Home Verbijsterd!

Verbijsterd!

Door Wouter Kusters op 22 juni 2016

Verbijsterd!
Cover van 07/08-2016
07/08-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Echte verwondering is verbijstering, vindt Wouter Kusters.  Die laat de geest in verwarring achter over het raadsel van ons bestaan.

Volgens menig inleidend filosofieboek en college wijsbegeerte begint filosofie met verwondering. Het zou daarbij niet gaan om alledaagse verwondering of verbazing, zoals over de vraag waarom de postbode te laat is of het stoplicht zo lang op rood staat. Filosofische verwondering gaat dieper en is meeromvattend. Ze zou haaks staan op de praktijk van alledag, waarin mensen de dingen doen zoals ze gewend zijn, zoals ze die aangeleerd hebben, zoals het hoort. Wanneer je je afkeert van de vanzelfsprekendheden en stilstaat bij de loop der dingen, kun je in de gemoedstoestand komen van de filosofische verwondering. Hieruit kan bezinning voortkomen, reflectie, een nieuw perspectief en uiteindelijk een nieuwe, betere praktijk.

Aldus het beeld zoals geschetst bij cursussen ‘ethiek op de werkvloer’ en in folders voor filosofische retraiteweekends en denkvakanties. Maar wat houdt filosofische verwondering eigenlijk in? Waar is in onze tijd de verwondering nog te zoeken? En kent verwondering ook schaduwzijden?

Wie verwondering als beginpunt van filosofie ziet, beroept zich vaak op Plato. In de dialoog Theaetetus laat Plato de hoofdpersoon op zeker moment vertwijfeld uitroepen: ‘Bij de goden, Socrates, wanneer ik over deze dingen denk, raak ik de weg kwijt in verwondering, en soms als ik ze overdenk, laat dat mijn geest in verwarring achter’, waarna Plato Socrates de bekende uitspraak laat doen: ‘Dit gevoel van verwondering laat zien dat je een filosoof bent, want verwondering is het enige begin van filosofie…’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Soms wordt ‘verwondering’ inderdaad opgevat als het ‘enige begin’ van filosofie en kennisverwerving. Maar vaak wordt verwondering alleen gezien als een eerste prikkel, die weliswaar te denken geeft, maar zelf geen denken is. De aanvankelijke verwondering zouden we in de praktijk van filosofie en kennisverwerving beter kunnen vergeten. Want wanneer we ons enkel waren blijven verwonderen over de zon en de maan, vallende appels en vallende stenen, dan waren we nooit zo ver gekomen als waar we nu zijn, met al onze inzichten, ontdekkingen en uitvindingen. Als je het op deze manier bekijkt, is verwondering slechts een nog-niet-begrijpen, een naïeve gemoedstoestand die kan en moet worden opgeheven zodra men verklaart, begrijpt, en waar nodig ook ingrijpt.

Cornelis Verhoeven stelde in 1967 in zijn veelgeprezen en bewonderde werk Inleiding tot de verwondering dat verwondering de basis is van filosofie: ‘In haar minimaalste en meest essentiële gedaante is de wijsbegeerte alleen maar het grondig uitspreken van een verwondering, telkens opnieuw.’ Volgens Verhoeven doen we met de schets van net zowel de filosofie als de wetenschap tekort. De filosofie, omdat we haar reduceren tot niet meer dan commentator van wetenschappelijke of maatschappelijke ontwikkelingen of scheidsrechter bij argumentatieve disputen. Maar filosofische verwondering is meer dan kinderlijke verbazing of een voorstadium van echte kennis. We miskennen haar wanneer we haar enkel ten dienste stellen van kennisproductie, alsof daar alles om zou gaan. De wetenschap doen we ook tekort, want in wezen steunt zij wel degelijk op een voortdurende verwondering over de wereld. Volgens Verhoeven motiveert en inspireert verwondering het wetenschappelijk zoeken naar nieuwe gezichtspunten, vragen, twijfel en verdieping. De zogenoemde wetenschappelijke uitkomsten, waarheden en (technologische) producten zouden eerder een bijproduct zijn en niet kenmerkend voor haar drijfveer.

Maar hoewel wetenschap eigenlijk zou moeten draaien om twijfel en onzekerheid, vanuit een open geesteshouding van verwondering, is tegenwoordig de wetenschap niet langer de meest voor de hand liggende plek om verwondering te zoeken. In onze tijd van efficiëntie, resultaatgerichtheid en controle moet bij wetenschappelijke projecten de relevantie van de uitkomsten van tevoren bekend zijn, het liefst ook de verwachte resultaten, alsmede de technologische vernieuwingen of verbeteringen waar het onderzoek toe moet leiden. Hoewel toekomstig wetenschappers nog steeds een onbevangen nieuwsgierigheid en verwondering dienen uit te stralen, eist het competitieve wetenschapsbedrijf dat deze ondergeschikt worden gemaakt aan meetbare resultaten en kwantificeerbare opbrengst.

Cursus in wonderen

Omdat ogenschijnlijk ‘de wetenschap’ vooral de wonderen de wereld uit helpt, is het niet vreemd dat andere aanbieders van zich laten horen. Vele niet-wetenschappelijke teksten, cursussen en televisieprogramma’s zinspelen erop dat zij de consument een gevoel van verwondering kunnen bieden en inzicht en wijsheden kunnen leveren die de wetenschap niet kent. Zo bestaat er een therapeutisch centrum dat ‘De Verwondering’ heet, waar je leert je aandacht op het hier en nu te richten. Je kunt je er onthechten van je identificaties, je kunt er mindfulnesstrainingen volgen en ze bieden ook een ‘cursus in wonderen’ aan. De website zegt: ‘Deze cursus gaat om het ontwaken in liefde en waarheid. Een mooiere cursus is niet mogelijk.’ Het is goed mogelijk dat deelnemers aan dergelijke cursussen inderdaad uit vaste, gesloten zelfbeelden en wereldbeelden worden losgeweekt; dat ze leren zich te bevrijden van ingesleten gewoontes en patronen; dat ze uitbreken uit wat Charles Taylor het ‘omsloten zelf’ noemt en zich passief openstellen voor de wereld, voor zichzelf, de ander en… voor de verwondering. Helaas echter biedt dergelijke ‘spirituele’ verwondering – anders dan filosofische verwondering – weinig doordachte, nogal stellige antwoorden op vragen die uit verwondering voortkomen: het leven zou intrinsiek goed en waardevol zijn en de afgrond in onszelf, zoals beschreven door filosofen als Nietzsche, Kierkegaard en Sartre, wordt bij dergelijke cursussen ingevuld met een zoetsappig verhaal over het licht, de waarheid en het geluk dat deze brengen.

Dergelijke aanbieders spelen in op de vraag naar verwondering en het verlangen naar zin en betekenis in een moderne, door de wetenschap onttoverde wereld waar verwondering niet langer vanzelfsprekend is. Veel mensen vinden dergelijke bemiddelaars van verwondering overbodig. Denken kunnen we zelf wel en voor verwondering is geen cursus of inleider nodig. Menigeen gaat zelf op zoek naar verwondering in de natuur. Even de stad uit, weg van sleur en werk, het bos in, waar de mens met z’n heisa, z’n opwinding en drukdoenerij nog niet zo’n sterk stempel op heeft gedrukt. In bos-, duin- en heidelandschap kan de geest vrijuit waaien, stormen en tot stilstand komen. Daar is nog niet elke beweging gepland, voorspelbaar of beheersbaar. En daar, in de levende natuur schouwen we in verwondering een eeuwig wonderlijk samenspel van ontstaan, groei en verval; eten en gegeten worden; vrijheid en wetmatigheid; toeval en doelgerichtheid. Een trektocht door het Alpenlandschap of een voetreis naar Santiago de Compostella biedt – althans volgens de natuurliefhebbers – meer mogelijkheden voor verwondering dan een ‘cursus in wonderen’ of een college wetenschapsfilosofie.

Duizeling

Maar leiden wetenschappelijke onderzoekingen, wandeltochten en cursussen spiritualiteit eigenlijk wel naar de filosofische verwondering van Plato en Cornelis Verhoeven? Misschien is voor de filosofische verwondering nog iets anders nodig. Iets wat je niet actief kunt zoeken, maar waardoor je passief wordt overvallen of overrompeld. Verhoeven noemt dit de verbijstering: ‘Verbijstering is de verwondering in haar sterkste vorm. Inleiden tot verwondering is daarom ook inleiden in de verbijstering, in de verbijstering storten.’ Deze verbijstering – ook in haar draaglijker, verdunde vorm van verwondering – kan worden uitgedrukt in de onoplosbare paradox dat alles is zoals het is en niet anders, maar net zo goed alles anders had kunnen zijn. Het is verbijstering omdat alles verandert en verdwijnt, maar er tegelijk een eeuwige wederkeer van hetzelfde rondcirkelt. Het is verbijstering over de kloof tussen enerzijds het oneindige rijk der mogelijkheden, verborgen achter elk woord, elk ding, elke identiteit, en anderzijds de afgrond van het niets, waardoor alles ten diepste betekenisloos is.Het is verbijstering over de onmogelijke gedachte dat ik in de wereld ben, maar evengoed de wereld in mij zit. Verbijstering is de onvoorstelbare duizeling, de onverwoordbare stemming waar dit soort paradoxen, deze bronnen van verrukking, verwondering en reflectie uit voortkomen.

In het alledaags gebruik van het woord ‘verwondering’ ligt nog een zekere afstandelijkheid. We verwonderen ons over zaken die buiten ons of tegenover ons geplaatst zijn en waar we zelf niet per se bij betrokken zijn. Het betreft gebeurtenissen die anderen overkomen, of het gaat over iets in de natuur wat ons verbaast, maar waarbij we zelf niet meer dan observator zijn – ‘Kijk dat spinnetje eens zijn web weven.’ Meestal grijpt het ons niet werkelijk lijfelijk aan of bestaat het uit niet meer dan een verzameling indrukwekkende zinnenprikkels op een beeldscherm. Dit soort contemplatieve verwondering is veelal aangenaam, levert nieuwe ervaringen op van harmonie en zin, en genereert nieuwe inzichten, die later, na de filosofische retraite of wandelvakantie, praktisch inzetbaar kunnen zijn.

Maar de filosofische verwondering in haar skelettaire gedaante van verbijstering is zelden aangenaam en ze wordt niet vrijwillig opgezocht of nagestreefd. Ze is niet een inspiratiebron, vrijblijvende gedachte of idee, maar komt voort uit het onverwachte, onbeheersbare: een ontmoeting, geweld, vervoering, een wond. Verbijstering overspoelt ons, ze belaagt ons; we kunnen haar niet op haar plek houden, er een studieobject van maken of haar te gelde maken. Verbijstering ontstaat wanneer ons bestaan op het spel staat – en wanneer staat dat niet op het spel? Ze ontstaat als de scheiding, de kloof, de breuk en de dissonant als even werkelijk – zo niet werkelijker – worden ervaren als de verbinding, de vervulling, de eenheid en de harmonie.

In de verbijstering zijn we het spoor bijster. Sterker nog: we zijn er niet meer zo zeker van of er wel een spoor was, en als het er al was, waar het heen had kunnen leiden en waarom. Ontreddering ook, zonder dat we kunnen zeggen waarvan en waartoe we gered hadden willen worden. En radeloosheid, zonder dat we weten waar de raad, als die al bestond en bestendig was, betrekking op zou kunnen hebben. Modellen en voorbeelden van de verbijstering zijn niet die van de denkvakantie aan het Griekse strand, maar eerder die van de vlucht-voor-het-leven in de richting van het Griekse beloofde land; niet die van de uitgezette boswandeling langs natuurhoogtepunten, maar eerder die van de nachtelijke dwaling zonder kompas, zonder herkenbare boom of bos. Wanneer de verwondering te maken heeft met verlichting, inzicht en ‘helderheid en welonderscheidenheid’, zoals Descartes het noemt, dan heeft haar schaduwzijde, de verbijstering, van doen met de achtergrond van het stralend licht, het nachtelijk duister, de afwezigheid, het obscure en verwarde – denk aan wat Socrates zei: ‘… [als als ik deze dingen overdenk] laat dat mijn geest in verwarring achter…’

Wanneer de verbijstering voortduurt en verlamt, spreekt men wel van ‘verstandsverbijstering’ en wordt de verbijsterde veelal doorverwezen en opgenomen in de wereld van de psychiatrie (zie mijn boek Filosofie van de waanzin). Wanneer de verbijstering, die zelf buiten taal en vormelijkheid ligt, weet over te springen en aansluiting vindt bij conventionele praktijken, ontstaan poëzie en kunst. Wanneer men tegen alle gewoontes in, tegen de stroom in, standvastig blijft op de plaats van verbijstering, er niet van wegvlucht, maar er, ondanks haar onuitsprekelijkheid, woorden aan probeert te geven, dan ontstaat de filosofie. Zoals Verhoeven zegt: ‘Wijsbegeerte stort niet alleen in verbijstering, maar probeert het daar ook uit te houden: zij rekt het moment van de verbijstering tot een leven uit.’

Voor Cornelis Verhoeven in de jaren zestig was verbijstering een wezenlijk aspect van verwondering. In de halve eeuw daarna heeft het marktdenken alle terreinen van het leven doordrongen, en is het niet meer vanzelfsprekend dat verwondering ook verbijstering inhoudt. Verwondering is een verhandelbaar product geworden, een begerenswaardige ervaring, door aanbieders aangeprezen als bijdrage aan een persoonlijk ontwikkelingsplan. De filosofie moet ervoor waken uitverkoop te houden, nuttig te worden, een ‘positieve bijdrage’ te willen leveren, en daarbij haar verbijsterde ziel te verloochenen.

Vrij naar Kant zou je kunnen zeggen dat filosofie zonder een verbijsterend element leeg is. Zonder verbijstering is filosofie een in zichzelf opgesloten geheel, een tijdelijke ervaring, die als model de ‘heidag’ heeft: filosofie als middel om vanuit een helicopter view al het voorafgaande te herzien, te heroverwegen, om daarna ongestoord hetzelfde pad te vervolgen. Verbijstering zonder filosofie is blind. Zonder filosofie is ze als een duizeling zonder richting, grond en houvast, als een kloof zonder kloofwand. Ze leidt van het pad af, het bos in, de woestijn in, en vindt daar geen rust. Verhoeven zegt: ‘De hele wijsbegeerte en haar geschiedenis liggen in een grote kring rondom de rulle leegte van de verwondering’.