Home Uit het nieuws: ‘De dokter is geen koopman’

Uit het nieuws: ‘De dokter is geen koopman’

Door Johan van de Werken op 22 april 2008

04-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Sinds de invoering van het nieuwe zorgstelsel lijkt de gezondheidszorg steeds meer op een marktplaats. Politiek filosoof Annemarie Mol legt uit wat er op tegen is om een patiënt te behandelen als consument. ‘‘De taal van de markt suggereert dat koopwaar aantrekkelijk is. Maar zorg vertrekt vanuit iets negatiefs: ziekte.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Als patiënten hun eigen keuzes kunnen maken, bepaalt de vraag het aanbod en zal de gezondheidszorg zich voegen naar de wensen van patiënten. Dat is – kort door de bocht – de gedachte achter het huidige neoliberale zorgstelsel. Annemarie Mol – Socrates-hoogleraar politieke filosofie aan de Universiteit Twente – is daar niet zo zeker van. Ze onderzocht of ‘de taal van de markt’ eigenlijk wel aansluit bij de realiteit van de gezondheidszorg. ‘In het ideaal van de “kiezende klant” komen heel verschillende idealen samen: het linkse ideaal dat patiënten hun eigen baas worden, het christendemocratische ideaal van de eigen verantwoordelijkheid, en het liberale ideaal om ruimte voor markten te maken. De onderlinge verschillen zijn gaandeweg onzichtbaar geworden. Wat overblijft is dat ene ideaal: patiënten moeten zelf kiezen.’

‘Maar er wringt van alles’, stelt Mol. ‘Zo geeft de taal van de markt ons allemaal een rol en een naam. Degene die op de markt iets komt kopen wordt “klant” genoemd. Patiënten worden dus “klanten”. Wat klanten kopen is een “product”. Je zou dokters dus eigenlijk verkopers moeten noemen, maar die zijn – deftiger – “aanbieder” gaan heten. Nu is deze voorstelling erg simplistisch: in de medische praktijk ligt het een stuk ingewikkelder. Zowel de verzekeraar, de arts als de patiënt kan in bepaalde situaties als klant worden beschouwd. De farmaceutische industrie adverteert bijvoorbeeld onder artsen, want zij zijn degenen die bepalen welk geneesmiddel wordt voorgeschreven. De patiënt wordt dan “eindgebruiker”. Ziekenhuizen verkopen feitelijk niets aan patiënten, maar hebben verzekeraars als klant. Patiënten op hun beurt zijn betalende klant van de verzekeraars, niet van dokters.”

Wat is er op tegen om de patiënt als klant van hulpverleners te beschouwen? ‘Mijn kritiek is niet moralistisch van aard. Het gaat me er niet om dat zorg eigenlijk een kwestie van liefde is en dat je liefde niet mag verkopen. Ook ben ik niet bezorgd dat op de markt alles “zakelijk”, “koud” en “hard” wordt en wij de “liefde”, “warmte” en “zachtheid” van de zorg daarmee kwijtraken. Mijn analyse gaat niet uit van de tegenstelling tussen hard en zacht, maar van die tussen het streven naar controle en het hanteren van grilligheid. Zorgen vereist het telkens inspelen op het onverwachte dat bij ziekte hoort. Dus is zorg geen begrensd product, maar een open proces: je begint eraan zonder te weten waar je uitkomt. Zorg gaat niet van hand tot hand, maar alle betrokkenen werken er samen aan, als leden van een team. Patiënten zijn prominent lid van dat team. En zorg streeft wel goede resultaten na, maar de kwaliteit van de zorg valt niet aan haar resultaten af te meten. Controle is immers onmogelijk, sommige dingen kun je wel willen, maar ze mislukken. Of je wilt of niet.’

De klant is koning
Waarom strookt de ‘de klant is koning’-gedachte niet met de praktijk van het zorgen? Mol: ‘De taal van de markt suggereert dat koopwaar aantrekkelijk is. Maar zorg vertrekt vanuit iets negatiefs: ziekte. Als patiënt wil je helemaal niet ziek zijn. Daar komt bij dat je als patiënt niet iets fijns komen kopen, maar het meeste zorgwerk zelf moet doen. Als patiënt moet je zelf genoeg slapen, goed eten, verstandig bewegen en je medicijnen op tijd innemen. Dat zorgwerk is niet fijn, het is nodig. En in de taal van de markt is dat onzichtbaar. Daar kan het lijken of mensen met diabetes klaar zijn zodra ze een bloedsuikermeter hebben aangeschaft. Maar dan begint het pas! Dan moet je leren hoe je zo’n ding moet gebruiken en dat moet je vervolgens telkens opnieuw doen. Zelf. Als patiënt heb je daar steun bij nodig. Maar je hebt weinig aan hulpverleners die alleen maar ja knikken. Op zijn tijd wat tegenwicht is beter. Een hulpverlener die je op je donder geeft als je jezelf verwaarloost of die als het tegenzit zegt: “Maak het niet te zwaar voor jezelf!”’

Een volgend mankement is dat mensen op markten altijd worden ingedeeld in doelgroepen. ‘En dan blijkt er één doelgroep niet interessant: de mensen die niets kunnen en niets willen. Die kopen geen ingewikkelde apparaten zoals een bloedsuikermeter en als je als bedrijf ze zo’n apparaat cadeau geeft – omdat je hoopt om zo de stripjes te kunnen verkopen waarop een druppel bloed in het apparaat kan worden gestoken – dan gebruiken ze zo’n ding nog niet. Dus worden die mensen op de markt afgeschreven als een slechte investering. In de zorg geldt dat iedereen die hulp nodig heeft, ook voor hulp in aanmerking komt. En als hulpverleners eenmaal aan het proces zijn begonnen, laten ze – als het goed is – hun patiënten niet zomaar los. Ze blijven streven naar verbetering, of naar het voorkomen van verslechtering. Zolang dat zinvol is.’

Om klanten te verleiden moeten producten op de markt aantrekkelijk lijken, vervolgt Mol. ‘In advertenties voor bloedsuikermeters wordt de suggestie gewekt dat je met zo’n apparaat in de bergen kunt wandelen of onbezorgd kunt tennissen. Als dat nu toch niet mocht lukken, ligt het niet aan het apparaat. Dan ligt het dus aan jezelf. Meer algemeen lijkt het alsof degene die kiest, als er iets fout gaat, ook de oorzaak is van alle problemen. Bij goede zorg past het exploiteren van verlangens niet, die gaat ervan uit dat ziekte niet aantrekkelijk is. En die biedt steun en troost als je iets tevergeefs hebt geprobeerd. Die biedt zelfs troost als je er misschien zelf iets aan had kunnen doen. En als niets meer helpt, zegt een dokter: “Ik kan niets meer voor u doen.”. De gezondheidszorg helemaal in een markt omvormen, kon nog wel eens erg duur worden. Want op een markt valt “nee” niet te verkopen.’

Annemarie Mol schreef onder meer De logica van het zorgen. Actieve patiënten en de grenzen van het kiezen, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2006