Rond de eeuwwisseling maakte ik met mijn toenmalige vriendin een reis van drie maanden door Azië. Onze relatie stond onder zware druk en de trip moest ons nader tot elkaar brengen. We begonnen in Thailand, waar we na dagen vol hitte, gekibbel en een onrustige binnenlandse vlucht aankwamen op een tropisch eiland.
Eindelijk kon het grote genieten beginnen. Een helderblauwe zee, palmbomen, vers fruit en overal glimlachende Thai. Die avond liep ik met mijn vriendin over het strand, met mijn blote voeten in het zachte witte zand, terwijl de zon onderging. Zelden heb ik me zo ongelukkig gevoeld.
Het was me glashelder dat er geen toekomst meer was voor onze relatie en dat gevoel werd nog eens versterkt door de idyllische omgeving. Als ik hier niet blij werd met haar, waar dan wel? Volgens de Romeinse schrijver-filosoof Seneca proberen we op reis iets onmogelijks te doen: aan onszelf ontvluchten. In zijn tijd was reizen voor het plezier een elitaire bezigheid. Sinds de opkomst van het massatoerisme zijn dergelijke overpeinzingen voor iedereen relevant.
De vraag naar de zin en onzin van vakanties maakt deel uit van de worsteling van de moderne mens: een luxeprobleem, maar interessant omdat het veel zegt over wie we zijn. In de geest van Seneca doet filosoof en journalist Marc van Dijk daarom de prikkelende suggestie niet langer te vragen waarheen iemand op vakantie gaat, maar waar hij vandaan wil.
Met mijn Azië-reis is het goed gekomen. We besloten onze relatie te beëindigen en als vrienden verder te reizen. Dat werkte wonderwel, misschien omdat we de pretentie loslieten dat het tussen ons nog wat moest worden. Seneca zou het tevreden hebben aanschouwd. Volgens hem bestaat het ware geluk erin te accepteren wat er gebeurt.
Ik wens u een fijne zomervakantie en ben benieuwd met welke inzichten u terugkomt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees