Home Vriendschap-light

Vriendschap-light

Door Anton de Wit op 11 januari 2011

Vriendschap-light
Cover van 01-2011
01-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Via Facebook of Hyves zouden we maar oppervlakkige contacten hebben, zo meent ook onze koningin. Filosoof Jos de Mul is het niet met haar eens. Hij neemt het op voor internetvriendschappen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Sterker nog: afstand is zo’n beetje de basisconditie van de mens, stelt hij. ‘Wij hebben een zekere afstand tot de wereld, een afstand tot onze medemens. We ervaren zelfs een afstand tot onszelf; we kunnen over onszelf nadenken, maar begrijpen onszelf nooit helemaal. Planten en dieren hebben daar echt geen last van.’ Precies om die reden heeft de mens altijd op techniek vertrouwd. ‘Alle technologieën kun je als teletechnologieën zien; ze proberen afstanden te overbruggen. Dat geldt zowel voor een microscoop als voor een telescoop: die proberen de fysieke ruimte te overbruggen. Maar het geldt ook in sterke mate voor communicatietechnologieën, die de afstand tussen mensen pogen te verkleinen. En tegelijkertijd de afstand tot onszelf: want door onze gedachten onder woorden te brengen leren we onszelf beter kennen. Om die reden zijn dagboeken altijd zo populair geweest. Door te schrijven word je pas vertrouwd met je eigen gedachten.’

Dat is, zo legt De Mul uit, in het kort de kern van de zogeheten dialectiek van de negentiende-eeuwse Duitse filosoof Georg Hegel. ‘Hegel zegt: je hebt eerst de menselijke geest, die geest manifesteert zichzelf in de wereld en alleen zo kan de geest vervolgens zichzelf begrijpen. We kennen onszelf slechts via de omweg van de expressie. Die kan de vorm aannemen van kleding, cultuur, religie, kunst, lifestyle… allemaal dingen waarin je jezelf uitdrukt en waardoor je jezelf leert begrijpen.’
‘Ik heb een buurmeisje in een paar jaar tijd zien transformeren van een brave basisschoolleerling naar een gothic. Dat begon met een zwart truitje, en langzamerhand veranderde ze steeds ingrijpender. Hoe zit dat nou? Was ze al een gothic, maar moest ze alleen nog op zoek naar de juiste kleren? Of werd ze gothic door die kleren? Ik denk dat beide zienswijzen niet helemaal kloppen. Het is een soort dialectisch proces: je zoekt naar je identiteit, je geeft daar uitdrukking aan, en door er uitdrukking aan te geven, wordt die identiteit meer expliciet.’
 

Twitter

Eigentijdse sociale media doen volgens De Mul precies hetzelfde, en zijn daarom goed te vergelijken met het ouderwetse dagboek of het zwarte gothic-truitje. Je toont je vakantiefoto’s en je muzieksmaak op Facebook, je personaliseert je Hyves-pagina met de kleuren en afbeeldingen die bij je passen, je drukt je diepste zielenroerselen uit in de 140 tekens van Twitter – en gaandeweg leer je jezelf beter kennen.
En deze nieuwe media slaan twee vliegen in één klap: je overbrugt er de afstand tot jezelf mee én de afstand tot anderen. Sites als LinkedIn, Facebook en Hyves zijn immers op de eerste plaats vriendennetwerken. De Mul: ‘Sommige mensen zeggen: een vriendschap via internet kan niets zijn, die is gemedieerd. Maar mensen zijn van meet af aan kunstmatig geweest. We hebben altijd techniek nodig gehad om te kunnen leven. We zijn van nature kunstmatig. Vrienden schrijven elkaar al eeuwen brieven, ze bellen elkaar op – kortom, ze gebruiken technische hulpmiddelen. Ik zie internet als iets wat erbij is gekomen, niet als iets wat wezenlijk anders is.’

Dat blijkt ook uit onderzoeken naar het gebruik van vriendennetwerken, weet De Mul. ‘Het merendeel van de contacten die mensen via Facebook onderhouden, blijkt te bestaan uit contacten die ze ook al in real life onderhouden, of als gevolg daarvan gaan onderhouden. Echte virtuele vriendschappen zijn een zeldzaam verschijnsel. De meeste mensen worden “vriend” – in Facebook-jargon – van mensen die ze al kennen: studiegenoten, collega’s, familie, vrienden. En als mensen elkaar wel voor het eerst virtueel ontmoeten, willen ze elkaar als het echt serieus is toch wel zien. Dus het hele idee dat er zoiets zou bestaan als een verschuiving van real-life vriendschappen naar virtuele vriendschappen is overtrokken. Die laatste vorm van vriendschap is meer iets wat erbij komt dan iets wat ervoor in de plaats komt.’
 

Oppervlakkig

Kwantitatief mag het dan slechts een verschuiving naar een nieuw technisch hulpmiddel zijn, maar hoe zit het dan met de kwaliteit van vriendschap? Heeft koningin Beatrix niet toch een punt als ze zegt dat al die zogenaamde vriendschappen op internet meestal tamelijk oppervlakkig zijn en ook tot vereenzaming kunnen leiden? Onwillekeurig denken we toch aan de veelgeciteerde wijsheid van Aristoteles dat wie veel vrienden heeft géén vrienden heeft. ‘Natuurlijk, maar ik denk dat de meeste mensen dat ook wel inzien. Niet voor niets werd “ontvrienden” gekozen tot Woord van het Jaar 2009. Eerst was er iets van: hoe meer vrienden, hoe beter. Dat was een statussymbool. Wie meer dan vijfhonderd vrienden had, behoorde tot de eregalerij. Dat lijkt op z’n retour. Hoewel uit de Moraalenquête ook wel blijkt dat mensen niet zo heel actief zijn met ontvrienden. Logisch: als iemand in je lijstje staat, heb je er verder ook niet veel last van. Maar het echt naarstig proberen je netwerk uit te breiden is er volgens mij niet meer zo bij.’
Maar toch: gemiddeld hebben mensen nogal altijd 150 vrienden op netwerksites. Wat zijn die vriendschappen dan nog waard? ‘Dat hangt er maar van af wat je onder vriendschap verstaat. Ook daar heeft Aristoteles interessante dingen over gezegd. Hij onderscheidde drie vormen. Allereerst zijn er voordeelvriendschappen. Je kunt vriendschappen aangaan omdat dat nuttig is, omdat je iets wilt van elkaar. Dat kan prima online: denk aan een zakelijk netwerk als LinkedIn, waarop mensen toch vooral vanuit een carrièreperspectief contact leggen met anderen. De tweede vorm zijn de genotvriendschappen. Daar zit een hedonistisch motief achter: het is plezierig om met die ander om te gaan. Ook dat zie je volop op internet: mensen delen grappige links met elkaar, spelen spelletjes enzovoort.’

‘Bij de derde vorm van vriendschap ligt het iets ingewikkelder. Die zou je de karaktervriendschappen kunnen noemen, volgens Aristoteles de hoogste vorm van vriendschap. Karaktervrienden, zegt hij, zijn één ziel in twee lichamen. Die hebben een onbaatzuchtige vriendschap; je voelt je dieper verbonden met elkaar door karaktereigenschappen die hetzij hetzelfde, hetzij complementair zijn.’ Het is maar de vraag of zo’n karaktervriendschap louter online kan bestaan. Vijfenvijftig procent van de ondervraagden meent van niet, en Aristoteles zou zich waarschijnlijk bij hen aansluiten, vermoedt De Mul. ‘Volgens Aristoteles is het wezenlijk voor zo’n vriendschap dat je veel samen bent, en samen dingen doet. In onze druk-druk-druk-samenleving is daar minder tijd voor.’
 

Muisklik

De 45 procent die meent dat echte online vriendschap wél kan, krijgt overigens ook filosofische ruggensteun, en wel van Immanuel Kant. ‘Kant zit in veel opzichten op één lijn met Aristoteles. Hij neemt de driedeling naar typen vriendschap ook over. Alleen is Kants opvatting van karaktervriendschap veel geestelijker. Het fysieke samenzijn is voor hem veel minder belangrijk dan voor Aristoteles. Als er eenmaal zo’n hechte band bestaat tussen vrienden, hoef je niet voortdurend bij elkaar op bezoek te gaan, zegt Kant. Vriendschappen onderhouden per brief raakte in die tijd in zwang. Een soortgelijke vriendschap kan natuurlijk ook via internet bestaan.’

Hoe het ook zij, er is volgens De Mul geen reden tot pessimisme over de invloed van internet op vriendschap. De vluchtigheid van het medium heeft ook voordelen. ‘Vriendschappelijke contacten via internet zijn relatief open en flexibel. Open in de zin dat allerlei zaken wegvallen die in real life vriendschap in de weg zouden staan. Denk aan uiterlijkheden, afkomst, sociale posities. En flexibel, omdat je vrij makkelijk iemands vriend kunt worden. Een muisklik voldoet. En je kunt er ook makkelijk weer mee stoppen.’

Natuurlijk, een karaktervriendschap bouw je er niet mee op – zowel Kant als Aristoteles meent dat die tevens duurzaam moet zijn. Toch gaat het in die vriendschappen om meer dan eigen nut of plezier. Dus wellicht is er toch een vierde vorm van vriendschap aan het ontstaan, mede dankzij nieuwe media. De Mul: ‘De sociologen Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp lanceerden een aantal jaar terug de term “lichte gemeenschappen”. Ze relativeerden daarmee de trend van individualisme waar veel over gesproken wordt. De mens is juist ten diepste een sociaal wezen, zeggen zij, alleen het type gemeenschappen dat wordt gevormd verandert wel. Gemeenschappen worden vluchtiger, het commitment is minder langdurig. Als je vroeger in een dorp woonde, maakte je in principe voor het leven deel uit van zo’n gemeenschap. Tegenwoordig verhuizen mensen gemakkelijker; meer mensen wonen in een grote stad, waardoor het ook makkelijker is van gemeenschap te wisselen. Ik denk dat online contacten in de pas lopen met die ontwikkeling. Net zoals er lichte gemeenschappen ontstaan, ontstaan er lichte vriendschappen.’

Die lichte vriendschappen zijn echter niet louter een internetfenomeen, voegt De Mul daaraan toe. Sowieso verzet hij zich tegen een strikte scheiding tussen de ‘echte’ wereld en de ‘virtuele’ wereld; die lopen in ons leven juist voortdurend door elkaar heen. ‘In het “echte” leven heb je ook talloze lichte vriendschappen. Oppervlakkige contacten zijn van alle tijden. Natuurlijk kun je erover twisten of we dergelijke contacten niet te makkelijk “vrienden” zijn gaan noemen. Facebook is in feite meer een kennissennetwerk dan een vriendennetwerk. Het woord “friend” klinkt heel mooi, alle mensen krijgen er een warm gevoel van. Maar als die vriendschap slechts door één klik tot stand is gebracht en verder niet onderhouden wordt, dan is de term “vriend” toch echt wat te zwaar.’
‘Maar goed, dat is dus meer een semantische kwestie dan een daadwerkelijk probleem. Ik zie geen wezenlijk verschil tussen online en offline contacten. Hooguit is het aantal lichte vriendschappen door sociale media wat groter geworden. De stap om iemand te volgen op Twitter is makkelijker gezet dan om in de kroeg een vreemde aan te spreken. Dus een avondje surfen levert al snel meer nieuwe “vrienden” op dan een avondje stappen.’