Home Sport Voetbalfilosoof

Voetbalfilosoof

Door Jeroen Hopster op 28 mei 2014

Cover van 06-2014
06-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Vrouwenvoetbal is een van de snelst groeiende sporten ter wereld. Ex-profvoetballer en filosoof Martine Prange vindt dat er meer aandacht voor moet komen. ‘Sport kan de maatschappelijke ontwikkeling van meisjes bevorderen.’

Een speerpunt van de voetbalfilosofie van Cruijff: bemoei je niet te veel met de praktijk, tenzij je zelf praktijkervaring hebt. Die les beaamt ex-profvoetballer Martine Prange. Na een voetbalcarrière in de competities van België en Turkije begon ze een tweede loopbaan als filosoof. Prange legde zich toe op de rol van ‘conflict’ in het kosmopolitische denken van Immanuel Kant, maar de kloof tussen theorie en praktijk ging bij haar wringen. ‘Kosmopolitische filosofie gaat over grote vragen: wat is vrede, voorspoed en rechtvaardigheid?’ vertelt Prange in het Amsterdamse café de Jaren. ‘Het kan heel frustrerend zijn om je met zulke grote vragen bezig te houden, terwijl je ver afstaat van de dagelijkse praktijk. Wie ben ik om te zeggen wat een goede definitie van vrede is? Om te beweren dat conflict nodig is voor een vitale samenleving, terwijl ik zelf nog nooit een oorlog heb meegemaakt? Een vrouw in Afghanistan zal zeggen: hou op met je dure theorieën, ik zal blij zijn als die conflicten eindelijk voorbij zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Daarom ging Prange zich meer oriënteren op de praktijk, door te onderzoeken hoe vrede en humanitaire ontwikkeling concreet gestalte krijgen. Dat onderzoek bracht haar terug bij de voetballerij. ‘In 2010 legde de Johan Cruyff Foundation een veldje neer in Johannesburg ter gelegenheid van het WK. Ik vroeg me af: wordt er vervolgens ook voor gezorgd dat meiden daar kunnen voetballen, of blijft het een jongensdingetje? Wij roepen vaak dat we hulp geven aan kinderen in ontwikkelingslanden, maar als je de foto’s bekijkt, dan valt het op dat die kinderen heel vaak jongetjes zijn. Het is juist belangrijk om extra aandacht aan meisjes te besteden: die hebben vaak al een achtergestelde sociale positie. Hoe kan sport hun maatschappelijke ontwikkeling bevorderen? Wat kan voetbal voor meisjes betekenen?’

Met een team van filosofen en antropologen werkt Prange sinds vorig jaar aan het NWO-gefinancierde onderzoeksproject ‘Van voetbalvrouwen tot vrouwenvoetbal’, waarmee ze de maatschappelijke impact van vrouwenvoetbal in kaart brengt. ‘Vrouwenvoetbal is de snelst groeiende sport ter wereld, ook in Nederland is het begonnen aan een enorme opmars. Wat betekent die ontwikkeling voor de emancipatie, integratie en identiteit van meisjes en vrouwen? Als filosoof ben ik geïnteresseerd in menselijke ontwikkeling, in wat mens-zijn betekent. Een menselijk leven leiden, dat is meer dan alleen overleven. Ook het goede leven moet gefaciliteerd worden. Daarin rust een grote verantwoordelijkheid bij de politiek, maar ook maatschappelijke organisaties helpen eraan mee. Bijvoorbeeld voetbalverenigingen: die zorgen ervoor dat mensen zich op sportief gebied kunnen ontwikkelen. Het is heel belangrijk dat die ontwikkeling voor iedereen toegankelijk is – zowel voor meisjes als voor jongens.’
 
Hoe komt het dat voetbal van oudsher een mannensport is?
‘Mannen hebben er alles aan gedaan om vrouwen bij het voetbalveld weg te houden. In de eerste helft van de twintigste eeuw was vrouwenvoetbal best groot, vooral in Engeland, maar ook in Nederland. Het trok publieke belangstelling: in Engeland werden wedstrijden georganiseerd waar tienduizenden mensen op af kwamen. Maar de voetbalbonden, een mannenbolwerk, hebben het de kop ingedrukt. Ze weigerden om mee te helpen met het organiseren van competities, verboden voetbal voor vrouwen zelfs. Daardoor heeft het vrouwenvoetbal een achterstand van vijftig jaar opgelopen, die het nog steeds aan het inhalen is.’
 
Heeft de dominantie van het mannenvoetbal niet te maken met onze natuur: de aard van voetbal past beter bij de aard van de man?
‘Nee, dat vind ik flauwekul. Qua kracht en snelheid hebben mannen een voorsprong op vrouwen, maar dat geldt voor elke sport. Je moet ervoor oppassen de talenten van vrouwen voortdurend met die van mannen te vergelijken. Probeer meidenvoetbal te zien als een sport die in zichzelf waarde heeft, in plaats van het niveau van de meisjes meteen aan dat van de jongens te spiegelen.’
 
Hoe bent u zelf begonnen met voetballen?
‘Op straat – volgens mijn vader liep ik vanaf mijn tweede al met een bal. In de jaren zeventig wilde ik graag een vrouwenteam oprichten bij RKAVIC, maar de club vond dat niet goed. Toen ben ik maar gaan hockeyen. Dat vond ik leuk, maar het deed me verder niets. Vervolgens ben ik weer gaan voetballen bij Buitenveldert – dat is nu de grootste vrouwenclub van Europa, waar het aantal meisjesleden het aantal jongensleden volkomen heeft overvleugeld. Later heb ik in België, waar ik ook filosofie begon te studeren, en in Turkije profvoetbal gespeeld.’
 
Wat is de grootste kloof die in het vrouwenvoetbal moet worden overbrugd?
‘Topsport. Topvoetbal. In de breedte zit het wel goed, Nederland heeft een enorme aanwas van meisjes. De KNVB zal echter moeten beslissen of wij ook internationaal willen aanhaken. Zo ja, dan moet daar geld in worden gestoken, structureel en met een goede langetermijnvisie. In heel Europa is de aandacht voor vrouwensport buitengewoon gering. Het media-aandeel van vrouwensport is ongeveer 5 procent! Dat is volkomen van lotje getikt.’
 
De zondagavonduitzending van Studio Sport zou eigenlijk voor de helft met vrouwenvoetbal moeten worden gevuld?
‘Dat zeg ik niet; van mij mag het ook op een ander tijdstip. Maar het is belangrijk dat er aandacht aan wordt besteed. Pas dan zal het ook bij de mensen gaan leven. Ik snap niet waarom de uitslagen van de BeNe League, de topcompetitie voor vrouwen, niet consequent in alle kranten staan vermeld. Er is soms wel aandacht, maar die is nog niet structureel.’
 
Nederland lijkt hierin geen voortrekkersrol te spelen…
‘Dat is in alle lagen van de samenleving het geval. Nederland heeft zelf het idee dat het een enorm geëmancipeerd land is, maar dat is het niet. In de media wordt sport nog steeds behandeld als iets voor mannen. Net zoals filosofie trouwens. Wat dat betreft doet Turkije het veel beter: daar zit bij elk serieus praatprogramma ook een vrouwelijke hoogleraar aan tafel.’
 
In het project ‘Van voetbalvrouwen tot vrouwenvoetbal’ worden historisch, empirisch en filosofisch onderzoek met elkaar verweven. Prange: ‘Empirische gegevens krijgen pas echt betekenis als je ze in een theoretische context kunt plaatsen. Ik denk dat je alleen een goede theorie kunt bouwen als je ook veel aan conceptuele analyse doet, en dat is een filosofische taak.’ Twee filosofische begrippen waar Prange mee werkt zijn ‘levensstijl’ en ‘creatief conflict’. ‘Het begrip “creatief conflict” heb ik geïntroduceerd, voortbordurend op het werk van Kant. Hij noemt het “ungesellige Geselligkeit”. Antagonisme kan soms goed uitpakken, maar soms ook niet. Wat ik wil uitzoeken: in welke situaties is conflict productief, in welke situaties destructief?’
 
Conflict kan productief zijn?
‘Zeker. Het gangbare idee is dat conflict leidt tot geweld. Maar bij Kant lees je juist dat de samenleving een zekere mate van conflict nodig heeft. Als we alle conflictsituaties uitbannen, komen we terecht in wat Kant een arcadische toestand noemt, een situatie waarin mensen niet langer hun eigen kwaliteiten ontwikkelen. Bepaalde vormen van conflict, de weerstand die mensen ondervinden, dragen er juist aan bij een vitale en pluralistische samenleving te creëren.’
 
Welk conflict springt in de voetballerij in het oog? Jongens tegenover meisjes?
‘Dat is niet het enige. Denk ook aan het spel zelf: de weerstand die je als sporter in een wedstrijd ondervindt. Weerstand heb je nodig om jezelf beter te maken; het is een kernbegrip van topsport. Als voetballer zul je alleen je handelingssnelheid verbeteren als je constant onder druk staat. Het niveau van welke sport dan ook is afhankelijk van de weerstand die de sporter ondervindt. Een topsporter zal dus juist naar weerstand op zoek gaan.’
 
Een ander belangrijk begrip binnen uw project is ‘levensstijl’. Wat bedoelt u daarmee?
‘Dat begrip is afgeleid van Nietzsche; hij noemt het “stijl”. Stijl is voor hem een manier om conflict te beheersen. Niet alleen een conflict tussen jou en mij, maar ook innerlijk conflict. Bij Kant worden conflicten beheerst door wetten: wij hebben ons te houden aan de morele en aan de constitutionele wet. Conflicten mogen er zijn, totdat ze de grenzen van de wet overschrijden. Ik vind die opvatting niet zo bevredigend, want volgens mij zijn er ook andere manieren om conflicten te beheersen. Nietzsche schetst zo’n alternatief: we kunnen een innerlijk conflict beheersen door er uitdrukking aan te geven, door onszelf op een bepaalde manier te stileren.’
 
Welke levensstijl is kenmerkend voor voetballende meisjes?
‘Veel meiden die wel meedoen aan straatvoetbal, sluiten zich niet aan bij een voetbalvereniging. Dat kan te maken hebben met hun religieuze achtergrond. In Nederland zijn we geneigd om te denken: islam betekent hoofddoekjes, en die staan gelijk aan onderdrukking. Het laatste wat we verwachten is dat islamitische meisjes eigenlijk heel graag willen voetballen. In plaats van hoofddoekjes en voetbal als twee tegengestelden te zien, benader ik het liever als een creatieve botsing. De vraag naar voetbal onder moslimmeisjes is enorm. Maar veel meisjes willen niet dat hun vader, broer of neef over hun schouder meekijkt, dus sluiten ze zich niet aan bij een club. Wat we vervolgens onderzoeken: is dat een manier om zichzelf af te scheiden van de Nederlandse samenleving, of draagt het juist bij aan de integratie?’
 
Ten slotte het aankomende WK. Wat is uw prognose?
‘Brazilië maakt een goede kans om te winnen, Duitsland ook. Toch weer dezelfde landen als voorheen. Dan heb je misschien nog Chili of Uruguay als outsiders. Het is natuurlijk op het Zuid-Amerikaanse continent, dat maakt het lastig voor Europese ploegen. Ik vrees dat Nederland er in de eerste ronde uit ligt.’