Home Wat is de economische waarde van een mensenleven?
Economie

Wat is de economische waarde van een mensenleven?

Door Bart Coster op 28 februari 2018

Wat is de economische waarde van een mensenleven?
Cover van 03-2018
03-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

De Britse activist, schrijver en documentairemaker Raoul Martinez roept ons op om zelf na te denken over wat we van waarde vinden. Anders bepalen bedrijven en overheden het voor ons.

Wat heb je liever: een glas water of een cheque van 1 miljoen euro? Waarschijnlijk ga je voor de cheque. Maar wat als je al twee dagen gestrand bent in de woestijn? Dan lijkt die cheque opeens een stuk minder waardevol. Ook de aarde bevindt zich in een noodsituatie, zegt de Britse schrijver, activist en documentairemaker Raoul Martinez. De klimaatproblematiek is een van de thema’s die Martinez verkent in zijn boek Hoe vrij zijn wij?. We denken dat we vrij zijn: dat we vrije verkiezingen hebben, vrijheid van meningsuiting, een vrije markt enzovoort. Ook denken we dat we vrij zijn om te bepalen wat we van waarde vinden. Dat maakt het gek dat we voor de cheque blijven kiezen, in plaats van voor datgene wat letterlijk van levensbelang is voor ons en de generaties na ons: de aarde.
Martinez biedt een verklaring: we zijn niet zo vrij als we denken.

‘We ondergaan’, stelt Martinez, ‘een stortvloed van externe invloeden: van onze ouders, school, media, ons werk et cetera. Het marktdenken is daarbij van grote invloed, want dat is doorgedrongen in bijna alle onderdelen van ons leven. Het is de bril waar we door kijken als we waarden vaststellen. Natuurlijk waarderen we als individuen ook dingen die niet direct economische waarde hebben, zoals vriendschap. Dat moeten we ook vooral blijven doen. Maar een bepaalde manier van denken over waarde is dominant geworden in de overheid en instituties: het neoklassieke economische denken.

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Martin Dijkstra

Dit denken doet de aanname dat alle vormen van waarde commensurabel zijn, dat ze in elkaar omgezet en zo met elkaar vergeleken kunnen worden. Ik kan bijvoorbeeld de waarde van jouw leven meten in blikken bruine bonen, want zowel de waarde van jouw leven als die van de blikken bruine bonen kan uitgedrukt worden in dollars, euro’s en yens.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Rivier

Martinez ziet om zich heen dat ook mensen die het met dit denken oneens zijn, zoals linkse activisten, erin mee moeten gaan. ‘Als je geen gebruikmaakt van de terminologie en de metingen die omarmd zijn door mainstream economics, zijn beleidsmakers bijna niet te overtuigen. Kijk bijvoorbeeld naar de discussie over het milieu. Zelfs de esthetische waarde van rivieren, bergen en bossen proberen economen in dollars te schatten. Zo concludeerden economen die een rivier in Afrika onderzochten dat de mogelijkheid om naar die rivier te kijken 300 euro per familie per jaar opleverde. Dat is echt gestoord.’

Hoe komen economen op zo’n bedrag?
‘Ze hebben zo hun methodes, maar de aannames waarop die gebaseerd zijn kloppen vaak niet. Ze doen bijvoorbeeld de aanname dat de waarde van een mensenleven in geld uit te drukken is, net als alle andere dingen. Op basis van zo’n aanname ontwikkelen economen een methode. Om de waarde van jouw leven te schatten kunnen economen je bijvoorbeeld vragen: hoeveel geld zou je willen verdienen om een gevaarlijk beroep uit te oefenen, waarbij je een bepaald risico loopt om je leven te verliezen? Op basis van dat bedrag concluderen economen: zoveel vind je je leven dus waard.’

Volgens Martinez heeft dit soort denken grote invloed op het beleid dat ontwikkeld wordt door ambtenaren en denktanks. ‘Een van de implicaties van deze theorie is dat de waarde van een mensenleven tot wel vijftien keer lager ligt in lagelonenlanden dan in rijkere landen. In lagelonenlanden zijn mensen namelijk bereid voor minder geld meer risico te lopen, omdat de lonen lager liggen en hun omstandigheden precairder zijn.

Het International Panel for Climate Control (IPCC), het meest prestigieuze onderzoeksinstituut naar klimaatverandering, gebruikte deze rekenmethode om de schade van klimaatverandering en milieurampen door te rekenen. Dat had nogal heftige gevolgen. Zo bleek het logisch voor Europese landen om hun afval te dumpen in Somalië: de mensenlevens die daar verloren zouden gaan door de giftige effecten van het gedumpte afval zijn minder waard, in de berekening van die economen, dan wat het kost om dit afval in Europa te verwerken.’

Kan de economische methode ook op een nuttige manier ingezet worden?
‘Nauwelijks, omdat de neoklassieke economie gebaseerd is op een aantal foute aannames waarop ze verkeerde methodes baseren. We hadden het al over de aanname dat alle waarde uit te drukken is in geld. Een andere aanname van economen is: hoe wiskundiger de methode, hoe wetenschappelijker het onderzoek. Physics envy heet dat met een mooi woord. 

In de exacte wetenschappen is het heel redelijk om wiskundige modellen te gebruiken. Natuurkundigen en andere exacte wetenschappers kunnen hun onderzoek namelijk doen in experimentele opstellingen. Daarin kunnen ze datgene wat ze willen meten isoleren van verstorende factoren, die in de echte wereld wel optreden. In de wereld buiten hun experimentele opstellingen is het voor natuurkundigen ondoenlijk om alle processen en invloeden bij te houden met wiskunde.

De werkelijkheid die economen onderzoeken is enorm complex; denk alleen al aan de motivaties van alle mensen die een rol spelen in de economie. Vanwege die complexiteit moeten economen de werkelijkheid sterk vereenvoudigen, want alleen dan is het nog mogelijk om een wiskundig model toe te passen. Zo worden de motivaties van de mens teruggebracht tot de motivaties van een vereenvoudigd model van de mens, de Homo economicus. Die handelt altijd rationeel om zijn materiële eigenbelang te bevorderen, en heeft daarvoor ook altijd alle nodige informatie tot zijn beschikking. Door deze en alle andere vereenvoudigingen die economen doen staan hun modellen heel ver af van de werkelijkheid, waardoor hun bevindingen niet zoveel over die werkelijkheid zeggen.’
 

Advertenties

Door deze meetmethoden en de cultuur die daarbij hoort gaan we dus de verkeerde dingen waarderen. Acht hij het ook mogelijk dat er goede invloeden inwerken op wat we van waarde vinden?

‘Beïnvloeding kan goedaardig zijn, maar als je naar de geschiedenis kijkt is er een opvallend patroon. De manier waarop mensen gevormd worden is altijd in het voordeel van degenen die de controle hebben over die vorming: de machtige bovenlaag van de samenleving. 

Zo geven bedrijven in totaal ruim 500 miljard dollar per jaar uit aan advertenties. Adverteren is een nogal botte manier om te proberen invloed uit te oefenen op wat mensen van waarde vinden. Daarvoor moeten bedrijven ons voorspiegelen wat voor leven we nastrevenswaardig en betekenisvol vinden. De ideeën die bedrijfsadverteerders promoten bestaan alleen niet om ons gelukkig te maken en ons welzijn te vergroten. Sterker nog: ze vergroten onze onzekerheid en statusangst om ons spullen te verkopen.’

Kunnen we dan helemaal niet zelf kiezen, in vrijheid? 
‘Voor mij is vrijheid niet vrijheid van beïnvloeding. Vrij van beïnvloeding zijn we namelijk nooit; vanaf onze geboorte worden we gevormd door onze omgeving. Een ander soort vrijheid vind ik interessanter – “creatieve vrijheid” noem ik die. We zijn creatief vrij wanneer we met onze keuzes uitdrukking geven aan onze waarden. Maar het is erg lastig om te ontdekken wat werkelijk van waarde is voor ons. Dat komt door alle externe invloeden, waaronder het marktdenken. 

Toch is het mogelijk om erachter te komen wat je waarden echt zijn en je gedrag daarmee in overeenstemming te brengen. Het belangrijkste is om kritisch te analyseren aan welke waarden je met jouw handelingen uitdrukking geeft. Dan zou je er best eens achter kunnen komen dat die waarden niet de waarden zijn die je echt belangrijk vindt, maar dat dit gedrag erin is geslopen door gewoontevorming. Dat inzicht kan je helpen andere, vrijere keuzes te maken.’

Bourgeoisie vs. proletariaat
‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ De leuze die op de voorkant van het Communistisch Manifest van Karl Marx en Friedrich Engels prijkt mag dan wel heel bekend zijn geworden, maar tot het verenigen van de massa’s arme arbeiders leidde die niet. Ze kwamen dus ook niet, zoals Marx en Engels wilden, in opstand tegen de bourgeoisie, de rijke klasse. De enige verklaring hiervoor was volgens Engels en Marx een ‘vals bewustzijn’: het proletariaat had vanwege hun armoedige levensomstandigheden de cultuur en overtuigingen van de bourgeoisie overgenomen. 
Na Marx ontstond een hele traditie van marxisten die zijn gedachtegoed verder uitwerkten. Een van de bekendste van hen is de Italiaanse filosoof Antonio Gramsci. Hij legt uit hoe cultuur een rol speelt in het creëren en bestendigen van een vals bewustzijn, waardoor een ‘culturele hegemonie’ kan ontstaan: een situatie waarin de dominante klasse de cultuur manipuleert zodat hun eigen overtuigingen en cultuur de geaccepteerde culturele norm worden. Ook lijkt die culturele norm in zo’n situatie de normaalste en natuurlijkste zaak van de wereld, in plaats van een kunstmatig construct dat de dominante klasse bevoordeelt. Dit maakt het moeilijk voor de andere klassen in de maatschappij om hiertegen in opstand te komen.

 

Homo economicus
De Homo economicus handelt altijd rationeel om zijn materiële eigenbelang te bevorderen, en heeft daarvoor ook altijd alle nodige informatie tot zijn beschikking. Economen gebruiken dit model van de mens om te voorspellen welke beslissingen mensen nemen. Hoewel de term pas eind negentiende eeuw voor het eerst gebruikt werd, is het mensbeeld al een stuk ouder. Zo is de Nederlandse filosoof Bernard Mandeville bekend vanwege de Mandeville-paradox: dingen die in individueel opzicht niet deugen, zoals ongebreideld je eigenbelang nastreven zonder oog voor anderen te hebben, kunnen maatschappelijk gezien voordelig zijn. De Britse filosoof en econoom Adam Smith werkte deze paradox verder uit. Hij betoogt dat wanneer mensen hun eigenbelang vrij kunnen nastreven, er een efficiënt economisch systeem ontstaat. In de rationele-keuzetheorie, nog steeds een van de meest gebruikte economische theorieën, wordt de mens gezien als een wezen dat niks anders doet dan rationele beslissingen nemen om zijn eigenbelang te bevorderen. Aan de hand van dit model voorspellen rationele-keuzetheoretici welke beslissingen mensen zullen nemen.