Alleen radicale verandering behoedt ons voor klimaatrampen, zegt historicus Philipp Blom. Welk verhaal is groot genoeg om ons hiervan te doordringen?
Wij voeren een oorlog tegen de toekomst,’ schrijft Philipp Blom in zijn jongste essay Het grote wereldtoneel. ‘Wij veroveren en bezetten een territorium en buiten het uit en verwoesten wat er is, en niemand houdt ons tegen, want zij die het zouden moeten verdedigen zijn nog niet geboren.’
Zelfs als rijke industriële landen hun CO2-voetafdruk in 2050 tot nul hebben teruggebracht, ‘zullen landen als Oostenrijk, Frankrijk, Nederland of Duitsland al deels steppe zijn of onder water liggen’.
Blom herinnert in zijn essay aan een eerdere klimaatcrisis: de Kleine IJstijd, die begon in de vijftiende eeuw. Als gevolg van verregende zomers en strenge winters kampte Europa met mislukte oogsten. Aanvankelijk zagen Europeanen de Kleine IJstijd als een manifestatie van de toorn Gods, die om bezwering vroeg door middel van boetediensten en heksenjachten.
‘Mensen dachten in een religieus patroon,’ licht Blom toe in een Skype-gesprek, ‘maar daarmee konden ze hun problemen niet doorgronden, laat staan oplossen.’
Uiteindelijk ontwikkelden wetenschappers botanische technieken om onder de nieuwe omstandigheden landbouw te kunnen bedrijven. Handelsroutes werden ontsloten om gewassen van ver te halen. Wetenschap en markt boden redding, waardoor er ruimte ontstond voor het nieuwe mens- en maatschappijbeeld van de Verlichting.
De geschiedenis heeft gevoel voor ironie. Dit keer is het volgens Blom juist het huwelijk van markt en wetenschap dat ons in de problemen brengt. ‘Net als in de Kleine IJstijd zijn we verstrikt geraakt in een denkpatroon waarvoor we nog geen alternatief zien. Destijds was een technologische beheersing van de natuur het antwoord op een klimaatcrisis. Maar datgene wat ons toen redding bood, blijkt nu een proces van langzame zelfmoord te zijn. De droom van de mens als heer en meester over de aarde stort voor onze ogen in elkaar. De vraag is dus: hoe kunnen we een andere visie op de wereld ontwikkelen, een ander verhaal over onszelf?’
Hoe kan zo’n nieuw verhaal eruitzien?
‘Wij mensen delen 98,5 procent van ons DNA met chimpansees. We moeten de gedachte dat we onderdeel zijn van de natuur radicaler opvatten. En onszelf leren zien als een diersoort die binnen de rest van de natuur functioneert – coöperatief, inschikkelijk. Pas als we dat verhaal op grote schaal kunnen delen zijn we in staat tot de noodzakelijke ingrijpende veranderingen.’
U wilt de goede ideeën uit de Verlichting bewaren, zoals mensenrechten. Moeten we die dan herdefiniëren?
‘Dat gebeurt al. Rechten worden nu uitgebreid naar dieren. In Nieuw-Zeeland is de rivier Whanganui rechtspersoon geworden, die mag voor de rechter worden verdedigd door een advocaat. Vergis je niet, ook andere dieren bedelen elkaar rechten toe: wie als eerste mag eten, wie het vrouwtje krijgt. Die rechten gelden echter nooit buiten de eigen groep. Homo sapiens is de enige diersoort die rechten heeft uitgebreid over alle individuen, ook als ze niet tot de eigen groep behoren. Er bestaat geen enkele reden om die niet nog verder uit te breiden. Neem de rechten van ongeborenen. Hebben mensen die nu leven het recht om alle natuurlijke hulpbronnen op te maken, of prevaleert het recht van ongeboren mensen op een milieu dat nog functioneert?’
Die vraag is een voorbeeld van wat u noemt ‘rationale solidariteit’, die u associeert met de Verlichting. Toch hebben we van de romantici geleerd dat je een goed verhaal nodig hebt om rationele principes aantrekkelijk te maken.
‘Natuurlijk, want wij mensen zijn helemaal niet rationeel! Zelfs een verlichter als Kant zei: hoe kun je iets rechts bouwen uit het kromme hout van de mensheid? Wij leven met de illusie dat we een vrije wil hebben, over ons eigen lot beschikken. Maar we vormen onderdeel van een netwerk; ons handelen wordt bijvoorbeeld voor een deel gedicteerd door lichaamsvreemde bacteriën. Met hun Gaia-hypothese werkten Lynn Margulis en James Lovelock dat idee van het netwerk verhalend uit. Hierin is de planeet in zijn geheel een organisme dat handelt, reageert, zich ontwikkelt.’
Een breed gedeeld verhaal is dat nog niet.
‘Het is ook nog niet zo oud. Twee generaties, dat is nog niet zo gek lang.’
Is het niet ondoenlijk: een nieuw gedeeld verhaal in een maatschappij die zo pluralistisch is als de onze?
‘Makkelijk is het niet. Een waarachtig pluralistische maatschappij betekent dat je ermee moet leren leven dat je buurman niet alleen een andere muzieksmaak heeft, maar ook een totaal andere levensopvatting – dat al zijn waarden diametraal tegenovergesteld zijn aan de jouwe. Persoonlijk vind ik pluralisme goed en waardevol, maar het is een uitdaging aan mensen om daarmee te leren leven, en het verzwakt de gemeenschappelijke identiteit van een samenleving. De emotionele behoefte aan zo’n gemeenschappelijk kader is net zo reëel als de behoefte aan seks. Vandaar ook het succes van populisme, dat altijd een sterke identiteit belooft.’
Moet dat nieuwe gedeelde verhaal dan ook niet op populistische wijze worden verteld?
‘Nee. Populisme doet niets anders dan simpele oplossingen bieden voor complexe problemen.’
Maar dat nieuwe verhaal moet toch in elk geval eenvoudig verteld worden?
‘Die eenvoud is er ook! Het is heel eenvoudig uit te leggen dat de richting die we op gaan de verkeerde is, en dat wij mensen een diersoort zijn naast alle andere. Maar die gedachten moeten wel voelbaar worden gemaakt om ook buiten een theoretisch discours levensvatbaar te zijn. Kunstenaars, schrijvers en filmmakers kunnen daar een rol in spelen.’
Ziet u al schrijvers die de handschoen oppakken?
‘Niet veel. De Amerikaanse schrijver Richard Powers schreef Overstory, een prachtige roman over de relaties van mensen met bomen. Daarin gebruikt Powers de wetenschappelijke ontdekking dat bomen met elkaar communiceren. Ze verspreiden bijvoorbeeld stofjes om elkaar te waarschuwen tegen blad-etende insecten. In zo’n verhaal zijn mensen niet de enige voelende wezens en bestaat de rest van de natuur niet uit objecten waarmee mensen kunnen doen wat hun goeddunkt.’
De mens is niet verheven boven andere dieren, impliceren wetenschappers als Darwin en Freud. U noemt dat een ‘narcistische krenking’, een deuk in het ego van Homo sapiens. Moet zo’n nieuw verhaal niet ook iets van troost bieden?
‘Het is toch ook een troostrijk verhaal? Wij mensen rukken onszelf altijd maar weg uit onze natuurlijke omgeving door erboven te gaan staan. Verdient zo’n psychologisch trauma het niet om geheeld te worden? Zodra we in de natuur zijn proeven we troost, dan voelen we ons goed.’
We moeten de gedachte dat we onderdeel zijn van de natuur radicaler opvatten
Verwacht u dat coronacrisis een grote verandering in gang zet? Overheden en burgers lijken zo snel mogelijk terug te willen naar de oude marktpatronen.
‘We worden niet plotseling betere mensen. Maar tijdens de coronacrisis hebben we wel gezien dat de almachtige markt niet altijd maar door hoeft te draaien. Het systeem kan ook anders, want we hebben het in coronatijd anders gedaan. Dat is een ongelooflijk sterke gedachte. Heel eenvoudig ook. Een gedeelde catastrofale ervaring kan de basis vormen van een gedeelde identiteit. Mensen interpreteren de oorzaken en gevolgen van zo’n ervaring heel verschillend, maar iedereen weet tenminste waar je het over hebt.
Tegelijkertijd moet je blijven beseffen dat een gedeeld verhaal slechts een fictie is, een mythe die aan een bepaalde behoefte beantwoordt. Als je het theater uit komt sta je in een wereld waar Othello Desdemona niet echt gewurgd heeft, en moet je de acteur die Othello speelt niet opwachten bij de kleedkamer om hem in elkaar te slaan. Zodra we ons klakkeloos aan het verhaal overleveren zijn we weer in het religieuze domein aangeland.’
U pleit voor een nieuw gedeeld verhaal en put hoop uit de ervaring van de coronacrisis: het kan anders. Maar nu zegt u dat we tegelijkertijd ook weer niet al te zeer in een nieuw verhaal moeten gaan geloven. Is dat niet verwarrend?
‘Iemand die de waarheid in pacht heeft, boezemt me altijd angst in. Ik heb zelf maar één dogma: het lijden van één mens is net zo belangrijk als het lijden van ieder ander mens. Verder hoop ik dat mijn meningen bestaan bij de gratie van mijn argumenten. Over vijf jaar zijn er weer nieuwe feiten, nieuwe historische omstandigheden, allemaal zaken die mij er in principe van kunnen overtuigen dat ik het eerder bij het verkeerde eind had.’
Ook de feiten over de klimaatcrisis zijn niet per se de waarheid?
‘Wetenschappelijke modellen tonen overtuigend aan dat we snel en ingrijpend moeten handelen. Maar of dat de waarheid is? Dat weten we misschien over duizend jaar, als er dan nog mensen bestaan. Nu doet dat niet ter zake. Voor elke grote beslissing in ons leven beschikken we over grosso modo 5 procent aan data. Als je met iemand gaat samen-wonen, weet je dan van tevoren hoe dat zal uitpakken? Nee, je neemt de beste data die voorhanden zijn en je handelt. Morgen komt er mogelijk een model dat nog complexer is, of een computer met nog meer rekenkracht, en dan zien de feiten omtrent de klimaatcrisis er misschien anders uit. Maar we moeten nu handelen, en dat kunnen we alleen maar met de horizon die we nu zien. Als deze tijd echt het einde is van 3000 jaar denken over de mens als heer en meester over de aarde, wat zijn wij mensen dan? Wat blijft er van ons over?’
Wat denkt u?
‘Het antwoord op die vraag zal blijken uit hoe de aarde er over 30 of 300 jaar uitziet. Of we in staat zijn geweest om te veranderen. Nu lijkt het misschien nog op zelfverzaking om bijvoorbeeld op te houden met vlees eten, maar dan denk ik aan dat mooie Franse gezegde: choisir c’est renoncer. Altijd als je ergens voor kiest, doe je afstand van iets anders. We kunnen niet op deze manier doorgaan met consumeren, maar ons leven hoeft er niet slechter op te worden. Het is nodig dat we waarden construeren die minder destructief zijn. Welke waarden dat zijn moeten we opnieuw uitvinden, via een nieuw verhaal.’