Home Verkiezingsdebat: socialisme vs liberalisme

Verkiezingsdebat: socialisme vs liberalisme

Door Ivana Ivkovic en Leon Heuts op 25 oktober 2006

09-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

'Nederlanders zijn weinig politiek geïnteresseerd, het is een tevreden natie, zolang men het idee heeft dat de zaakjes goed geregeld worden'.
– 'Of een cynische natie.'
VVD-penvoerder Luuk van Middelaar en SP-senator Ronald van Raak debatteren over de ideologische verschillen achter de verkiezingsprogramma's.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een mooie oktobernazomerdag in Den Haag. In het leeskabinet van de Eerste Kamer plachten de senatoren een glas te drinken en wat te lezen na een dag werk.Vandaag dient het als decor voor een debat tussen twee jonge partij-ideologen van respectievelijk de SP en de VVD. Filosoof en historicus Ronald van Raak, directeur van het wetenschappelijk bureau van de SP, senator, en – zeer waarschijnlijk – aanstaand lid van de Tweede Kamer ontmoet er Luuk van Middelaar, eveneens filosoof en historicus, penvoerder van het huidige VVD-verkiezingsprogramma, en ambtelijk secretaris van de commissie die vorig jaar het nieuwe beginselenprogramma van de liberalen presenteerde – het Liberaal Manifest. Het vooraf gegeven doel: het uitdiepen van de verschillen tussen het hedendaagse socialisme en liberalisme.

Wat schuilt er achter de verkiezingsprogramma’s, die de komende weken worden verdedigd door lijsttrekkers, aan verschillen in de rol van de burger en de staat, in opvattingen over vrijheid en publieke ruimte tussen de twee stromingen die – samen met de christelijk geïnspireerde politiek – het hedendaagse politieke landschap domineren?

Het debat begint met het thema burgerschap en de rol van de staat daarin. Burgers, stelt de VVD in het Liberaal Manifest, moeten niet slechts zo veel mogelijk met rust worden gelaten door de staat die normen en regels oplegt. Het klassieke liberalisme, waarin deze ‘negatieve vrijheid’ nog werd uitgedragen, is te mager om een samenleving te kunnen dragen. De opstand van de fortuynisten, en het uiteenspatten van de multiculturele droom laten zien dat er duidelijke regels en normen nodig zijn. Er is een invulling van burgerschap nodig, pas dan kunnen burgers echt vrij zijn en op actieve wijze participeren in de samenleving. En die normen krijgen een symbolisch karakter door – bijvoorbeeld – een naturalisatiedag. Daartegenover stelt de SP dat die normen weinig waard zijn, als de burger niet kan participeren omdat hij geen werk of goede scholing heeft. Bovendien: in hoeverre kan de burger de overheid ter verantwoording roepen als diens taken worden geprivatiseerd?   

Filosofie Magazine: In een bijdrage aan de bundel Ruimte op rechts? Conservatieve onderstroom in de Lage Landen beschrijft Luuk van Middelaar de dubbele rol van de burger. De burger is niet alleen een bourgeois, die wil dat de staat er voor zorgt dat er ordentelijk handel kan worden gedreven en zich verder zo min mogelijk bemoeit met privézaken. Hij is ook een citoyen, een actieve burger die vindt dat de staat de taak heeft dat de wil van het volk in wetten wordt weerspiegeld. Hij noemt dat een ‘republikeinse inkleuring van het klassieke liberalisme’. Maar in de meeste verkiezingsprogramma’s draait het weer om economie en werk. Tamelijk bourgeois.

Van Middelaar: Dat klopt. Maar burgerschap blijft belangrijk, niet alleen voor de liberalen, maar bij alle partijen. Neem de immigratiepolitiek, hét voorbeeld van heftige nationale publieke debatten; we hebben in de zaak-Hirsi Ali zelfs een week met het hele land gepraat over één paspoort. Dat geeft aan dat nationaliteit alleen al symbolisch een ongelofelijk belangrijke kwestie blijft. Het verkrijgen van een paspoort is blijkbaar meer dan een papieren formaliteit: het is ook een symbolische markering dat je een Nederlander wordt. Daarom het initiatief van minister Verdonk – in navolging van Van Boxtel – voor een Nationale Naturalisatiedag. 

Van Raak: Het is goed dat je burgers vraagt om mee te denken, om beleidskeuzes te maken. Dan ben je immers een burger die verantwoording neemt. Maar hoe kun je als burger verantwoording nemen als de markt een grote invloed heeft? Dan maak je van de kiezer een consument. Die kan dan alleen met de voeten stemmen. Neem de zorg, die steeds verder privatiseert. Als een ziekenhuis niet deugt, dan is het lastig om op de publieke verantwoording van dat ziekenhuis te wijzen. Je kunt slechts een ander ziekenhuis nemen, Maar soms is zelfs dat niet mogelijk. Je kunt niet een andere trein nemen dan die van de NS. Als de markt een grote invloed heeft, dan geldt een ander soort burgerschap. Die van de consument. Ben je het daarmee eens?

Van Middelaar: Ja, maar dat wil niet zeggen dat de VVD vindt dat de liberalisering te ver is doorgeschoten. In het Liberaal Manifest wordt weliswaar gesteld dat de staat een grotere rol moet spelen in marktregulering, maar dan gaat het met name om organisaties die nu zowel publiek als privaat zijn. Die liggen in een no man’s land waar niemand bij kan. Dat wil niet zeggen dat die organisaties weer gerenationaliseerd moeten worden.  Het kan ook betekenen dat er duidelijk moet worden gekozen voor de markt.

Van Raak: Maar als je kiest voor marktwerking dan stel je toch grenzen aan de publieke verantwoording die een burger kan nemen? Neem het openbaar vervoer: als je ervoor kiest om het te privatiseren, dan kan een burger er niemand op aanspreken als het niet blijkt te deugen. Regel je dat via de overheid, dan kun je als burger een beroep doen op  volksvertegenwoordigers. Je kunt actie voeren, je kunt de minister aanspreken…

Van Middelaar: Keuzes als privatisering worden gemaakt in een publiek debat, in het parlement. De politiek gaat over de regels van de samenleving als geheel. Als er wordt besloten dat de streekbus wordt geprivatiseerd, dan is dat democratisch besloten. Daarmee zeg ik niet dat ik per se voor meer marktwerking ben in de publieke sector. Het zou alleen goed zijn als we nadenken over welke dingen we publiek vinden en welke niet. 

Blokjes kaas

Filosofie Magazine: In datzelfde artikel van Van Middelaar lezen we dat de VVD streeft naar een ‘niet-etnische’ invulling van burgerschap. Nu is het onvermijdelijk dat burgerschap een nationale invulling krijgt, al is het maar in formeel-juridische zin. Maar onder VVD-minister Verdonk gaat het een stuk verder. Nationale naturalisatiedagen, compleet met blokjes kaas… dat laatste behoort eerder tot de folklore.

Van Middelaar: Dat is een klassiek dilemma voor elke natiestaat. Elke politieke gemeenschap die zichzelf definieert ten opzichte van andere naties, zit in die spanning tussen concreet burgerschap en een meer formeel of universeel idee van burgerschap. Daar ontkom je niet aan. Kiezen voor een van beide uitersten is onhoudbaar. Het formele idee is zo leeg dat je je er als individu niet mee kunt identificeren. Het biedt geen gedeelde geschiedenis, of een idee van een gedeelde toekomst. Extreem etnische opvattingen van burgerschap zijn daarentegen gewoon eng, in de dubbele betekenis van het woord.

Ik denk dat er vormen van nationalisme zijn die de spanning tussen dat formele en het concrete wél vruchtbaar weten te maken, zoals het Amerikaanse of het Franse nationalisme. Volgens die vormen kan ‘iedereen’ een Amerikaan worden, of ‘iedereen’ een Fransman. Dat zijn typisch niet-etnische vormen van nationalisme die open zijn. Ze zijn in staat om immigranten op te nemen, en tegelijkertijd die immigranten te binden aan nationale kwesties als wat het is om, bijvoorbeeld, Amerikaan te zijn. 

Filosofie Magazine: Ronald van Raak, in opinieartikelen benadruk je vaak het belang van een ‘publieke moraal’ en ‘gedeelde waarden’. We kunnen ons voorstellen dat een formele invulling van burgerschap ook voor jou te weinig zou zijn. 

Van Raak: Zeker. Daarom vind ik een naturalisatiedag als symbool mooi. Je verwelkomt iemand. Maar wat het Nederlanderschap is, moeten mensen zelf invullen. Waar het mij om gaat is dat mensen deelnemen aan het politieke en maatschappelijke proces, en dan als vanzelf een onderdeel worden van Nederland. Wat Nederland dan is, is de uitkomst van politieke strijd. Dat wil niet zeggen dat er geen regels zijn, maar elke groep zou ook die regels ter discussie moeten kunnen stellen. Dus moeten kunnen vragen: waarom wordt in Nederland op deze manier de parlementaire democratie, de rechtsstaat, of de markteconomie ingericht? Je moet voortdurend nadenken over die fundamentele regels, zoals socialisten altijd de economische ordening van Nederland bekritiseren.

Luuk wil dat de voorwaarden voor de parlementaire democratie worden bepaald. Ik wil graag dat mensen worden gemobiliseerd. Dat ze enthousiast worden om mee te denken over politieke en maatschappelijke kwesties. Het is niet voldoende om regels op te stellen die burgerschap mogelijk maken, dat is eigenlijk maar stap één. Burger moet je worden.

En je kunt niet door een regel, of door een ceremonie als een inburgeringdag, tot burger worden gemaakt. Burger word je als je de kans krijgt je te ontwikkelen. Goed onderwijs, politieke vorming. We hebben in Nederland heel mooi formeel vastgelegd wat onze rechten en plichten zijn, maar daar hoort nog iets bij. Je vraagt veel van mensen als je wilt dat ze in onze ingewikkelde samenleving participeren. Er is kennis over hoe de instituten in Nederland werken voor nodig, en onderwijs om als burger daar aan deel te kunnen nemen. Dat is de bron van publieke moraal. 

Filosofie Magazine: Maar heeft het zin om pas te praten over burgerschap en publieke moraal als mensen zich hebben ontwikkeld? Werkt dat niet eerder betuttelend dan emanciperend?

Van Raak: Alle burgers hebben formeel dezelfde rechten. Maar die rechten liggen als het ware in een laatje. Je moet er nog iets mee doen. Je moet je laten horen als je het ergens niet mee eens bent. Als er in jouw buurt huizen worden afgebroken, waarvan jij denkt ‘dat zijn prima huizen’, om er duurdere voor in de plaats te zetten, dan moet je je stem laten horen.

Van Middelaar: Ja, maar de vraag was of mensen zelf moeten bedenken of ze het goed vinden dat die huizen worden afgebroken, of dat je dat moet uitleggen. 

Van Raak: Mensen moeten weten dat dat laatje er überhaupt is.

Van Middelaar: Ben je voor stemplicht?

Van Raak: Nee, ik ben absoluut niet voor stemplicht. Ik ben er tegen om mensen iets te verplichten.

Van Middelaar: Ik denk er precies andersom over. Ik vind dat mensen zichzelf moeten mobiliseren, maar stemplicht wil ik best overwegen. Dan geef je mensen het minimumzetje dat nodig is, en vervolgens laat je ze vrij in de manier waarop ze aan die stem uitdrukking willen geven.

Van Raak: Ik vind het te abstract. Ook met stemplicht zul je nog steeds evenveel mensen tegenkomen die zeggen: ‘Daar in Den Haag, dat zijn zakkenvullers, die luisteren nooit.’

Het is juist de afkeer van de politiek die we moeten bestrijden. Ik zeg altijd tegen die klagers: ‘Jullie hebben zelf gekozen voor die zakkenvullers. Dan had je maar andere mensen moeten kiezen. Of je moet zelf in actie komen.’ En zolang die passiviteit er is…

Van Middelaar: Maar dat is iets anders. Er is een groot verschil tussen passiviteit en zich afkeren. Nederlanders zijn inderdaad weinig politiek geïnteresseerd, het is een tevreden natie, zolang men het idee heeft dat de zaakjes goed geregeld worden…

Van Raak: Of een cynische natie.

Van Middelaar: Als je van politiek houdt, is die passiviteit wel eens jammer. Maar je moet ervan uit gaan dat mensen heel goed zelf weten op welk moment het genoeg is en ze massaal in de benen moeten komen. En als het echt nodig is, dan gebeurt het ook. De periodes van rust zijn nu eenmaal dominant in de Nederlandse geschiedenis van na 1850.

Van Raak: Een saaie politiek is inderdaad een zegen. Het is een teken dat het goed gaat. Maar mensen zijn niet tevreden over de politiek. Die rust is nu schijn.

Van Middelaar: In Nederland is er altijd een ontevreden tevredenheid. Men moppert altijd wel een beetje. Maar dat is doorgaans niet genoeg om massaal tot actie over te gaan.

Ik heb zo veel vertrouwen in de common sense van de kiezers dat ik denk dat ze echt wel in actie zouden komen als er iets is. Vier jaar geleden, tijdens de verkiezingen vlak na de moord op Fortuyn, was zo’n moment. Toen politiseerde de samenleving, iedereen sprak over politiek. Dan doet politiek er even toe. De onvrede over immigratie en politieke representatie balde zich samen. Toen kwamen allerlei mensen stemmen die het tijdenlang niet of zelfs nooit hadden gedaan. Maar nu is dat moment van politisering weer wat weggezakt en hebben de dingen weer hun gewone loop genomen. Ik zeg niet dat ik daar blij mee ben, want dat probleem van politieke representatie is helemaal niet zo goed opgelost. Maar het systeem is niet in staat om daar wat aan te doen. We moeten voorzichtig zijn iets af te dwingen wat niet gaat. 

Van Raak: Maar waar komt dat representatieprobleem vandaan? Tijdens het Europese grondwetreferendum, toen bijna alle politieke partijen, vakbonden, ontwikkelingsorganisaties en milieuorganisaties – zeg maar heel representerend Nederland – vóór was, bleek de achterban fel tegen. Dat geldt ook voor de sociale zekerheid. Alle liberale partijen, van de VVD tot GroenLinks, zeggen dat de sociale zekerheid moet worden aangepast, terwijl mensen dat eigenlijk helemaal niet willen. Je merkt op veel punten dat representerend Nederland een andere kant op wil dan de achterban. Als jouw idee van een vrije en redelijke burger zou bestaan, dan zouden mensen nu in opstand zijn gekomen. Dat is helemaal niet zo. Veel mensen zijn cynisch geworden, maar het probleem is er nog steeds.

Farce

Filosofie Magazine: Laten we het over vrijheid hebben. Ronald van Raak, je schrijft in een opiniestuk dat vrijheid niet het begin, maar het ‘eindpunt’ moet zijn van politiek. Het VVD-liberalisme zou in dat opzicht ‘blind’ zijn.

Van Raak: Het is vrij simpel: je bent in Nederland niet vrij als je geen goede scholing hebt. Je moet een fatsoenlijke huisvesting hebben, je moet werk hebben. Voor een grote groep mensen in de samenleving bestaat vrijheid nu gewoon niet. Als je geen scholing hebt gehad, als je in een verkeerde buurt woont en als je geen eerlijke kans hebt op werk, is die vrijheid een farce.

Van Middelaar: De VVD beschouwt vrijheid juist niet als het eindpunt. De samenleving moet voorwaarden scheppen om mensen als individu vrij te kunnen laten zijn. Punt. Dat is niet het eindpunt, want vervolgens begint het leven pas. Je moet niet alles voor mensen gaan organiseren en verstikken.

Van Raak: Dat ben ik met je eens. Maar bij mij in de buurt wonen moeders met kinderen die niet eens een fatsoenlijk dak boven hun hoofd hebben. Voor hen is die formele vrijheid een farce.

Van Middelaar: Welke formele vrijheid? Jij maakt een farce van mijn standpunt. We zijn toch in dit land allemaal voor leerplicht, en voor geld voor scholen en ziekenhuizen en sociale voorzieningen als de bijstand? Waar hebben we het over?

Van Raak: De afgelopen jaren zijn veel mensen in Nederland veel minder vrij geworden.  Herkeurde WAO-ers die naar de bijstand zijn gegaan zijn minder vrij geworden.  Mensen die door liberalisering van woningbouwverenigingen hun huur niet meer kunnen betalen, zijn minder vrij. Je kunt wel zeggen dat je voor vrijheid bent, maar dan moet je niet een beleid gaan voeren waardoor veel mensen in hun vrijheid worden beperkt. In dat opzicht is het liberalisme van de VVD blind.

Van Middelaar: Nu doe je net alsof mensen die minder geld overhouden, omdat ze bijvoorbeeld meer huur moeten betalen, ‘minder vrij’ zijn. Terwijl zo’n maatregel als de huurliberalisering is genomen vanuit een meer omvattend perspectief – met het oog op de gehele woningmarkt, want die is verstopt. Mensen stromen niet door. Om dat nou op individueel niveau te reduceren tot ‘meer’ of ‘minder’ vrij…

Het probleem met vrijheid is: hoe ver wil je het oprekken? Wanneer wordt het betekenisloos? Jij vindt dat mensen zich moeten emanciperen, zich moeten mobiliseren, en dat onderwijs en vorming daartoe moeten bijdragen. Jij noemt vrijheid het eindpunt van de politiek. Maar dat is geen vrijheid meer, want dan heb jij van tevoren bedacht wat het goede leven behelst. Vervolgens moeten mensen al die vakjes aankruisen en dan zijn ze pas vrij.

Van Raak: Dat is niet waar. Ik wil niet bepalen wat mensen moeten gaan doen. Ik wil dat mensen in de benen komen als ze problemen hebben. Wat ze dan gaan doen en welk besluit er dan moet komen, wacht ik met veel interesse af.

Van Middelaar: Toch gaat die invulling een stuk verder dan bij mij. Je moet altijd heel terughoudend en argwanend zijn in hoeverre politiek mensen vrij kan maken. Je kunt mensen niet tegen hun zin in emanciperen.

Van Raak: Gedwongen emancipatie is een contradictie in terminis. Dat kan niet. Emancipatie is iets van de groep zelf. Je kunt mensen niet dwingen tot emancipatie.

Van Middelaar: Emancipatie betekent letterlijk ‘iemand uit de bond halen’, dus dat kan zeker tegen iemand zijn zin. Natuurlijk is vrijheid meer dan eerlijke kansen bieden. Daar hoort inderdaad goed onderwijs bij, of het bestrijden van discriminatie. Kortom, zaken die we positieve vrijheid noemen: de vrijheid om te kunnen werken, of leren. Maar voorzichtigheid is geboden.

Filosofie Magazine: Luuk van Middelaar, je wilt een nieuwe invulling van het begrip vrijheid ontwikkelen die voorbij gaat aan de negatieve vrijheid van het klassieke liberalisme. Je noemt dat publieke vrijheid.

Van Middelaar: Een goed voorbeeld is Rita Verdonk die wilde dat een imam haar een hand gaf, terwijl hij dat weigerde. Dan zeggen mensen als Femke Halsema: ‘Dat is toch schandalig, want daarmee dringt de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie een bepaald beeld op van hoe wij in Nederland met elkaar omgaan.’ Ik vind dat niet de goede manier om naar het probleem te kijken. Elkaar de hand geven in de openbare ruimte is typisch iets dat hoort bij burgerschap. De handdruk bekrachtigt dat alle mensen in Nederland, van welke afkomst dan ook, onderdeel zijn van een gemeenschap van burgers en een aantal democratische waarden delen, waaronder gelijkheid van man en vrouw. Die complexe omgangsvorm is de publieke vrijheid. Het gaat daarbij niet om de verhouding die je hebt tot de staat – zoals bij negatieve vrijheid – maar om hoe wij als burgers in deze samenleving vrij kunnen zijn.

Van Raak: Ik spreek veel met allochtone gezinnen, dus niet met de vertegenwoordigers ervan. Dan gaat het nooit over islam, en dan heb ik het nooit over de hoofddoek. Het gaat al helemaal nooit over handen schudden. Dat is eigenlijk nooit een probleem. Die gesprekken gaan er altijd over dat ze in een betere buurt zouden willen wonen, dat ze het belangrijk vinden dat hun kinderen Nederlands spreken en naar een goede school gaan omdat ze het beter moeten krijgen dan zij zelf. Die sociaal-economische problemen vallen er in discussies over religie en integratie altijd buiten. Terwijl het daar moet beginnen. Als goede scholing en deelname aan de arbeidsmarkt zijn geregeld, dan is een probleem als het schudden van handen, of het dragen van hoofddoekjes louter symbolisch. Dan ben je gewoon een deel van de Nederlandse samenleving.

Van Middelaar: Ik vind het gemakkelijk om te zeggen dat handen schudden ‘alleen maar symbolisch’ is. Politiek is voor een groot deel symbolisch.

Van Raak: Maar omgangsvormen impliceren een vooropgelegde moraal. Volgens mij moeten we meer het debat aangaan over welke waarden we in Nederland met elkaar delen. Dan vloeien daar vanzelf de fatsoensregels uit. Eerst de waarden, dan de normen. Als je met de eis van handen schudden begint, dan begin je met de normen. Je kunt elkaar wel een hand geven, maar je begrijpt nog even weinig van elkaar als voorheen.   

Van Middelaar: Het is juist precies andersom. Politiek moet gaan over normen. Wetten, regels, spelregels, hoe je het ook wilt noemen. Je ziet dat ook in opvoeding. Daar begin je ook altijd met normen. Je zegt eerst tegen je kinderen: ‘eerst plassen dan handen wassen’. Dat is de norm. Daarna leer je ze wat de waarde ‘hygiëne’ is. Je kunt het ook anders bekijken: gedeelde waarden zijn geen voldoende voorwaarde voor gedeelde normen. Wij kunnen precies dezelfde waarden delen, en elkaar toch besodemieteren in bijvoorbeeld een handelingstransactie. Andersom geldt het ook: we kunnen totaal verschillende waarden hebben en toch met elkaar zaken doen. Waarden zijn zo rekbaar. Het CDA is bijvoorbeeld dol op family values, maar wat zijn dat? Familiewaarden kunnen je ertoe brengen je zieke moeder in huis te nemen. Maar familiewaarden kunnen ook reden geven het vriendje van je dochter neer te schieten omdat ze geen vriendje hoort te hebben. Daar heb je niet zoveel aan. Het gaat om normen. Die normen zijn veel harder, die zijn beter na te leven.

Schaken en voetbal

Filosofie Magazine: Politiek filosofe Hannah Arendt schrijft dat een publieke ruimte pas kan ontstaan op het moment dat mensen zich uitspreken. Pluraliteit is daarbij essentieel, anders kan je ook moeilijk spreken van ‘ruimte’. Op het moment dat er een sterke nadruk wordt gelegd op de staat, op veiligheid, op normen, lijkt dat eerder een ‘publieke ordening’ dan een ‘publieke ruimte’.

Van Middelaar: Ordening is een voorwaarde voor vrijheid. Vervolgens kan het politieke spel – met alle tegenstrijdige meningen en opvattingen – beginnen. Die metafoor van het spel vind ik treffend. De regels maken het mogelijk dat binnen de orde van het spel iedereen vrij is. Zonder die regels is er totale anarchie. Regels zijn dus belangrijk, omdat ze mogelijk maken dat er een articulatie is tussen vrijheid en orde. Dat is naar mijn idee de essentie van de moderne vrije samenleving.

Van Raak: Dat is interessant. Laten we het met schaken vergelijken. Jij zegt: laten we er voor zorgen dat er een schaakbord is, dat er stukken zijn, en regels. Dat zijn de voorwaarden voor vrijheid, want dan kan iedereen zijn spel spelen. Ik zeg: mensen moeten eerst nog leren schaken. 

Van Middelaar: Ik heb er nog nooit aan gedacht om dit voorbeeld aan schaken op te hangen. Ik denk altijd aan voetballen. Jij maakt het spel zo moeilijk dat je allerlei politici nodig hebt om aan de burgers uit te leggen hoe ze moeten spelen. Maar met voetbal leg je een bal in de ruimte, en daar geeft vanzelf iemand een trap tegen.

Van Raak: Nee, dat gebeurt helemaal niet vanzelf. Mensen gaan naar de bal kijken, want ze weten niet wat er gaat gebeuren. Politici moeten de aftrap geven. Vervolgens bepalen we met z’n allen hoe we het spel gaan spelen.

Ivana Ivkovic en Leon Heuts