Home Warm aanbevolen: De nieuwe Franse filosofie

Warm aanbevolen: De nieuwe Franse filosofie

Door Gert-Jan van der Heiden op 07 november 2014

Cover van 01-2012
01-2012 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De afgelopen twee decennia zijn veel van de Franse filosofen, die de wijsgerige agenda in de tweede helft van de twintigste eeuw hebben bepaald, overleden. Terugblikkend op hun werk komen allerlei vragen op. In hoeverre was de populariteit van deze denkers een modeverschijnsel? Zullen hun denkbeelden de komende eeuw overleven? Zijn er in Frankrijk opvolgers te vinden die met dezelfde denkkracht als hun voorgangers het filosofische en maatschappelijke debat in de 21ste eeuw kunnen bepalen?

De bundel De nieuwe Franse filosofie gaat voor het eerst in het Nederlandse taalgebied in op deze vragen. Aan de hand van een reeks thema’s zoals ‘laïcisme en democratie’, ‘stad en burger’, ‘subjectiviteit en zelf’, ‘consumptiemaatschappij en kapitalisme’ laten de redacteuren, Ieven, Van Rooden, Schuilenburg en Van Tuinen, zien hoe het werk van filosofen als Deleuze, Derrida, Foucault, Levinas, Debord en Lyotard opgenomen, bekritiseerd of aangepast wordt door de denkers die op dit moment in Frankrijk furore maken.

Het Franse denken staat niet altijd bekend om z’n toegankelijkheid. Vooral de scholen die zich hebben gevormd rondom Derrida en Deleuze hullen zich dikwijls in moeilijk leesbaar proza. Het is daarom een opmerkelijke prestatie dat deze bundel erin is geslaagd om in 34 zeer helder geschreven hoofdstukken evenveel filosofen uit Frankrijk op een verstaanbare wijze aan het Nederlandse en Vlaamse leespubliek voor te stellen. De redacteuren hebben de meest geschikte auteurs en experts uit het Nederlandse taalgebied weten te werven en hebben er daarbij voor gezorgd dat de verschillende hoofdstukken goed op elkaar aansluiten en elkaar over en weer verhelderen. Dit zorgt ervoor dat dit boek uitermate geschikt is als inleiding op de nieuwe Franse filosofie en tevens dienst kan doen als overzichtswerk. Bovendien introduceert De nieuwe Franse filosofie het werk van een reeks Franse filosofen dat nog niet of nauwelijks in het Nederlands vertaald is. Een dergelijke introductie werd node gemist.

Al hadden de redacteuren maar liefst 34 hoofdstukken ter beschikking, dat betekent natuurlijk niet dat elke denker en elk thema behandeld kon worden. Er zijn duidelijke redactionele keuzes gemaakt. Deze keuzes roepen onvermijdelijk vragen op: Waarom is er wel een hoofdstuk over Levinas, maar niet over Merleau-Ponty, terwijl de laatste door de ontwikkelingen in de hedendaagse cognitiefilosofie weer volop op de agenda staat? Waarom wordt er in het kader van het thema van ‘subjectiviteit en zelf’ wel aandacht besteed aan Lacan en Foucault, maar niet aan Ricoeur en, bijvoorbeeld, diens begrip van narrativiteit? Wanneer men wil achterhalen door welk selectiecriterium en door welke voorkeuren de redacteuren zich hebben laten leiden, vallen twee keuzes in het oog.

Zo is het opmerkelijk dat Bernard Henri-Lévy in de introductie figureert als de belangrijkste vertegenwoordiger van ‘de nieuwe filosofen’ die in een intellectuele strijd zijn verwikkeld met de filosofen die ‘de Franse linkse erfenis actualiseren’, zoals Badiou en Balibar. Men zou vervolgens verwachten dat Lévy verderop in het boek behandeld wordt, maar dit gebeurt niet. De enigszins provocerende keuze om BHL geen eigen platform te bieden in het boek, laat zien naar welk kamp in deze strijd de voorkeur van de redacteuren uitgaat en geeft de bundel haar eigen karakter en inzet.

Tevens is het erg opvallend dat een van de belangrijke wijsgerige scholen in Frankrijk geheel buiten het gezichtsveld van deze bundel valt: de nieuwe Franse fenomenologie met auteurs als Michel Henry, Jean-Luc Marion, Marc Richir, Françoise Dastur, Claude Romano, Jean-Louis Chrétien en anderen. Merleau-Ponty en Ricoeur behoren natuurlijk ook tot deze fenomenologische school, maar dan tot een eerdere generatie. Het overzichtswerk Neue Phänomenologie in Frankreich, dat recent bij onze oosterburen is verschenen, toont aan dat deze fenomenologische school spring- levend is in het Franse denken.

Wat men ook van dergelijke keuzes mag vinden, het moge duidelijk zijn dat de redacteuren hiermee hun verwachtingen
voor de toekomst van het Franse denken in de 21ste eeuw tot uitdrukking laten komen. Methodisch en metafysisch lijken de redacteuren in de komende jaren meer van het speculatieve denken van Deleuze en Badiou te verwachten dan van het hermeneutisch-fenomenologische en deconstructieve denken. Aan de laatste is het nieuwe Franse denken volgens de redacteuren zelfs voorbijgegaan. En politiek-filosofisch is de toekomst aan de actualisering van de linkse erfenis van het Franse denken en niet aan ‘de nieuwe filosofen’.

Of deze verwachtingen zullen uitkomen, zullen we in de komende decennia zien. Wat deze bundel ondertussen overtuigend aantoont, is dat het denken in de tweede helft van de twintigste eeuw niet louter een modeverschijnsel was, maar doorleeft en doorwerkt in de 21ste eeuw en dat het denken in Frankrijk nog steeds een bron van wijsgerige vernieuwing is. De zorg waarmee deze bundel is samengesteld en uitgegeven is lovenswaardig. Aan de redacteuren komt bovendien de eer toe dat zij bepaalde Franse denkers voor het eerst op een toegankelijke en systematische wijze aan het Nederlandse en Vlaamse publiek voorstellen. Daarmee zetten zij de belangwekkende nieuwe Franse filosofie eindelijk ook bij ons op de agenda.