Home Wat wil Tariq Ramadan?

Wat wil Tariq Ramadan?

Door Bart Brandsma op 16 augustus 2005

07-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosoof en theoloog Tariq Ramadan geldt als de belangrijkste woordvoerder van de islam in het Westen. Volgens de een is hij de gewenste bruggenbouwer, volgens de ander een tussenstapje naar het fundamentalisme. Documentairemaker Bart Brandsma volgde hem enkele maanden op de voet. Wie is Ramadan? 'Je suis aussi complexe que vous'.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De critici van Tariq Ramadan zijn even talrijk als onzeker. Weinigen krijgen vat op zijn werk, velen hebben kritiek. Dat kan ook haast niet anders. Wie Ramadan beoordeelt als ideoloog, heeft vaak te weinig kennis om hem ook als theoloog te kunnen lezen. Wie hem leest als theoloog, weet niet altijd raad met de filosofische twijfel waarmee hij zijn boeken doorspekt. En wie hem, ten slotte, leest als filosoof, raakt achterdochtig door zijn gedrevenheid en charismatische welsprekendheid die eerder passen bij de ideoloog. Ramadan laat zich niet eenvoudig lezen, en zeker niet met maar één bril op.

Juist daarom neigen critici ertoe de nuance te verliezen. Hij is óf de grote bruggenbouwer tussen het Westen en de islam – een van de honderd meest invloedrijken ter wereld – zoals Time Magazine hem in 2004 betitelde, of de charmante fundamentalist die de gespannen relaties tussen moslims en hun medeburgers uitbuit. Zelf zegt hij: ‘Ik ben complex, even complex als degene die mij interviewt of degene die mij leest. Ik weet ook wel dat complexiteit vandaag de dag niet wordt gewaardeerd, toch wil ik u vragen om een minimum van uw respect; je suis aussi complexe que vous. Doe een poging om mijn standpunten in al hun complexiteit te begrijpen.’ Wat wil Tariq Ramadan? Dat wil Tariq Ramadan.

De echt grote bekendheid van Ramadan (Genève, 1962) is van de laatste jaren. Hij vliegt Europa rond om te spreken over islam – overal even controversieel. Hij wil de islam moderniseren, weet men. Nee, hij wil de moderniteit islamiseren, zeggen anderen. ‘Hij heeft een grote aanhang onder de jeugd in de Parijse voorsteden’, stellen de kranten. ‘Ook in Engeland, Nederland en België groeit zijn bekendheid’, schrijft zijn uitgever verheugd op de achterflap van de Nederlandse vertaling van zijn laatste boek Westerse moslims en de toekomst van islam.

Hij moet wel belangrijke zaken bespreken, want de Verenigde Staten – waar hij gastcolleges zou verzorgen – weigerden hem de toegang tot het land. Dit voorjaar probeerde de Franse ambassadeur in Nederland hem het spreken in Den Haag te bemoeilijken. Dit alles – in combinatie met de tot vervelens toe geciteerde verkiezing door het weekblad Time – heeft zijn status goed gedaan. Met grote energie maakt hij zichzelf en zijn ideeën zichtbaar voor een groeiend publiek. Hij heeft filosofieboeken op zijn naam staan, vele artikelen, ingesproken cassettes, en optredens voor radio en televisie. Hij stuurde een communiqué over een moratorium op steniging naar westerse en Arabische persbureaus. Inmiddels vergt de coördinatie van al zijn activiteiten een heus eigen ‘Bureau de Tariq Ramadan’ dat zetelt in Parijs.
 

‘Fundamentalist’

Einde 2004 besluit ik op bezoek te gaan bij Caroline Fourest, schrijfster van het boek Frère Tariq. Zij ontmaskert Tariq daarin als ‘fundamentalist’. In de research voor mijn televisieportret over Ramadan begin ik bij haar. In haar Parijse appartement veegt ze de vloer met hem aan. Eén zaak komt daarbij helder naar voren: Ramadan wil de islam hervormen, maar het is een misvatting dat die verandering ook een modernisering is. ‘Hij is hervormer, maar een hervormer die terug wil, niet vooruit. Hij is salafist. Iemand die terug wil naar de bron, naar de wijzen (salafi’s) ten tijde van de profeet. Het is precies dezelfde beweging naar het verleden die de Moslimbroedergemeenschap in Egypte – opgericht door de grootvader van Tariq Ramadan – voorstond. En takken van Al Q’aida zijn ontstaan uit de Moslimbroederschap. Wat Ramadan zegt, klinkt goed, maar hij is een tussenstapje. Via hem maakt de jeugd kennis met een assertieve islam, om vervolgens door te slaan naar religieus of politiek fundamentalisme.’

Ramadan wil inderdaad terug. Hij is een salafitisch reformist. De Salaf is de aanduiding voor de eerste groep medestanders van de profeet. Om de juiste wetten voor het leven vast te stellen is het nodig om de koran te lezen, zegt hij, en zo tot een eigen opbouw te komen van de wet. De achtste- tot en met de elfde-eeuwse wetscholen zijn niet de norm. Ramadan wil juist de eigen intelligentie een plaats geven. Om als gelovige tot kennis te komen is itjihaad, interpretatie, nodig. In het Westen is er een zekere traditie van dit type moslims die in onze en de vorige eeuw vaak als vluchteling zijn gearriveerd in Europa – salafitisch reformisten, voor wie geloof en rede hand in hand gaan.

In de visie van Ramadan is een hiërarchie van geloof en rede een obsessie van het Westen. De rede dient hier bovenaan te staan om als burgers van Europa elkaar op elk moment over elke kwestie te kunnen verstaan. Een andere weg zien we niet. Ramadan wel. ‘Voor mij staat het geloof op de eerste plaats, maar daarmee is de rede niet gediskwalificeerd. Ik parafraseer Blaise Pascal: het hart (dat staat voor het geloof) heeft alleen gelijk in de mate dat de rede het erkent. De rede hebben we nodig om een diepte in ons geloof te kunnen bereiken. Het gaat om een samenspel van de twee. Met Rabelais denk ik dat we anders de gevaren niet kunnen overzien. De rede, zonder geloof of hart, is in staat om mensen te doden, stelde Rabelais. Maar het geloof zonder de rede is in staat om de mensheid weg te vagen.’ Ramadan wil de tegenstelling ontkrachten. ‘Rede en geloof, ze hebben nergens een geïsoleerd bestaan, in geen enkel reëel bestaand domein.’ Juist de polarisatie van de twee begrippen is het werkelijke probleem. Die drijft de seculieren en de gelovigen uiteen. Hij legt uit wat volgens hem de moslimpositie moet zijn: ‘Als God tot ons spreekt, spreekt hij tot ons hart, maar onder de mensen staat de rede op de eerste plaats.’ En: ‘God spreekt tot het hart van de mensen om zijn aanwezigheid te laten voelen, maar hij spreekt tot de rede om hen trouw te vragen.’
 

Boek der schepping

Ramadan besteedt een groot deel van zijn boek aan het herlezen en interpreteren van de koran. Maar daar blijft het niet bij. ‘Veel moslims zijn vergeten dat er een derde bron van kennis is, naast de soenna en de koran. Dat is ‘het boek der schepping’. De wereld om ons heen geeft een context die we moeten lezen, en uit die context kunnen we komen tot inzichten over al-sharia. Al-sharia betekent letterlijk ‘het pad van de trouwhartige’ waarop de moslim streeft naar integratie van al datgene om hem heen dat niet in strijd is met wat de heilige schrift verbiedt. Lezing en interpretatie is hard nodig om alle zaken die in de westerse samenleving op de gelovige afkomen in te passen in de sharia. Dit noemt hij ‘het principe van integratie’. Ramadan verdiept het begrip sharia van slechts een systeem van regelgeving, tot een actieve geloofshouding. Een bijzondere interpretatie? ‘Nee,’ zegt hij, ‘er zijn natuurlijk weinig rechtsgeleerden die het begrip sharia zo interpreteren, maar buiten die categorie zijn er velen.’ Die actieve geloofshouding is lastig, vergt veel inspanning en interpretatie – soms maakt het ‘boek der schepping’ duidelijk dat een passage in de koran onder bepaalde voorwaarden geen geldige richtlijn geeft. Al-sharia, ‘het pad van de trouwe gelovige’, ligt niet vast, maar moet gevonden worden. Dat is een dagelijkse strijd, de prijs die de moslim voor zijn geloof moet betalen.

Volgens Ramadan kunnen drie noties uit de Koran de Europese moslim helpen: al-maslaha, itjihaad en fatwa. Als een moslim in Europa wil komen tot kennis over hoe hij moet handelen, dan wil hij gebruik kunnen maken van fatwa’s (regels) die voor hem of zijn medegelovigen zijn gemaakt. De juiste fatwa’s worden gegeven door hen die de koran, maar ook de maatschappij – immers ‘het boek der schepping’ – kennen. Die fatwa’s zijn altijd gericht op een actuele situatie, waarin wordt gekeken naar de context waarin moslims in Europa leven. Omdat de heilige bronnen op zichzelf niet voldoende zijn om helderheid te krijgen over alle kwesties, is meer inbreng nodig. Ook het principe al-maslaha – het algemeen belang van onze samenleving – is bepalend voor een fatwa (een fatwa is dus geen wereldvreemde oproep aan blinde gelovigen). Met deze drie noties, waarbij itjihaad (de term heeft niets van doen met jihad, maar duidt op het individuele vermogen tot interpretatie) een hoofdrol opeist, lijkt Tariq Ramadan een brug te kunnen slaan naar westerse samenlevingen.

Maar Tariq Ramadan kent een onverzettelijke kant. De islam heeft in zijn ogen een universele pretentie. De islam levert een krachtige visie op de wereld, waarin het leven op een goddelijk geïnspireerde, doeltreffende en waarachtige manier wordt georganiseerd. Dat is de belofte of, zo we willen, dat is de pretentie van de islam. Die pretentie laten moslims in Europa al te gemakkelijk varen, zegt Ramadan. Vaak laten ze die varen uit meegaandheid. Het leven in Europa valt anders niet mee – zo niet Tariq Ramadan.

Hij weigert in de valkuilen te stappen die er in het Westen voor de moslim zijn. In Ramadans ogen accepteren veel westerse moslims een dualistisch denken, en scheiden hun islamitische wereld van de westerse omgeving. Ze leven in de marge van de samenleving. Ze adopteren daarbij een minderheidspsychologie en stellen zich als slachtoffer op of ze verzoenen zich met het idee dat de islam alleen een privé-betekenis heeft, zoals het Westen dat graag van hen zou zien. Deze houding keurt Ramadan af. De islam heeft een grotere inbreng en daarom moet er een dialoog komen met de Europese beschaving, een dialoog op voet van gelijkwaardigheid.

Te vaak houden Europese overheden een monoloog, verpakt in de schijn van een dialoog met de moslimminderheid. Ramadan weigert daarin te figureren. De islam van Ramadan is assertief, en dat verklaart een deel van zijn aantrekkingskracht. Ramadan geeft moslims een status, die van gelijkwaardige. ‘Moslims gaan een bijdrage leveren aan de toekomst van Europa’, stelt Ramadan. Dat geeft perspectief. Door hieraan vast te houden, met een zekere onverzettelijkheid, krijgt Ramadan credits in moslimkring, en debits in seculiere autochtone kring. Geen enkele filosoof in Europa is zo eerlijk over de onmogelijkheid van de islam om zijn universele pretentie te laten varen. Dat ervaren we in Europa als bijzonder bedreigend, als ‘de expansiedrift van de islam’. Ramadan verbergt niet dat universele geldigheid een centrale eigenschap van dit geloof is. Hij roept moslims op dit ook niet te doen.
 

Wolf in schaapskleren?

De fundamentalist – een schets van Tariq Ramadan zonder een uitspraak over die kwalificatie is krachteloos. Is hij fundamentalist? Hoe zit het met de rechten van vrouwen en van lesbians and gays? Het schudden van handen met vrouwelijke ministers? Steniging? Antisemitisme? Terreur? In ons tijdsgewricht lijken die vragen van groot belang. Is hij ‘de wolf in schaapskleren’ (terminologie in Trouw)? Ik wil die vraag beantwoorden, als het antwoord maar niet meteen het uitzicht ontneemt op de belofte die uit zijn werk spreekt en het belang ervan.

Alleen met nuance omgeven, is het juist hem fundamentalist te noemen. Hij stelt het geloof op de eerste plaats, maar verstrengelt geloof met de rede. Hij wil terug naar de koran, maar bestudeert de hedendaagse Europese context als geldige bron van islamitische kennis. Sharia staat voor hem centraal, maar de term verwijst niet naar wetscholen en blinde volgelingen. In plaats daarvan vergt al-sharia openheid, geloofsijver en gemeenschapszin, waarbij het woord gemeenschap verwijst naar ‘de samenleving’ (van moslims en niet-moslims), en niet naar de oemma, de unie van geloofsgenoten. Ramadan is fundamentalist in de wijze waarop hij de islam verdedigt, want het geloof is geen zaak van relativering. Hij staat niet achter het credo ‘zoveel moslims, zoveel gelovigen’. Er is één islam, en verschillen ontstaan alleen door de mate waarin het intellect een rol mag spelen bij de interpretatie van de koran.

Filosoof Ramadan ziet zelf een grote rol voor het intellect weggelegd. Daarin mogen, wat mij betreft, vele moslims hem volgen. Veel moslims doen dit overigens ook. Dat geeft dan nog geen enkele garantie dat seculier Europa ook overeenstemming bereikt met de Europese moslims over de genoemde heikele punten, ook niet met Tariq Ramadan. Maar de garantie voor het gesprek is er dan wel, een goed gesprek, met een buitengewone gesprekspartner. Het is alleen de vraag of op dit moment de niet-moslims een goed gesprek op basis van gelijkwaardigheid willen en kunnen aangaan.

Tariq, vroeg ik hem dit voorjaar, betekent dat in het Arabisch niet ‘de weg’? ‘Ja,’ lachte hij, ‘maar het woord heeft twee betekenissen en twee manieren om het uit te spreken. Tariq, mijn naam, is de verwijzing naar de morgenster. De laatste ster die zich laat zien voordat het licht wordt, die als het ware klopt op je deur om je te wekken. De andere betekenis is “de weg” – allebei mooi’, zegt hij na een kleine overdenkingspauze. ‘De ster te zijn die mensen wekt, om ze daarna te leiden op de weg.’