Home Tomáš Sedlácek: ‘Een crisis onthult de mythes van onze tijd’
Economie

Tomáš Sedlácek: ‘Een crisis onthult de mythes van onze tijd’

Door Frank Mulder op 27 maart 2013

Tomáš Sedlácek: ‘Een crisis onthult de mythes van onze tijd’
Cover van 04-2013
04-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Om de crisis te begrijpen kunnen we beter te rade gaan bij het Gilgamesj-epos dan bij rationele economische modellen.’ Een gesprek met topeconoom Tomáš Sedlácek (36) – eregast tijdens de Filosofie Nacht in de Beurs van Berlage – in zijn favoriete lunchroom, met uitzicht op de Moldau. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tomáš Sedlácek kan ontzettend goed multitasken. Terwijl hij Thomas van Aquino citeert, kan hij een boek downloaden op zijn mobiel en pruimtabak achter zijn tanden stoppen. Tussendoor legt hij gepassioneerd aan de ober uit dat je gemberlimonade veel beter vers kunt persen – heel makkelijk! – en zonder blikken of blozen keert hij weer terug naar Aquino.

Een handige eigenschap, want de 36-jarige econoom is druk. Hij adviseert niet alleen de premier, maar geeft ook les op de universiteit. Hij schrijft columns, geeft lezingen over zijn eerste boek, schrijft aan zijn tweede en heeft ook nog gewoon een baan. Nou ja, gewoon… Hij is chef macro-economie bij de Tsjechische bank CSOB. Een wonder dus dat we hem te pakken krijgen – al moeten we daarvoor wel naar Praag, naar zijn favoriete lunchroom met uitzicht op de Vltava, bekend als de Moldau. Hij houdt van deze stad, zegt hij. Hier hoort hij thuis.

De stad houdt ook van hem. Voor een econoom is hij ongekend populair. Het boek dat hij in 2009 maakte van zijn dissertatie – die door de universiteit nota bene werd afgewezen omdat die niet wetenschappelijk genoeg zou zijn – ging 60.000 keer over de toonbank. Het theaterstuk dat hij er vervolgens op baseerde werd zeventig keer uitgevoerd. Ook internationaal kreeg hij veel lof. Zijn boek is nu in het Nederlands verschenen onder de titel De economie van goed en kwaad.

Sedlácek stookt, in zijn vakgebied. Hij houdt zich niet aan de regels van waardevrije wetenschap, want, zegt hij, die bestaat niet. Dat is ook niet erg, want economie gaat over goed en kwaad, over ethiek. De economie is geen machine; ze is een product van onze cultuur en bestaat uit verhalen van mensen aan mensen over mensen.

Zijn economen er niet vooral voor om harde feiten uit te rekenen?
‘Dat is wel hun ideaal. Milton Friedman zag economie als waardevrije, positivistische wetenschap, die de wereld beschrijft zoals zij is en niet zoals ze zou moeten zijn. Maar naakte feiten bestaan niet. Ze betekenen niets zonder een raamwerk, een verhaal dat ze betekenis geeft. Waarom vallen dingen op de grond? We geven dat fenomeen een naam – zwaartekracht, of zwabbeldidoe, of grabbeldidam, dat maakt niet uit, een naam die niemand begrijpt. Als die algemeen wordt geaccepteerd, wordt die een mythe.’

Is dat erg?
‘Nee. Als we maar beseffen dat we de namen zelf hebben bedacht. Modellen bestaan alleen in ons hoofd. En dat is precies de fout die economen maken: ze doen alsof markten rationeel zijn, alsof er een of andere geest boven ons hangt die voor rationele uitkomsten zorgt. Dat is een mythe. Net als het model van de Homo economicus, die continu zijn nut wil maximaliseren.’

Dat is ook een mythe?
‘Ja. Het wordt gebruikt als verklaring voor alles. Zelfs als iemand minder gaat consumeren, wordt dat verklaard aan de hand van het nut dat die persoon er blijkbaar door verkrijgt. Zo zegt het niets meer. Bovendien heeft het vergroten van de middelen, het nut, geen zin als je je niet bezighoudt met wat daarvan het doel is. Volgens Aristoteles is het doel niet het streven naar bevrediging of nut, maar het streven naar eudaimonia – geluk, zin. Je vraagt je bij vriendschap ook niet af of die nuttig is. Je vraagt je alleen af: is die goed of niet?’

Het goede is niet altijd rationeel te definiëren.

‘Oude economische teksten hebben daar veel meer oog voor dan moderne. In het Gilgamesj-epos, de oudste tekst ter wereld, is er een strijd tussen Enkidu, een mens in dierlijke staat die door de natuur zwerft, en Gilgamesj, de heerser die een muur wil bouwen en zijn arbeiders zelfs het contact met familie ontzegt. Economisch gesproken gaat dit over een strijd tussen efficiency en chaos, maar ook over een strijd tussen cultuur en natuur, en over verlangen en vriendschap tussen die twee. Deze uitersten komen in alle mythes terug. Je ziet ze ook in films. We zitten als mens in het midden. We schommelen tussen ratio en instinct, cultuur en natuur. De uitersten vrezen we, in onszelf.’

En u zegt: wat er uit deze verschillende drijfveren voortkomt, kun je niet in een wiskundig model gieten?
‘Economen proberen het met termen als “efficiency” of “nutmaximalisatie” – maar ze krijgen er daarmee geen vat op. De economie is geen effectieve machine, maar heeft ook een ziel, zou je kunnen zeggen. Ze is een machtig wezen dat ons omringt. Dat kunnen we niet doorgronden. Ik heb willen onderzoeken wat dit is. Volgens de psycholoog Carl Gustav Jung moeten we op zoek naar de archetypen van onze cultuur, de vooronderstellingen waar we ons onbewust door laten leiden en die duizenden jaren in stand blijven. Dat kan door ze in ongepolijste vorm op te sporen in oude teksten.’

Is de crisis daarvoor een goed moment?
‘Ja. Juist een crisis onthult de mythes van een tijd. Een voorbeeld: zolang we steeds rijker worden, menen we dat het doel van Europa economische groei is. Maar tijdens een crisis komen de oorspronkelijke doelen naar boven: vrede en stabiliteit.’

Is het niet juist omgekeerd? Als we niet groeien, zeggen ze, wacht ons chaos.
‘Dat idee is een klassiek geval van de omkering van middel en doel. Het is een fetisj geworden. Een fetisj is iets wat zich aan je presenteert als weg tot persoonlijke verlossing, vrijheid, seksuele vervulling enzovoort, maar uiteindelijk juist een obstakel wordt op die weg. Het perfecte beeld hiervoor is de ring voor Gollem, in Lord of the Rings. Hij wil de ring van macht niet eens meer gebruiken; hij wil geen macht, hij begeert alleen de ring. De ring is zijn doel geworden. En zijn obstakel. Voor ons is economische groei een fetisj geworden.’

U schrijft dat ons economische bestel ondenkbaar is zonder de Hebreeuwse invloed.
‘Dat klopt. De Hebreeërs geloofden dat God de mensen zegent die Hem trouw zijn, en dat je economie een afspiegeling is van je ethiek. Dat heeft geleid tot een gerichtheid op het aardse, zonder welke de huidige economie ondenkbaar zou zijn. Goed en kwaad laten zich hier op aarde zien. Dat was heel vernieuwend. De Hebreeuwse wet ging daarom ook grotendeels over economische rechtvaardigheid. Zo moesten de Hebreeërs elke vijftig jaar een Jubeljaar vieren, waarin alle schulden werden kwijtgescholden en iedereen zijn land weer terugkreeg.’

Jezus ging nog een stap verder, schrijft u. Wat heeft Jezus met economie te maken?
‘Jezus gebruikt continu economische taal. Zonder die context verliest het christendom aan betekenis. “Zonde” betekent ook “schuld”. De verlossing waar de Bijbel over spreekt, gaat in eerste instantie over het vrijkopen van iemand die door zijn schulden tot slavernij was vervallen. Jezus riep het Jubeljaar uit. Hij schrapte de boekhoudkundige berekening van goed en kwaad, en zette genade daarvoor in de plaats.’

Theologisch gezien interessant, maar wat is daar economisch aan?
‘Alles. Neem de Griekse schuldenproblematiek. Die is puur theologie. Volgens de wet krijgen we nog geld van de Grieken. Of moeten we ze vergeven? En hoe vaak? Zevenmaal? Zevenmaal zeventigmaal? Vergeving slaat nergens op. Maar die sloeg in Jezus’ tijd ook al nergens op. Daarom is ze ook zo mooi. En ze slaat toch ergens op, want soms vergeven we.’

U bent heel kritisch over René Descartes, de vader van de moderne filosofie. Hij was degene die de wending inzette naar de methode, in plaats van de essentie. Niet meer het waarom, maar het hoe stond voortaan centraal.
‘Hij wilde graag een onthechte positie innemen, om vrij van twijfel te zijn. Het gevolg was een reductie van mens en wereld tot een mechanisch-wiskundige rekensom. Maar waardevrij werd het niet. Zijn dromen waren heel belangrijk voor zijn theorieën, schreef hij, en veel conclusies trekt hij op basis van religieuze overtuigingen. Bovendien: hij zet een stap in de richting van individualisering. Hij keek niet naar de mens in het licht van de samenleving. Daarmee had hij een baanbrekende invloed op de economische antropologie.’

Het heeft wel gewerkt. De wetenschappelijke methode heeft geleid tot innovatie en voorspoed.
‘In de Middeleeuwen zeiden ze dat geloof werkte. God geeft immers leven! Als je dat wilde bewijzen of ontkrachten, moest je eerst vijf jaar studeren bij mannen in zwarte jassen. Dat is nu precies hetzelfde, alleen zijn de jassen wit. Het grote probleem is: je weet niet of het werkt. De economie functioneert niet zonder hulp van de regering. Ik geloof dat 80 procent van de economische modellen wel klopt. We weten alleen niet welke 80 procent.’

Maar u hebt geen antwoord gegeven op de opmerking dat de methode tot voorspoed heeft geleid.
‘Ik ben niet tegen economie en wetenschap. Maar ze maken niet waar wat ze beloven. Van de strijkplank tot de iPad: de techniek belooft ons vrije tijd. Het is natuurlijk één grote grap. We worden alleen maar drukker. De economie belooft ons de vervulling van onze verlangens, maar het enige wat er gebeurt is dat we meer verlangens krijgen, hoeveel computers en BlackBerry’s we ook hebben. Aristoteles, de Hebreeërs, Jezus – ze kwamen allemaal met een antwoord waar tevredenheid een rol in speelde. Economen kunnen niets met tevredenheid. Maar ze hebben geen antwoord.’

Misschien is de economie een machine geworden, die van ons eist dat we ons gedragen als rationele nutsmaximaliseerders?
‘We moeten zorgen dat wij de economie weer de baas worden, in plaats van dat de economie de baas is over ons. Ik denk dat het mogelijk is dat we de ziel weer terug krijgen in de machine.’
(Foto: Michel Mees)

De economie van goed en kwaad
Met De economie van goed en kwaad wil Sedlácek een tegenwicht bieden aan de reductionistische, wiskundige benadering van de economie. Wiskunde is slechts het topje van de ijsberg, zegt hij. Onder het oppervlak zitten vraagstukken waar mensen al millennia lang over nadenken. Ethische vragen, vragen over wat het goede leven is. Daarom neemt hij in de eerste helft van zijn boek uitgebreid de tijd om oude teksten te bespreken. Gilgamesj, de Griekse filosofen, de Bijbel. En vervolgens de vaders van de moderne economie: Descartes, Mandeville en Smith, om te laten zien hoe ze voortbouwen op de oude verhalen.

Als we de economische verhalen in de oude mythen en religie leren kennen, schrijft hij, zijn we ook beter toegerust om in de moderne economie de mythen en religie te ontmaskeren. In deel 2 gaat hij daar thematischer op in. Hij wil weten waar de menselijke onverzadigbaarheid vandaan komt, of er vooruitgang is en van wie Adam Smith zijn beeld van de onzichtbare hand van de markt heeft. Hij pleit voor herwaardering van tevredenheid en van de sabbatseconomie uit het Oude Testament, waarin rust en kwijtschelding een cruciale rol innamen.

De economie van goed en kwaad
Tomáš Sedlácek
(Scriptum)
400 blz. / € 32,50

De Filosofie Nacht vond plaats op vrijdag 12 april 2013.