Volgens Valentin Mudimbe is ‘Afrika’ een concept, gecreëerd door antropologen en missionarissen. In zijn werk ontrafelt hij dit, maar biedt daarbij geen nieuwe allesverklarende antwoorden. Volgens hem is alles voortdurend in beweging; zekerheden zijn verdacht. Ook zijn filosofie is een onafgebroken opnieuw beginnen – niet alleen wat de inhoud betreft, maar ook de stijl. “Ik geef geen les. Ik mediteer in het openbaar”.
Mudimbe is een grootheid in de Afrikaanse filosofie. De boeken en artikelen die hij op zijn naam heeft staan – het zijn er te veel om op te noemen. Hij redigeert talrijke tijdschriften, onderzoeken en bundels en is momenteel als hoogleraar verbonden aan Duke University in de Verenigde Staten. Daarnaast reist hij continu de wereld over voor het geven van lezingen en gastcolleges. Een ongelooflijke hoeveelheid werk voor één persoon, vooral omdat Mudimbe een breekbare indruk maakt. Een magere man met bevende handen die zich moeizaam voortbeweegt. Hij draagt een brace die hij heeft overgehouden aan een ongeluk enkele jaren geleden. Vanwege een verkoudheid heeft hij om de hoge witte kraag van de brace een wollen sjaaltje geknoopt. Normaal gesproken geeft hij geen persoonlijke interviews, maar voor deze keer heeft hij een uitzondering gemaakt.
Mudimbe kan zijn ergernis nauwelijks verbergen als hij wordt aangemerkt als Afrikaans filosoof. Mudimbes werk is weliswaar vaste kost in iedere zichzelf respecterende cursus Afrikaanse filosofie, maar Mudimbe gelooft niet in Afrikaanse filosofie. Dat hij toch dat etiket krijgt opgeplakt, heeft hij naar eigen zeggen te danken aan enkele van zijn boeken, met name The Idea of Africa en The Invention of Africa. Maar Mudimbe gelooft in geen enkel etiket of vaste benaming – ook niet in filosofie. “Als je filosofie beoefent, moet je ieder geloof tijdelijk opschorten”.
The invention of Africa en The idea of Africa behandelen grofweg hetzelfde thema. Mudimbe’s boodschap is dat het ‘idee Afrika’ een product is van het Westen. ‘Afrika’ is uitgevonden in de verhalen van ontdekkingsreizigers, in de antropologie, door de westerse filosofie, in de kunst, door de missionarissen en de Afrikaanse reactie die daarop kwam. Al deze verslagen, interpretaties en analyses tezamen noemt Mudimbe de ‘koloniale bibliotheek’. Deze ‘bibliotheek’ bevat allerlei mengvormen van nieuwe wetenschappelijke en ideologische interpretaties die vanaf de vijftiende eeuw in zwang raakten. Daarbij werd gebruik gemaakt van concepten als primitivisme en ‘de wilde’. De Afrikaan, zegt Mudimbe, werd niet alleen de ‘ander’ die alles is wat de westerling niet is, maar meer nog de sleutel tot de identiteit van het (westerse) ‘zelf’. Om de westerse voorstelling van zichzelf als ‘denkend subject’ te laten slagen, was er ook een beeld nodig van mensen die daar niet aan voldeden – mensen die zich buiten de westerse culturele grenzen bevonden. Die mensen werden tegelijkertijd opgevat en verworpen als de andere kant van de weldenkende Europeaan.
Vanuit allerlei verschillende invalshoeken ontrafelt Mudimbe de westerse beelden van Afrika. Op deze manier wil hij de macht breken die antropologen, missionarissen en filosofen hadden – of nog steeds hebben – in hun benoeming van dat wat ‘Afrikaans’ is. Het westerse discours over Afrika en de reacties die dat heeft opgeroepen, zijn een gevecht om de controle over de Afrikaanse identiteit. En die Afrikaanse identiteit is niets meer dan een constructie, zo is Mudimbes stellige overtuiging. Ook reacties van Afrikaanse zijde zoals bijvoorbeeld de Négritude (zie kaderblok), zijn er vaak niet in geslaagd om zich echt los te maken van de westerse rationaliteit die de beeldvorming beheerst. Mudimbe vraagt zich daarom af: kun je in een Afrikaanse context praten en schrijven over een traditie – of de hedendaagse praktijk daarvan – zonder rekening te houden met de erfenis van de koloniale bibliotheek? Kun je denken over en reageren op een identiteit die gecreëerd is als ‘ander’, zonder bepaalde kenmerken van die identiteit te bombarderen tot dé essentie ervan?
Sartre
Mudimbe beantwoordt deze vragen met een ondubbelzinnig nee: de Afrikaanse identiteit bestaat niet. Mudimbe gelooft sowieso niet in identiteit. Een mens is geen statisch ding: wie we zijn en hoe ons leven zich ontwikkelt, zijn geen zaken die van tevoren vastliggen. We kunnen altijd weer opnieuw beginnen, altijd weer een andere richting aan ons leven geven. Ook filosofie is voor Mudimbe ‘een onafgebroken opnieuw beginnen’, een credo wat hij in de praktijk brengt waar hij maar kan. Als schrijver heeft hij verschillende genres beoefend: in zijn jonge jaren poëzie, later ook novellen en theoretisch werk. Naar eigen zeggen volgde hij hierbij het voorbeeld van Jean-Paul Sartre, die net als hij zijn filosofische theorieën wilde illustreren aan de hand van fictie. Maar ook in zijn meer theoretische, filosofische boeken stoort Mudimbe zich niet aan vak-disciplinaire grenzen. Zijn boek Tales of faith is meer een collage van verschillende genres en schrijfstijlen dan een afgerond betoog. Autobiografische overdenkingen worden afgewisseld met stukken ideeëngeschiedenis, kritische beschouwingen worden opgevolgd door beschrijvingen van religieuze praktijken. Mudimbe is zich ervan bewust dat hij zijn lezers een nogal bonte verzameling van verschillende redeneervormen voorschotelt, iets wat zijn boeken niet makkelijker leesbaar maakt. Hij verontschuldigt zich daar niet voor, maar beroept zich op Descartes. “De beste metafoor is Descartes’ beschrijving van een verdwaalde reiziger in het bos, die de meest waarschijnlijke weg naar buiten kiest omdat er geen zekerheid is die hem de weg kan wijzen.”
Mudimbe hanteert geen vaste uitgangspunten, maar werkt met waarschijnlijkheden en wat eenieder voor zich daar in kan (of wil) lezen. Zekerheden zijn verdacht. Hij weigert zich vast te (laten) leggen op één positie, niet in zijn denkende maar ook niet in zijn praktische leven. Net zomin als Mudimbe zich in één discipline wil laten vangen, weigert hij zich te binden aan één enkele plek. Hij trekt zich weinig aan van nationale grenzen; zijn kantoren liggen verspreid over verschillende continenten. Alhoewel zijn staatsburgerschap hem is afgenomen door Mobutu, doceert hij in Parijs, Kinshasa, Londen en Leuven binnen een en dezelfde maand. Mudimbe leidt het leven van een ontheemde; altijd in beweging – op weg naar de volgende onderneming. Al dat reizen kan behoorlijk desoriënterend werken, dat zal hij niet ontkennen. “Ooit, ergens in een Deense hotelkamer, belde ik midden in de nacht de receptie op. Geen idee waar ik was en wat ik daar moest. Gelukkig kon de dame aan de telefoon me vertellen dat ik de volgende dag een lezing moest houden aan de universiteit. Toen dat achter de rug was, wilde ik me afzonderen, even alleen zijn.” Een strakke redeneerstijl is aan Mudimbe niet besteed; hij schrijft, denkt en spreekt in associaties. Ook nu springt hij moeiteloos over op een volgend thema wat hem na aan het hart ligt: de dood. Mudimbe vervolgt: “Mijn Deense gastheer werd er wanhopig van, er stond nog zoveel meer op het programma. Waar wilde ik dan heen? Nou, naar het kerkhof, om alleen te zijn met Kierkegaard. Die lag daar om de hoek begraven. Wat Kierkegaard betekent in het Deens? Juist, kerkhof.”
Mudimbe is een ster in verbanden leggen tussen zaken die normaal gesproken niet met elkaar in verband worden gebracht – niet alleen in zijn geschreven werk, maar ook in toespraken en colleges. “Ik geef geen les”, zegt hij, “ik mediteer in het openbaar”. Een directe vraag levert bij hem geen direct antwoord op, dat is niet zijn stijl. Hij spelt zijn argumenten niet voor ons uit, hij geeft liever wat vingerwijzingen en een hint – daarna is het aan de goede verstaander om er zijn voordeel mee te doen. Mudimbe verhaalt, verpakt zijn overdenkingen in voorbeelden en anekdotes. Maar tussen al die verhalen door steken dezelfde thema’s voortdurend de kop weer op.
Religie
Behalve het ontworteld-zijn en de dood is Mudimbes werk doorspekt met verwijzingen naar religie. Mudimbe, in zijn jonge jaren ooit toegetreden tot een klooster als rooms-katholieke monnik, verwijst god uitdrukkelijk naar het rijk der fabelen. “Religie is als een evolutie, een ontwikkeling die plaatsvindt op basis van ruimte, tijd en de intellectuele configuratie van het moment. Iedere eeuw of zelfs ieder jaar produceert haar eigen begrip van de religieuze erfenis. Als we goed kijken naar verschillende religieuze ervaringen, zien we dat ze zich voornamelijk bezig houden met oorsprongsverhalen. Het begrip van deze oorsprongsverhalen ontwikkelt zich door middel van exegese – bijbelverklaring. En dan komen we uit op zaken die op een rationele manier zeer irrationeel zijn. Laten we ‘es kijken naar de heilige familie, een van de basisconcepten van het christendom. De heilige familie is een familie waarin er sprake is van een man, Jozef, die getrouwd is, maar niet de vader is van zijn zoon. Dan hebben we Maria, die tegelijkertijd maagd en moeder is en een zoon baart dankzij de inmenging van de heilige geest. En dan hebben we een zoon, Jezus, die geen fysieke vader heeft. Dit is de familie die door christenen wordt vereerd. Als jij zou proberen om dat actueel te maken, in te passen in onze moderne tijd, en ik weet daarvan, dan bel ik ogenblikkelijk een dokter en stuur ik je naar een psychiatrische inrichting. Ik heb nu toevallig de heilige familie als voorbeeld genomen. Ik had net zo goed de heilige drie-eenheid kunnen nemen of andere zaken die we niet alleen in de Bijbel vinden, maar net zo goed in de Koran, de Torah, enzovoort. Alle oorsprongsverhalen zijn problematisch.”
Mudimbe accepteert geen vaste grond onder zijn voeten. Zaken als religie en de Afrikaanse identiteit zijn producten van de verbeelding, en Mudimbe ziet het als zijn taak om dergelijke producten te deconstrueren, niet om erin te geloven. Maar neem nu de Afrikaanse identiteit: nadat hij deze gedeconstrueerd heeft, wat blijft er dan voor hem over? “Niets meer en niets minder dan een mathematische formule; a=b en b=a.” Identiteit bestaat volgens Mudimbe alleen maar in de wiskunde. Sociale wetenschappen produceren geen onschuldige, abstracte identiteiten en regels zoals de logica en de wiskunde dat doen. In het menselijke bestaan moeten we identiteit opvatten als een project: we maken van onszelf wat we gekozen hebben om te worden. “Er is een identiteit, mijn identiteit” zegt Mudimbe. “Pas als ik dood ben. Tot dat moment kan ik kiezen, kan ik mijn oriëntaties bijstellen. Ik ben een project. We moeten onze keuzes begrijpen in het kader van het transformeren van ons bestaan, onze levens maken tot een kunstwerk. Pas als we zijn gestorven, kan men ons een identiteit geven. En mensen weten dat instinctief als ze spreken over bijvoorbeeld hun grootmoeder, iemand waar ze van hielden, die er niet meer is. We zeggen dat ze een prachtig leven heeft gehad, een mooi leven. Op dat moment geven we iemand een identiteit en beschouwen we haar leven als een kunstwerk.” De grote vergissing die mensen begaan, is dat ze zichzelf tijdens hun leven al een vaste identiteit aanmeten. Dingen die hun overkomen, worden vervolgens vanuit die identiteit verklaard: ik heb die baan niet gekregen, want ik ben zwart. Helemaal fout, volgens Mudimbe: “Ik denk dat we gerust kunnen stellen dat de meest fantastische leugen van onze eeuw de overtuiging is dat identiteit – als vrouw, als Afrikaan, als Europeaan, het maakt niet uit – kan worden teruggebracht tot één element. Dat is niet waar. Alles is mogelijk.”
Alles is mogelijk? Is onze keuze dan altijd vrij, maakt het helemaal niets uit waar we vandaan komen? “Zeker”, zegt Mudimbe, “afstand, in tijdelijke en in ruimtelijke zin, doet er wel degelijk toe. Ik heb ooit een leraar gehad die zei: ‘Op een dag zul je de beslissing nemen of je gaat trouwen of niet. Het huwelijk brengt altijd risico’s met zich mee. Daarom worden er bepaalde geschenken uitgewisseld, waarmee de beslissing veilig wordt gesteld.’ Als je wilt trouwen, kun je naar de VS gaan en daar iemand trouwen. De afstand is – letterlijk en figuurlijk – groot; geheid dat daar moeilijkheden van komen. Dan kun je ook naar het eerstvolgende dorp gaan, en daar iemand zoeken om mee te trouwen. De culturele verschillen zullen zeker veel kleiner zijn, misschien kennen jullie families elkaar zelfs al. Toch zullen er, zoals in ieder huwelijk, problemen komen. Heeft het ons dan dichter bij een oplossing gebracht? Tot slot kun je binnen je eigen familie trouwen, je eigen zus. Maar dat noemen we incest, en incest is taboe… heb ik je vraag beantwoord?”