‘We kunnen het hart van een mens beoordelen door naar zijn behandeling van dieren te kijken’, schrijft dierenvriend Immanuel Kant. Dit weekend is het dierendag; de dag waarop filosofen reflecteren op onze behandeling van dieren.
1. Wilde huisdieren
Er bestaat een spanning in onze verhouding tot dieren. ‘Enerzijds zien we ze vaak als anders en spannend, vanwege dat natuurlijke en wilde. Anderzijds staan veel dieren juist wél dicht bij ons: we domesticeren ze graag en dichten ze menselijke kwaliteiten toe’, stelt milieufilosoof Bernice Bovenkerk. Hoe zien we deze spanning terug in de manier waarop we dieren behandelen?
2. Schopenhauer en zijn poedel
‘De aanname dat dieren geen rechten hebben en de illusie dat het moreel gezien niet uitmaakt hoe we hen behandelen is zonder twijfel een schandelijk voorbeeld van westerse grofheid en barbarij’, schrijft Arthur Schopenhauer in zijn Über die Grundlage der Moral. Schopenhauer had een grote bewondering voor dieren, maar had een minder hoge pet op voor mensen. Hij sprak zijn poedel Atman dan ook vaak bestraffend toe met ‘mens’.
3. Maak van het dier geen mens
Er is sprake van een ‘vermenselijking van het dier’, zegt filosoof René ten Bos in zijn boek Het geniale dier. Eerst ontwaarde men gevoel bij dieren, vervolgens zag men verstand en een ziel. Veel dierenrechtenactivisten vinden dit reden om dieren menselijker te behandelen. Maar Ten Bos stelt dat we dat juist niet moeten doen. ‘Het gaat fout als dieren in de mal van de menselijke beschaving worden geperst. Dieren zijn geen mensen. Gun ze hun dierlijkheid.’
4. Het moraal van dieren
‘Ik wil de mens niet omlaag, maar het dier omhóóg halen’, aldus wijsgerig antropoloog Raymond Corbey. Met onze antropocentrische vorm van denken beperken we onze kennis stelt Corbey. Om bewustzijn of moreel gedrag te begrijpen moeten we volgens de filosoof ook dieren bestuderen. ‘Ook dieren vertonen moreel gedrag, dus waarom zou je alleen mensen bestuderen als je meer weten wilt van de moraal?’