De productie van ons eten wordt steeds zichtbaarder, maar de verwerking van onze ontlasting die daarop volgt blijft ver uit zicht. Justine Laurent en Rebeca Ibáñez Martín vinden het de hoogste tijd dat onze poeppraktijken zichtbaar worden gemaakt.
‘Ja, goed, maar hoe krijg je de mensen er dan toe om ook het vuile werk op te knappen?’ ‘Wat voor vuil werk?’ vroeg Oiies vrouw die het niet volgen kon. ‘Vuilnis ophalen, lijken begraven,’ zei Oiie. Shevek voegde eraan toe: ‘kwik delven,’ en had er bijna bij gezegd ‘stront verwerken’, maar het Iotische taboe op eschatologische uitdrukkingen schoot hem weer te binnen. Al in het begin van zijn verblijf op Urras had hij bedacht dat de Urrasti tussen bergen excrement leefden, maar het woord poep nooit in de mond namen. (Le Guin 1975:112)
In dit laatste artikel over het eetbare denken richten we ons op de ‘onmiddellijke toekomst’ van voedsel – uitwerpselen – en nemen we jullie mee naar het toilet en ver daaraan voorbij. Ondanks hun intuïtieve verwantschap gaat het ons niet gemakkelijk af voedsel en stront gezamenlijk te bespreken. En hoe zit dat met poepen en denken? In de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen hebben uitwerpselen beperkte, maar belangwekkende aandacht gekregen. Aandacht die vaak als ‘fascinatie’ geduid wordt, omdat velen hun wenkbrauwe optrekken bij een interesse in poep. Analytisch wordt poep toch meestal met walging en gepaste afstand behandeld. En in de praktijk doen we er alles aan om uitwerpselen te ontwijken, te verdoezelen en met minachting te behandelen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees