Home ‘Wat jij verlangt is niet gering. Jij wilt zielenrust’

‘Wat jij verlangt is niet gering. Jij wilt zielenrust’

Door Seneca en Joep Dohmen op 03 december 2000

10-2000 Filosofie magazine Lees het magazine

Serenus is ontevreden over zichzelf. Hij weet niet precies waarom. Het gaat helemaal niet zo slecht, maar om nu te zeggen dat het goed gaat… Daarom vraagt hij zijn vriend Seneca om advies: ‘Ik heb geen speciale klachten, maar ik voel me bitter en ellendig. Wat is er met mij aan de hand?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Aan mijn oom Seneca, beste Luc,
Je zult wel verbaasd zijn dat je zolang niets meer van mij hebt gehoord. Maar net als iedereen heb ook ik het helaas weer veel te druk gehad. Nu schrijf ik je omdat er iets is wat me voortdurend dwars zit en waar ik niet uit kom. Ik spreek vrijuit tegen jou, want ik wil je raad. Als oom weet jij wel ongeveer hoe ik ervoor sta. Ik heb een aardige baan, waarin ik het niet slecht doe, en ik verdien genoeg. Ik heb, als zeg ik het zelf, een goed huwelijk en ook aan mijn gezondheid mankeert niets. Natuurlijk gaat er wel eens wat fout en laat ik hier en daar een steek vallen. Maar ik ben geen idioot en ook geen schoft. Al met al lijkt er weinig reden om een klaagzang af te steken. Ik doe dat dan ook nooit publiekelijk, maar ten overstaan van jou kan ik er niet omheen.

Ik zit echt niet goed in mijn vel. Sterker nog, ik ben vaak wanhopig al kan ik je niet zeggen waarom. Dag in, dag uit voel ik me wankelen zonder dat ik er een fatsoenlijke reden voor kan bedenken. Ik heb het gevoel dat ik aan de afgrond sta. Dat vandaag of morgen alles in één klap voorbij is. Dat klinkt dramatisch en een ander dan jij zou er waarschijnlijk niets van begrijpen of mij, net als mijn vrouw, gewoon uitlachen. Het moeilijkste is misschien nog wel om mijn klacht goed onder woorden te brengen. Ik zal met een paar voorbeelden de situatie schetsen.
 

‘Elk bezoek, elk etentje of feest brengt me telkens weer behoorlijk van mijn stuk’


Je weet dat ik het liefst een eenvoudig leven leid. Aan mijn lijf geen polonaise. Op mijn werk voel ik me een opgeblazen dikdoener in mijn donkerblauwe blazer; thuis trek ik hem meteen uit. Voor mij hoeven we niet zo nodig voortdurend met onze klanten of met collega’s chique te gaan dineren. Het liefst nam ik die verwende club mee naar een eenvoudige pizzeria. Over smaak gesproken: nog veel erger is die krankzinnige grootspraak over alle commerciële successen die ‘we’ op ‘onze’ zakenreizen hebben geboekt.

’s Avonds kom ik dan laat thuis en terwijl ik nog een paar uur in mijn luie stoel te broeden zit, voel ik me bitter en ellendig. Vergis je niet: ik ben niet jaloers. Ik zou ab-so-luut niet zo willen leven als zij. Maar ik moet wel toegeven dat elk bezoek, elk etentje of feest me telkens weer behoorlijk van mijn stuk brengt. Tegen mijn wil raak ik toch van slag en groeit mijn walging, en intussen kan ik nauwelijks meer genieten van mijn eigen sobere bestaan. Het ergste is wel dat ik bang ben om iets heel stoms te doen, dat ik me laat gaan en bijvoorbeeld op zo’n kwartaalborrel iedereen die me voor de voeten loopt, diep ga beledigen.

Ik hoop niet dat je nu komt aanzetten met van die flauwekul als burn out of midlife crisis, of met een of andere cursus ‘persoonlijke groei’. Ik wil gewoon een degelijk advies van jou: wat mankeert mij volgens jou, en wat zou ik moeten doen? Laat gauw iets van je horen!
Hartelijke groet, Serenus.

Beste Serenus,

Kom, kom, het valt wel mee met jou. Jij hebt het ergste al achter de rug. Jij behoeft geen harde maatregelen want je hebt jezelf stevig aangepakt en toch behoorlijk in de hand. Het ontbreekt je alleen nog aan voldoende zelfvertrouwen. Wat jij verlangt is trouwens helemaal niet zo gering: je wilt niet van je stuk gebracht worden, jij zoekt wat de Grieken euthymia noemen: zielenrust. Laten we eens nagaan hoe we deze rust in het algemeen kunnen bereiken, dan kun jij van dat medicijn, dat goed is voor iedereen, zoveel gebruiken als voor jou nodig is.

Op de eerste plaats moet je bij jezelf nagaan of je karakter je meer geschikt maakt voor een actief leven of voor een meer teruggetrokken bestaan van studie en reflectie. Kies die richting waarvoor je de meeste aanleg hebt. Aanleg reageert slecht op dwang. Wanneer de natuur zich verzet, is alle werk vergeefs! Verder is het een absolute vereiste dat men zichzelf naar waarde schat, de juiste waarde. In onze tijd van grote ego’s overschatten we vaak onze mogelijkheden en wil haast iedereen een topfunctie. Voor veel mensen is dat fataal! De een glijdt uit omdat hij te weinig visie en daadkracht bezit om overwicht te hebben en knopen door te hakken. De ander is onbuigzaam en kan andermans gelijk niet verdragen. Een derde heeft zijn zwakke lichaam met een zware baan belast en is te vaak ziek. Verlegenheid of bescheidenheid maakt sommige mensen minder geschikt voor een leidinggevende functie, die vereist dat men vastberadenheid uitstraalt. Voor al deze mensen is het beter dat ze hun plaats weten, waardoor ze minder onder druk staan.
 

‘De handelende persoon moet altijd sterker zijn dan het karwei’


Ten tweede zullen we de werkzaamheden die we ter hand nemen, op hun juiste waarde moeten schatten. We moeten onze krachten vergelijken met de zwaarte van het werk dat we gaan aanpakken. De handelende persoon moet altijd sterker zijn dan het karwei. Daarom moet je ook kunnen delegeren. Werk brengt altijd meer werk met zich mee. Je moet niet aan iets beginnen wat je toch niet af kunt maken; dat is slopend. Eigenlijk moet je in je leven nooit aan iets beginnen waar je niet meer vanaf komt.
Ten derde moet je je mensen selecteren. Komen ze wel in aanmerking voor het deel van je leven dat je aan hen besteedt? Dringt het tot hen door dat het jouw tijd is die eraan gewijd is? Je moet kritisch naar het karakter van je kennissen kijken en er een paar uitkiezen die het minst bedorven zijn. Blijf in hemelsnaam uit de buurt van zwartkijkers die over alles zeuren en klagen. Niets is daarentegen zo verkwikkend als een vriendschap waar je op kunt vertrouwen. Wat een verademing is het als mensen zo voor je klaar staan en elk geheim veilig in hen afdaalt. Hun woord kalmeert jouw onrust en hun vrolijkheid verjaagt je sombere stemming. Hun ideeën helpen jouw plannen verder.
Bezit is de grootste bron van alle verdriet. Als je angst, ziekte, verlangen en pijn vergelijkt met de ellende die geld voortbrengt, zal de laatste categorie verreweg het zwaarste wegen. Met name geldzucht is de gesel van onze tijd. Zelfs overheidsdienaren proberen tegenwoordig zichzelf onrechtmatig te verrijken. Als zo’n ziel dan niet met zachte middelen te genezen blijkt, helpt men haar het best door haar armoede en schande in te peperen en haar een faillissement toe te dienen. Kwaad bestrijdt men alleen met kwaad!
 
‘Wij zijn allen aan het lot vastgeklonken. Bij sommigen is de keten van goud, die laat nog wat ruimte; bij anderen is het een goedkope, klemmende ketting’


We moeten er dus, ten vierde, goed over nadenken hoeveel minder pijn het doet om geen geld te hebben dan om het te verliezen. Als je denkt dat rijken hun verliezen moediger dragen, vergis je je behoorlijk. Haren uittrekken is heus niet minder pijnlijk voor kale mensen dan voor mensen met een bos haar op hun hoofd. Hetzelfde geldt voor armen en rijken: de pijn is even groot. De straatarme Diogenes had een slaaf, Manes, die zijn ton voortrolde. Toen die slaaf was weggelopen, zei hij: ‘Het zou schandelijk zijn als Manes zonder Diogenes kon leven, maar Diogenes niet zonder Manes.’

Wij zijn allen aan het lot vastgeklonken. Bij sommigen is de keten van goud, die laat nog wat ruimte; bij anderen is het een goedkope, klemmende ketting. Hoge ambten boeien de een, grote rijkdom een ander. Veel mensen klampen zich aan hun hoge positie vast. Ze lijken misschien op een troon te zitten maar ze hangen krampachtig aan het kruis. De een beklemt zijn hoge geboorte, de ander zijn nederige afkomst. Voor sommigen zijn het de bevelen van hun superieuren, voor anderen hun eigen verplichtingen die zwaar wegen. De ene persoon wordt door zijn huwelijk vastgepind, de ander door een beroep. Heel het leven is een slavendienst!

Kijk eens om je heen wat een ontzaglijke hoeveelheid rampen zich dagelijks voltrekken. De natuur heeft ons in een roerige maatschappij opgesloten. Denk aan het woord van de Griekse dichter: ‘Met eenieder kan gebeuren wat met één gebeuren kan.’
 

‘Een wijs mens beschouwt alles, ook zijn eigen lichaam als een tijdelijk eigendom’


Je moet dus, dat is mijn vijfde punt, terdege beseffen dat iedere situatie veranderlijk is. Een mens moet wennen aan zijn situatie en er zo min mogelijk over klagen. Ieder voordeel dat hij in zijn directe situatie aantreft, moet hij benutten. Geen situatie is zo bitter dat een evenwichtig mens er geen troost in vindt. Het meest probate middel tegen deze geestelijke onrust is om te leren het lot niet te vrezen. Een wijs man beschouwt alles, ook zijn eigen lichaam, als een tijdelijk eigendom. Hij leeft alsof hij aan zichzelf is uitgeleend en verplicht is om op verzoek zichzelf terug te geven.

Ten zesde moet al onze inspanning een belang, dus een bedoeling hebben. We moeten niet ijveren voor wat zinloos is, noch dat op een zinloze manier doen. We moeten niet verlangen naar wat we niet kunnen krijgen noch naar iets wat ons, als we het te langen leste met veel zweet hebben bereikt, de loosheid van onze verlangens doet inzien en ons ten slotte diep neerslachtig maakt. De meeste mensen zwerven zonder plan rond, op zoek naar bezigheden, en ze lopen alleen maar toevallig ergens tegenaan. Doelloos is hun tocht, zoals mieren over boomstammen krioelen, tot in de hoogste top en weer omlaag, zonder dat het iets oplevert.
We moeten wel flexibel blijven, zevende punt! We moeten ook weer niet kost wat kost vast blijven houden aan ooit gemaakte plannen, te meer daar het toeval ons vaak in nieuwe situaties brengt. Tenminste zolang we maar niet ten prooi vallen aan wispelturigheid. Starheid is verkeerd, maar wispelturigheid is nog veel erger, want dan houd je geen enkele situatie in de hand.

Ook het volgende is een niet geringe bron van onrust: jezelf krampachtig een houding geven en aan niemand je ware aard laten zien. Het leven van de massa is geheel afgestemd op het maken van een bepaalde indruk, maar we zijn nooit vrij van zorg wanneer we denken dat men ons alsmaar opnieuw taxeert. Daarom is het, ten achtste, veel beter om ongecompliceerd rond te lopen en in alle eenvoud jezelf te zijn. Natuurlijk riskeer je dan dat anderen op je neerkijken omdat je je niet verbergt achter de schone schijn. Maar dat valt te verdragen.

Bedenk ten slotte dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. We moeten onze ziel van tijd tot tijd rust gunnen, want ononderbroken inspanning breekt haar felheid. Soms zullen een reis, een verblijf elders en een feestmaal ons nieuwe kracht schenken. Dan kan het geen kwaad als we ons daarbij zelfs bedrinken, want dronkenschap spoelt de zorgen weg, brengt de ziel in beroering en geneest haar somberheid. Soms is het heerlijk om onbezonnen te zijn. Alleen zo’n in beroering gebrachte ziel kan spreken op een niveau dat boven alle andere uitstijgt.

Ziedaar mijn beste Serenus, enkele gedachten die jouw zelfvertrouwen versterken en je rust veilig stellen. Ze zullen weerstand bieden aan gebreken die ongemerkt binnensluipen. Bedenk echter wel dat deze maatregelen niet los verkrijgbaar zijn, en dat alleen een voortdurende zorg voor je ziel haar blijvend kan genezen.
 

Geheel vrij bewerkt naar Seneca’s Over de zielenrust.

Seneca (ca. 5 v.Chr. – 65)
Seneca was Romeins filosoof en politicus. Zijn ouders behoorden tot de Spaanse adel en waren schatrijk. Op jeugdige leeftijd kwam Seneca naar Rome waar hij een politieke carrière begon en al snel opviel door zijn retorisch talent. Als senator werd hij een van de belangrijkste adviseurs van de jonge keizer Nero. Mede dankzij Seneca kende de regering van Nero aanvankelijk een vreedzaam verloop. Maar in 65 ging het gerucht dat er een staatsgreep op handen was om de wispelturige en wrede Nero uit de weg te ruimen, en aan de wijze Seneca de leiding te geven. Seneca kreeg van Nero het bevel om zelfmoord te plegen en sneed in bad zijn polsen door.

Seneca was een universele geest. Hij schreef belangrijke filosofische, natuurwetenschappelijke en literaire werken. Voor alles was hij een stoïcijns moralist, die vond dat mensen moesten leven in overeenstemming met de natuurlijke rede. Daarom moet de mens een onverschillige houding aannemen tegenover als pijn, verdriet, armoede en de dood. Degene die zulks probeert heet proficiens, iemand die op weg is. Wie het ideaal realiseert is sapiens, de wijze. De tekst De tranquillitate animae (Zielenrust). is een van de tien Dialogi waarin Seneca zijn moraalfilosofie ontvouwt.