Home Weekendlijstje: levende filosofen

Weekendlijstje: levende filosofen

Door Tim Miechels op 08 mei 2020

Weekendlijstje: levende filosofen

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Plato, Descartes, Hegel: veel bekende filosofen leven al heel lang niet meer. Toch wordt er ook vandaag de dag nog volop gefilosofeerd. Een weekendlijstje met vijf beroemde, nog levende filosofen.

Jürgen Habermas

De Duitse filosoof Jürgen Habermas is een van de bekendste vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule. Deze stroming is kritisch op verlichtingsdenken en beschrijft de Verlichting als een gefaald project. Met haar nadruk op rationaliteit en de overheersing van de natuur, draagt de Verlichting bovendien de kiemen in zich van de totalitaire regimes van het begin van de twintigste eeuw.

Habermas zelf staat vooral bekend om zijn communicatieve handelingstheorie. Volgens deze theorie doet iedere talige uitdrukking een driedubbele geldigheidsaanspraak: dat mijn uitspraak waar is, dat de norm in mijn uitspraak juist is en dat ik als spreker waarachtig ben. Deze geldigheidsaanspraken kunnen door een ander bekritiseerd worden, met consensus als uiteindelijk doel. Op deze manier komt Habermas tot een communicatieve opvatting van rationaliteit.

Daniel Dennett

Daniel Dennett is als cognitiefilosoof geïnteresseerd in het begrijpen van het mentale domein. Hierbij keert hij zich tegen collegafilosoof Paul Churchland, die meent dat we onze alledaagse beschrijvingen van mentale toestanden zouden moeten herformuleren in neurowetenschappelijke termen. Volgens Churchland zouden we in plaats van ‘ik ben boos’ ‘neuron x gaat af’ moeten zeggen.

Daartegenover verdedigt Dennett het belang van het intentionele standpunt. Hierin beschouwen we de ander als individu dat net zoals wij bepaalde dingen wil bereiken en vermijden. Hoewel dit neurowetenschappelijk misschien niet helemaal accuraat is, is deze alledaagse houding verrassend nauwkeurig als we het gedrag van de ander proberen te begrijpen.

Martha Nussbaum

Martha Nussbaum is een van de meest invloedrijke politieke denkers uit de Verenigde Staten. Samen met Amartya Sen ontwikkelde ze de capability approach. Deze theorie stelt dat het beleid van de overheid gericht moet zijn op het ontwikkelen van vermogens. Op deze manier bekeken betekent armoede niet zozeer een gebrek aan materiële goederen, maar een gebrek aan mogelijkheden om je te ontwikkelen.

Daarnaast staat Nussbaum bekend om haar ideeën over onderwijs. Ze constateert dat de geesteswetenschappen steeds meer onder druk komen te staan, terwijl vakken als economie aan populariteit winnen. Economisch denken biedt volgens Nussbaum echter alleen kortetermijn oplossingen. Wanneer we het belang van vakken als filosofie niet meer inzien, zijn de gevolgen mogelijk desastreus.

Slavoj Žižek

‘Het denkbeest uit Ljubljana.’ Zo wordt de Sloveense filosoof Slavoj Žižek ook wel genoemd. De denker staat vooral bekend om zijn kritische cultuuranalyses. Hiervoor maakt hij onder meer gebruik van de psychoanalyse van Jacques Lacan, de dialectische filosofie van Hegel en de politieke filosofie van Karl Marx.

Zijn oeuvre kenmerkt zich door een enorme verscheidenheid aan verrassende onderwerpen. Zo beschrijft hij hoe de lachband de autonomie van de televisiekijker afneemt, door van tevoren te bepalen wanneer er gelachen moet worden. Daarnaast schreef hij binnen een korte tijd een filosofisch werk over de impact van de coronacrisis. Het boek verschijnt binnenkort in Nederlandse vertaling onder de titel: Pandemie – Hoe corona de wereld verandert.

Francis Fukuyama

Voor Francis Fukuyama is Hegel een belangrijke inspiratiebron. De Japans-Amerikaanse filosoof knoopt met name aan bij de gedachte van Hegel dat de geschiedenis ten einde is. Dat betekent niet dat er überhaupt niets meer gebeurt, maar dat er geen significante ontwikkelingen meer plaatsvinden. Na de val van de Berlijnse muur en het einde van de Koude Oorlog is de ontwikkeling in de menselijke geschiedenis volgens Fukuyama tot een einde gekomen.

Fukuyama baseert deze gedachte op het feit, dat er na de val van het communisme geen alternatief meer bestond voor de liberale democratie. Onze staatsinrichting heeft daarmee haar uiteindelijke vorm aangenomen. Ondemocratische regimes zoals in Noord-Korea bestaan weliswaar nog wel, maar het is volgens Fukuyama een kwestie van tijd voor deze ook plaatsmaken voor democratieën.