusten beide posities niet op een vorm van geloof?
‘Globaal bezien zijn er drie strategieën om met de dreiging van catastrofale klimaatverandering om te gaan. Ten eerste mitigatie: klimaatverandering voorkomen door de uitstoot van broeikasgassen drastisch te reduceren. Ten tweede adaptatie: lokale aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, door bijvoorbeeld dijken te verhogen. Ten derde wat in het Engels geo-engineering wordt genoemd: de planetaire omgeving met behulp van nieuwe technieken op grote schaal manipuleren. Experts zijn het erover eens dat adaptatie op veel plaatsen in de wereld onmogelijk zal zijn wanneer wij doorgaan met de huidige uitstoot van broeikasgassen. Voorts staat geo-engineering nog in de kinderschoenen. Alles afwegend kom ik tot de conclusie dat we zowel nationaal als internationaal zeer krachtig moeten inzetten op mitigatie. Het gaat hier niet om “geloof”, zoals climate deniers vaak beweren, maar om een zorgvuldige afweging van argumenten.’
Wat behoren wij te doen?
‘Een mogelijkheid is onze morele houding te laten afhangen van onze inschatting van de waarschijnlijke gevolgen van ons handelen. Maar omdat die bij het klimaatprobleem weer afhangen van wat anderen zullen doen, en het onwaarschijnlijk is dat voldoende andere mensen hun uitstoot voldoende zullen reduceren, leidt deze benadering bij een rationeel persoon tot de conclusie: laten ook wij maar niets doen. Après nous le déluge. Ik voel meer voor een kantiaanse houding, waarbij we onze morele verplichting proberen te bepalen los van de waarschijnlijke gevolgen. Dan is het voor ieder een verplichting om onze individuele uitstoot van broeikasgassen zo veel mogelijk te beperken. En om druk uit te oefenen op onze regering. Het zou, gezien de onderhandelingen over de opvolger van het Kyoto-protocol in 2015, goed zijn als in Nederland een grondig publiek debat wordt gehouden over dit vraagstuk, waarin onze politiek leiders een helder standpunt bepalen.’
Waarom zou juist Nederland een voortrekkersrol moeten vervullen?
‘Moreel bezien hebben alle rijkere landen de plicht een voortrekkersrol op zich te nemen. Maar Nederland heeft tevens een groot eigenbelang. Door de zeespiegelstijging wordt Nederland eerst geconfronteerd met hoge kosten en zal ons land binnen twee tot drie eeuwen door de zee verzwolgen worden. Dat lijkt me geen aanvaardbaar toekomstperspectief – niet voor toekomstige generaties, maar ook niet voor ons. Immers, de betekenis die wij nu aan ons leven kunnen geven hangt mede af van het toekomstperspectief van onze cultuur.’