Het is volgens NRC-columnist Bas Heijne een van de beste boeken van 2010: Een intelligent hart van de Franse filosoof Alain Finkielkraut. Het boek wil laten zien hoe literatuur je helpt om het leven te begrijpen. Aan de hand van romans van onder anderen Philip Roth, Milan Kundera en Fjodor Dostojevski toont Finkielkraut hoe goede verhalen ons iets leren over racisme, over familiebanden of over oorlog.
Filosofie Magazine-redacteur Florentijn van Rootselaar zocht de auteur op en sprak met hem over die morele en existentiële kracht van literatuur. In het gesprek citeert Finkielkraut de Russische schrijver Solzjenitsyn.
‘Wie zou erin kunnen slagen om een bekrompen, eigenwijs menselijk wezen te doordringen van de vreugde en het verdriet van anderen, hem dimensies en misleidingen te laten begrijpen die hij zelf nooit heeft ervaren? Propaganda, dwang, wetenschappelijk bewijs – ze zijn allemaal zinloos. Maar gelukkig bestaat hiervoor toch een middel in onze wereld! Dat middel is kunst. Dat middel is literatuur.’
Een van de veelzeggende romans die Finkielkraut duidt is De eerste man van Albert Camus – toevallig ook een van mijn favorieten. Het boek schetst een ontroerend portret van de jonge Camus die opgroeit te midden van de armoede en het analfbetisme van Algiers en zich met de hulp van een paar goede docenten opwerkt tot de latere Nobelprijswinnaar literatuur. Finkielkraut benadrukt in zijn interpretatie de betekenis van afkomst en familie, en laat heel overtuigend zien hoezeer Camus’ morele oriëntatie is beïnvloed door zijn vader. Maar de roman vertelt veel meer. Ik lees De eerste man in de eerste plaats als een ode aan jeugdige levenslust die zich, ondanks alle ellende, nooit helemaal laat wegdrukken.
Elke goede roman vertelt een goed verhaal over het menselijk leven. Sterker nog, vertelt er meerdere.