Home Warm aanbevolen: Dat had je gedacht!

Warm aanbevolen: Dat had je gedacht!

Door Gerben Meynen op 10 november 2014

Cover van 04-2012
04-2012 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dat had je gedacht! is een filosofisch antwoord op de stroom aan breinboeken die de laatste jaren verschenen is. Via een
heldere gedachtegang, die wetenschappelijke gegevens combineert met alledaagse voorbeelden, probeert Marc Slors de lezer tot de conclusie te leiden dat onze zelfopvatting aan revisie toe is. Meer precies, we moeten afstappen van het idee Wij ‘zijn ons bewustzijn’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Van vrije wil naar bewustzijn

Slors erkent dat de impact van de breinboeken en, meer algemeen, de breinhype vooral te maken heeft met de vrije wil: de neurowetenschappen zouden laten zien dat de vrije wil niet bestaat. Maar Slors wil de lezer ertoe verleiden om het thema van de vrije wil even te parkeren en de aandacht te richten op datgene waar, volgens Slors, de onderzoeksgegevens primair over gaan: ons zelfbeeld.

Toch situeert hij zijn gedachtegang wel binnen de discussie over de vrije wil. Hij begrijpt vrijheid hierbij in termen van eigenheid: Wil ‘mijn handeling vrij zijn, dan moet de keuze daarvoor ook echt mijn keuze zijn. Handelingen zijn van mij als ik er de bron van ben, als ik ze kan uitleggen en rechtvaardigen, als ik me ermee kan identificeren.’ In eerste instantie lijken de neurowetenschappen dit idee van vrije handeling te ondermijnen. Zij laten immers keer op keer zien dat onze hersenen ons bewustzijn vóór zijn. Volgens Slors is ‘de laatste paar decennia overtuigend aangetoond dat onze handelingen niet worden veroorzaakt door de bewuste beslissingen of bewuste intenties die direct aan die handelingen voorafgaan'(p. 14). Maar hieruit volgt naar zijn idee niet dat vrije handelingen niet bestaan, tenminste als we weerstand bieden aan de diepgewortelde neiging om onszelf te identificeren met ons bewustzijn. Ook dingen die we onbewust doen, kunnen toch onze handelingen zijn.
 

Jazz

Het voorbeeld van een geslaagd improviserende jazzmuzikant moet dit illustreren. Hoe ‘mooi, treffend of vernieuwend de gespeelde noten ook zijn, het is zeer onwaarschijnlijk dat er ook maar een fractie van een seconde over wordt nagedacht. Sterker nog, als dat wel zo zou zijn, dan gaat dat onherroepelijk ten koste van de schoonheid of vernieuwing. En toch is het de solo van die muzikant en niet van iemand anders'(p. 96). Een handeling is dus niet ‘van mij’ omdat ik er bewust over heb nagedacht of omdat het bewustzijn deze handeling initieerde. Wat maakt een handeling dan tot de mijne? Slors: Een ‘handeling is de mijne als deze past bij wat karakteristiek is voor mij, bij mijn karaktertrekken, bij mijn zelfgekozen idealen, mijn projecten en plannen, bij de waarden die ik aanhang en meer algemeen als die handeling in lijn is met het verhaal waarmee ik mijzelf begrijp'(p. 114). Waar de neurowetenschap en de psychologie laten zien dat onze handelingen onbewuste bronnen hebben, betekent dit niet dat deze handelingen niet langer mijn handelingen zijn – en evenmin dat ze onvrij zijn. Het onbewuste hoort bij mij. Dit is het eerste deel van Slors’ argument.
 

Trein

Het tweede deel betreft Slors’ herziene opvatting van de rol van het bewustzijn. Hoewel het jazz-voorbeeld misschien anders suggereert, heeft het bewustzijn wel degelijk zijn nut. Slors is stellig op dat punt: Hoe ‘je het ook wendt of keert, wat ik aanstaande vrijdag doe om de trein van tien over één te halen kan niet alleen het gevolg zijn van onbewuste processen. Het is ten minste ook het gevolg van mijn bewuste reflectie. Bewuste reflectie produceert soms een intentie die niet voorgekookt kan zijn door onbewuste processen'(p. 125). De rol van het bewustzijn is vooral het ‘jezelf programmeren’, dus voor de langere termijn bepaalde gedragsrepertoires klaarleggen. Met het erkennen van een rol voor het bewustzijn neemt Slors afstand van een psycholoog als Daniel Wegner, die de bewuste wil een illusie noemt. En om de rol van het bewustzijn te onderbouwen verwijst Slors onder meer naar Gollwitzer, die aangeeft dat zorgvuldig plannen ons harder ons best laat doen om onze doelen te behalen.

Hoe verenigt Slors nu het jazz- en het treinvoorbeeld? In nautische termen is het onbewuste naar zijn idee de stuurman en het bewustzijn de navigator. Tezamen besturen zij ons denken en doen. Het bewustzijn is dus niet langer te beschouwen als kapitein, maar houdt slechts bij waar het schip is, zet rustig een koers uit en roept soms opeens ‘Kijk uit, een ijsberg! Naar bakboord!’ (p. 176).

Slors schrijft toegankelijk en enthousiasmerend, en hij presenteert de lezer ten slotte een uitdagende these. Spannend is het voor die lezer te bepalen of Slors’ uiteindelijke model over de eigenheid en vrijheid van onze handelingen inderdaad voldoende is voor morele verantwoordelijkheid enerzijds en acceptabel voor neurowetenschappers en psychologen van het nieuwe onbewuste anderzijds. Het zou mooi zijn als Slors’ model in de toekomst filosofisch nader uitgewerkt en als empirische hypothese onderzocht kan worden.