Home Waarom werd Nietzsche krankzinnig?

Waarom werd Nietzsche krankzinnig?

Door Rein Gerritsen op 11 januari 2011

Waarom werd Nietzsche krankzinnig?
Cover van 01-2011
01-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

De een wijt Nietzsches krankzinnigheid aan zijn radicale filosofie, de ander meent dat die het gevolg was van syfilis. Julian Young dook in de archieven om de ware toedracht te achterhalen.

Op het moment dat ‘Peter Gast’ – een pseudoniem van Heinrich Köselitz – het ultieme vriendengebaar wilde maken door de ogen van zijn overleden vriend Friedrich Nietzsche dicht te drukken, kwamen hij en de andere gasten bij de begrafenis van ‘de grootste filosoof van Duitsland’ tot de macabere ontdekking dat het rechteroog niet sloot. Daar lag Nietzsche dan, in zijn kist, met een halfopen rechteroog naar de aanwezigen te staren, alsof hij gestoord was tijdens zijn middagdutje en zo, korzelig als altijd, weer kon opstaan. Zijn laatste rustplaats vond Nietzsche (1844-1900) in het plaatsje Röcken, onder de rook van Leipzig.

Het werk van de filosoof Julian Young staat in het teken van een poging om Nietzsches werk en leven te begrijpen. De Australiër Young heeft een uitgebreid onderzoek gedaan in het Nietzsche-archief te Röcken. Ieder stukje papier, ieder kattebelletje, alle stukken geschreven door Jan en alleman die in relatie staan tot Nietzsche, blijkt de ogenschijnlijk onvermoeibare auteur onder ogen te hebben gehad. Voor wie wil weten wat Nietzsche op 17 oktober 1876 ’s middags om kwart voor twee bij de plaatselijke boekhandelaar in Sils Maria deed, biedt Youngs boek het antwoord. En ook al zijn dit soort details af en toe hinderlijk, remmen ze de vaart in het lezen en roepen ze bij de lezer de gedachte op ‘ja hoor, schiet eens wat op’, dan nog maken ze de lezer duidelijk dat de auteur een neus heeft voor detailkwesties, ook voor de schijnbaar triviale, maar o zo belangrijke kleine feitjes. Neem bijvoorbeeld het rechteroog van Nietzsche dat na zijn dood niet wil sluiten, en het achterliggende verhaal daarbij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Iedere biograaf van Nietzsche ziet zich geconfronteerd met het feit dat hij een antwoord moet geven op de vraag: was Nietzsche nu krankzinnig of niet, en zo ja, waar werd die gekheid door veroorzaakt en toont die zich ook in diens werk? Een andere grote vraag is: waardoor ontstond de breuk tussen Richard Wagner en Nietzsche? Het opmerkelijke aan Youngs boek is dat hij die twee vragen aan elkaar koppelt, en de wijze waarop hij dit verband legt is al even ongewoon: het draait allemaal om Nietzsches rechteroog.

Grootheidswaan

Dat Nietzsche krankzinnig was, staat voor Young wel vast, getuige diens grootheidswaan tegen het eind van zijn werkzame leven, vlak voor hij Ecce Homo wilde publiceren. Nietzsche dichtte zichzelf psychekinetische gaven toe: met één enkele simpele handoplegging kon hij het verkeer tot stilstand dwingen, of – dat was hem om het even – de vaart der volkeren stoppen dan wel in beweging zetten. Maar wat veroorzaakte Nietzsches deplorabele geestesgesteldheid?

Volgens veel ‘Nietzsche-kenners’ toonde hij zo niet de eerste dan toch wel de definitieve kenmerken van krankzinnigheid toen hij met zijn reusachtige martiale snor in Turijn een paard om de hals viel, nadat het arme dier door diens koetsier mishandeld was. Als oorzaak van die krankzinnigheid gooien deze interpreten het op het derde stadium van een syfilitische aandoening, de dementia paralytica, een geslachtsziekte die hij opgelopen moest hebben bij een bezoekje aan een prostituee gedurende zijn studietijd.

Young is het met deze interpretatie niet eens. Allereerst, zo betoogt hij, is vast komen te staan dat Nietzsche al van kindsbeen leed aan migraineaanvallen en aan chorioretinitis centralis serosa, een oogaandoening waarbij vochtophoping onder het netvlies optreedt, zodat de blik vertroebeld raakt (macula of gele vlek). Deze ziekte, ook wel ‘de managersziekte’ genoemd, komt veel voor bij mannen en jongens van wie het uiterste wordt gevergd en die het gevoel hebben dat ze in hun prestaties moeten zien te beantwoorden aan een torenhoog verwachtingspatroon (stresshormonen verstoren de normale bloedcirculatie in het vaatvlies).

Ten tweede: op het moment van zijn opname in de psychiatrische kliniek van Jena toonde Nietzsche geen enkel spoor van tremors, een bijna universeel symptoom van paralytische syfilis. Ten derde: mensen in het laatste stadium van syfilis leven geen elf jaar meer, zoals Nietzsche wel deed. Ook vond Young, na veel speurwerk, een brief terug van Richard Wagner, gericht aan een wederzijdse vriend van hem en Nietzsche, de arts Eiser, waarin het gaat om een gesprek dat plaatsvond in de eerst week van oktober 1877. Als remedie voor zijn kwalen, in het bijzonder zijn gezichtsvermogen, dat hard achteruitging, raadde de goede dokter hem onder meer aan een aantal jaren niet te werken en vooral niets te lezen – een opdracht waaraan Nietzsche onmogelijk kon en wilde voldoen. Tijdens dat gesprek gaf Nietzsche ook aan dat hij tijdens zijn studietijd een druiper had opgelopen, maar dat hij geen syfilis had, iets waar hij zich op gezette tijden op liet testen.

Ook Wagner mengde zich in de diagnosestelling. ‘Nietzsches kwalen’, zo schreef hij aan Eiser, ‘zijn terug te voeren op overmatige masturbatie. Hij vertoont onnatuurlijke sporen van liederlijkheid en pederastie. Echte liefde en seks zijn van elkaar onafscheidelijk. Zoiets kan alleen maar tussen man en vrouw bestaan, maar Nietzsche zegt dat hij van zijn vrienden houdt.’ Ergo, volgens Wagner was Nietzsche een geperverteerde homo die niet uit de kast wilde komen. Wagner besloot zijn brief aan Eiser met de woorden: ‘Zoiets kan hij beter van een bevriende dokter horen dan van een dokterende vriend.’

De inhoud van de brief lekte echter uit. Even later was heel Bayreuth, dankzij Wagner, op de hoogte van Nietzsches gezondheidsperikelen. Hij reageerde furieus. ‘Dit is een dodelijke belediging’, schreef hij aan Overbeck, een bevriende uitgever. Aan Peter Gast (Köselitz) vroeg hij: ‘Wat heb je te zeggen op het feit dat Wagner brieven uitwisselde (zelfs met mijn artsen) om lucht te geven aan zijn mening dat mijn veranderende opinies toe te schrijven zijn aan het gevolg van liederlijkheid, met aanwijzingen van pederastie?’

Dit feit, en niet het gerucht dat de breuk met Wagner ontstond door diens opera Parsifal, waarin de laatste een toenadering tot het christendom zocht, zorgde voor het beëindigen van alle contact met Wagner. Met die mare had Young in Nietzsche’s Philosophy of Religion al afgerekend. In dit boek rekent hij ook af met de mythe dat Nietzsches krankzinnigheid terug te voeren was op een hersentumor (meningioma) die tegen de rechteroogzenuw aan drukte, waardoor het oog naar beneden hangend uitpuilde en niet goed meer wilde sluiten. Deze hypothese, zo elegant als die is, stemt niet overeen met het feit dat meningioma’s slechts zelden bij kinderen voorkomen en dat Nietzsches rechteroog op geen enkele foto – en hij liet zich graag en veelvuldig portretteren – afwijkingen laat zien.

Wat er in Nietzsches laatste levensfase gebeurde, blijft dus onbekend, zoals het vooralsnog ook een onopgelost raadsel blijft wat Nietzsches krankzinnigheid veroorzaakte. Iedereen die zich met Nietzsche bezighoudt, zal voor zichzelf dan ook het ‘continuïteitsvraagstuk’ opnieuw moeten beantwoorden, aldus Young: waar eindigt zijn filosofie en waar begint de waanzin? Young zelf doet een lezenswaardige en intelligente poging.