Home Terroristen zijn té rationeel

Terroristen zijn té rationeel

Door Gerko Tempelman op 25 september 2019

Terroristen zijn té rationeel
Cover van 10-2019
10-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Het proces tegen de Utrechtse terrorist Gökmen T. is hervat. Opnieuw staat de vraag centraal of hij gek is of radicaal. Maar is dat niet hetzelfde? Zowel gekken als radicalen denken extreem consequent, zonder oog voor nuance en mysterie.

De frustratie was groot, bij de eerste pro-­forma zitting in het proces tegen de terrorismeverdachte Gökmen T. op maandag 1 juli. Want waar Gökmen vrijuit zijn minachting liet blijken voor de rechtbank, de democratie en de nabestaanden, gaf hij nergens blijk van datgene waar velen op hoopten: berouw voor het doodschieten van vier reizigers in een tram in Utrecht op 18 maart. Donderdag 26 september ging zijn proces verder.

Tekst loopt verder onder de afbeelding

Bij het 24 Oktoberplein komen mensen samen om hun respect te betonen aan de slachtoffers van Gökmen T. (Beeld: Hollandse Hoogte)

En dus wordt de zaak tegen Gökmen weer het type zaak wat we de afgelopen jaren helaas vaker hebben gezien. Net als bij Anders Breivik, Mohammed B. en Jawed S. zal de belangrijkste vraag van het proces zijn: hebben we te maken met een ideologisch geïnspireerde terrorist of iemand met psychische problemen? Is Gökmen een radicaal of een gek? Voor de lengte van de straf zal het waarschijnlijk niet zoveel uitmaken. Ook voor de nabestaanden is het misschien niet eens zo belangrijk, zij krijgen hun geliefden er niet mee terug.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maatschappelijk en politiek is de vraag wél van belang. Het publieke debat hierover, dat zich afspeelt tussen de uitersten ‘de islam is een gevaarlijke ideologie’ en ‘gekken heb je overal’, krijgt er een nieuw casus bij. En hoewel deskundigen tegenwoordig regelmatig benadrukken dat de waarheid ergens in het midden ligt en dat (onvrijwillige) psychologische onderzoeken toch altijd een belangrijke mate van subjectiviteit houden, blijven velen wachten op het verlossende woord: Gökmen is gek.

Maar is het misschien een valse tegenstelling: radicaal of gek? Die vraag wierp de Britse denker G.K. Chesterton in 1908 al op. Radicaliteit en gekte voldoen namelijk aan dezelfde omschrijving, zo stelt hij in zijn boek Orthodoxie. En belangrijker nog: radicaliteit en gekte hebben niet níks, maar álles te maken met ‘redelijkheid’. Een gek is niet onredelijk – net zo min als een extremist dat is. Sterker nog: vaak zijn ze redelijker dan gewone mensen.

Om met die laatste stelling te beginnen: natuurlijk classificeren we een gek als iemand die, anders dan normale mensen, niet nadenkt. Aan de gek zit een steekje los, zijn verstand doet het niet – maar klopt dat? Of is de gek, bijvoorbeeld iemand die paranoïde is, júíst iemand die z’n verstand gebruikt? Is het probleem van de gek niet dat hij zijn verstand overmatig gebruikt, zodanig dat hij overal aanwijzingen ziet, die er niet zijn? Is het kenmerk van een gek, zo vraagt Chesterton, niet juist zijn humorloosheid, zijn absolute, intellectuele ernst?

En is dat, zo gaat hij verder, niet ook precies wat de radicaal kenmerkt? Niet dat wat hij denkt onbewijsbare onzin is. Niet dat hij is gestopt met nadenken. Maar juist dat de radicaal zich héél érg is gaan verdiepen. En júíst dat de denkwereld van de radicaal volstrekt logisch in elkaar zit. Terroristen, flat earthers, vaccinatietwijfelaars – vaak ging er urenlange studie aan vooraf en werd er op elke vraag een antwoord gevonden.

Medische benadering

En dus klopt het (vaak religieuze) denkraam van de radicaal als een bus. Het zit logisch consistent in elkaar. Volgens de ex-jihadist Jason Walters (waarover later meer) is dat precies waar jonge radicalen zich toe aangetrokken voelen: duidelijke antwoorden. Geen twijfel meer. En het is precies wat maakte dat ex-PVV’er Joram van Klaveren, na grondige studie, zich van het christendom tot de islam bekeerde: duidelijkheid.

Het is die inherente logica die ervoor zorgt dat er met mensen als Gökmen niet te redeneren valt. Niet omdat deze mensen redeloos zijn, maar omdat ze een eigen logica volgen. Net zoals dat het geval is bij iemand die paranoïde is. Een paranoïde persoon zal niet overtuigd zijn als je aantoont dat mensen ontkennen achter hem aan te zitten. De geheimzinnigheid van zijn belagers is namelijk onderdeel van het waanidee. Precies zo heeft het geen zin om tegen Gökmen te zeggen dat zijn ideologie hem verblindt, want dat is juist wat hij verwacht dat een andersdenkende tegen hem zal zeggen.

Tekst loopt verder onder de afbeelding

De tweet van de politie Utrecht waarin opgeroepen wordt naar Gökmen T. uit te kijken

Extremisten en gekken zijn rationeel denkende mensen. Het enige wat hen onderscheidt van niet-extremisten en niet-gekken, stelt Chesterton, is dat de radicaal en de gek een opvallend kleine wereld hebben. De universele theorie waarmee de gek en de radicaal naar de wereld kijkt, laat vooral veel buiten beschouwing. Humor, verwondering, mysterie. Argumenteren tegen zo’n vernauwde blik op de werkelijkheid heeft geen zin. Het heeft hoogstens zin om te proberen om het wereldbeeld wat op te rekken. ‘Ik geef toe dat de dingen keurig in elkaar passen’, zou je tegen een paranoïde persoon kunnen zeggen, ‘maar ben jij echt zo belangrijk dat iedereen achter je aan zit? Is de wereld niet veel groter dan jij je voorstelt?’

Gökmens opstelling in de rechtzaal roept veel boosheid op. Blijkbaar stelt hij mensen teleur. Wat wordt er dan van Gökmen verlangd? Wat zouden we hem het liefst zien doen? De meeste analyses van na de eerste zittingsdag zijn eensgezind: we willen spijt zien. Die bleef uit. En dat wordt ervaren als een trap na. Het maakt Gökmens daad nog onbestaanbaarder en nog onvergeeflijker. En als spijtbetuiging uitblijft, dan begint de volgende fase. Gökmen wordt door Jan en alleman op niet mis te verstane wijze te kennen gegeven dat hij niet normaal is. Kansloos, een mislukkeling of (eufemistisch geformuleerd): psychisch ziek.

Het is een patroon dat Michel Foucault in het begin van de jaren zestig blootlegde in zijn boek Geschiedenis van de waanzin. In onze huidige omgang met gekte, zo laat Foucault in een historische analyse zien, hebben we elke betekenisvolle dialoog tussen het redelijke en het waanzinnige afgesloten. De enige vorm van communicatie tussen de ‘normale’ persoon en de gek is gereguleerd via (medische) regels en verordeningen. De arts praat beroepshalve met de gek en observeert en analyseert zijn gedrag. Daarna verlaat de arts de inrichting en gaat naar huis. Onze omgang met gekken vindt plaats op basis van een strikte scheiding van wat gek is en wat normaal is.
 

Deradicalisering

Spijt bleef uit bij Gökmen. En dus mogen we na Gökmens gedragingen in de rechtbank voluit op het orgel. Als het niet het Pieter Baancentrum is dat Gökmen ontoerekeningsvatbaar verklaart, dan is het wel het leger van opiniemakers dat in niet mis te verstane bewoordingen de diagnose stelt. Of het zijn de nabestaanden, zoals aan het slot van de eerst zittingsdag gebeurde: ‘Lafaard! Een varken ben je!’, roept de begrijpelijkerwijs door emoties overmande vader van een van Gökmens slachtoffers. Dat móét hij gehoord hebben, stelt het AD genoegzaam.

Hoe begrijpelijk deze reactie ook is, het effect ervan zal nihil zijn. Gökmen zal niet anders verwachten dan dat iedereen hem zo ziet. Zijn nauwe blik op de realiteit beziet alles via de bril van oorlog tussen het Westen en de moslims. Sinds Mohammed B. Theo van Gogh vermoordde en Ayaan Hirsi Ali bedreigde, is de redenatie niet gewijzigd. Gökmen refereert zelfs expliciet aan dezelfde gebeurtenissen als Mohammed B., vijftien jaar geleden. En binnen dit (onderbouwde!) wereldbeeld zijn de rollen omgekeerd. Niet Gökmen is gek, maar de rest. We weten één ding alvast zeker: elke confrontatie met Gökmen zal om deze reden frustrerend en onbevredigend zijn.

Is er iets te doen tegen radicalisme? Wat is het antwoord op dit zeer nauwsluitende, maar goed onderbouwde wereldbeeld? Het is het onderwerp van de film van Robert Oey die in juli in première ging. The Good Terrorist is een documentaire over ex-terrorist Jason Walters. Hij gooide als lid van de Hofstadgroep een granaat naar politieagenten, vlak na de dood op Theo van Gogh. In de gevangenis las hij Plato’s Republiek en deradicaliseerde. Hij schreef een scriptie over de deradicaliseringsstrategieën van de overheid maar is zeer sceptisch over de haalbaarheid ervan.

Tekst loopt verder onder de afbeelding

De politie is in Utrecht met hulp van de antiterreureenheid DSI op zoek naar de dader van de schietpartij

Deradicaliseren is niet zo makkelijk, zo stelt hij. Dat kun je niet bewerkstelligen met een programma. Volgens Walters is deradicaliseren nog moeilijker dan een overtuigd D66’er PVV’er laten worden. En dus is hij zeer kritisch op de deradicaliseringsprogramma’s die de overheid in de afgelopen jaren opzette. ‘Zelfbedrog’ noemt hij zo’n deradicaliseringstraject. Hij heeft het bij niemand ooit zien werken. En in veel gevallen is het gevolg contraproductief: de inhoud van het deradicaliseringsprogramma zal het gelijk bevestigen van de radicale ideologie.

Jasons eigen deradicaliseringsproces had met dwang van buitenaf niets te maken. Eerder met het tegenovergestelde. In een lang interview met de Volkskrant stelt hij: ‘De kiem van mijn deradicalisering ligt in de vroomheid’. Pas toen Jason tegen grenzen aanliep bij het uitleven en verdiepen van zijn geloof, ontstond er behoefte aan meer informatie. Hij ontdekte de filosofie waarin al zijn levensvragen al eeuwenlang worden bediscussieerd. Hij ontdekte de nuance. En zijn wereld brak open.
 

Onbevattelijke complexiteit

Dat is een beschouwing die Chesterton ook al maakte. Volgens hem is er één remedie tegen radicalisme en gekte: het mysterie. Ruimte om dingen niet te begrijpen. Ruimte, zogezegd, voor een wereldbeeld dat groter dan bevattelijk is. De ‘gewone’ man, zegt Chesterton, is altijd gezond gebleven omdat hij altijd meer heeft gegeven om waarheid dan om consistentie, stelt Chesterton. En de waarheid vereist het kunnen leven met een complexiteit die niet te bevatten is.

Eigenlijk zijn ‘gewone’ mensen gek. Gek, in de zin van irrationeel. Niet nadenkend. Ze hebben geen sluitend wereldbeeld, en daarmee begrijpen ze de wereld beter dan mensen die dat wel hebben. De gewone man treedt veel minder doelgericht op dan de radicaal. De gewone man neemt zichzelf minder serieus. Hij is minder gedreven, ziet minder verbanden. Hij doet maar wat, zou je kunnen zeggen. Hij is soms goedgelovig. Hij vertrouwt mensen en structuren. En dat stuk onnadenkendheid maakt hem gezond.

Een gezonde religie zou dit mysterie moeten benadrukken, stelt Chesterton. Maar in een ongezonde vorm vervallen religies tot logische bouwwerken van dogma’s, die mensen als Gökmen kunnen inspireren tot moord. Overigens zijn het niet alleen religieuze mensen die het risico lopen op een vernauwing van hun wereldbeeld, met alle gevolgen van dien. Het is een risico voor iedereen.
Elk mens zoekt naar antwoorden, elk mens meent daarbij het verstand goed te gebruiken en voor elk mens is de meest eenvoudige verklaring het aantrekkelijkst. Vooral als we jong zijn, zoals in het geval van Jason Walters, maar natuurlijk ook daarna. Het waren de algemene levens­vragen naar zin, doel en waarheid die Jason Walters eerst bij de islam en later bij de filosofie deden uitkomen en Joram van Klaveren via het christendom bij de islam. Vragen die we allemaal hebben.

En daar moeten we alert zijn. Want als we niet oppassen bereiken terroristen wat ze willen. Ze dwingen ons mee te gaan in hun zwart-witte, nauwsluitende wereldbeeld. Hoe harder we roepen dat Gökmen gestoord is, hoe meer blikvernauwing er optreedt. Zo vallen we zelf ten prooi aan het mechanisme, wat Gökmen drijft: wij zijn normaal, zij zijn gek; wij weten hoe de wereld werkt, zij niet.

Pardoes ontstaat daar een eigen tunnelvisie. Eentje waarin we andersdenkenden, juist als ze geen extremisten zijn, behandelen alsof ze patiënten zijn. Waarin verwondering over een andere kijk op de wereld bij voorbaat uitgesloten is. En waardoor het gesprek bij voorbaat al is doodgeslagen. Zonder dat we het doorhebben – want we zijn toch niet gek?