Home Ten geleide: Ondergronds

Ten geleide: Ondergronds

Door Lisa Doeland en Dennis Hamer op 24 november 2022

Ten geleide: Ondergronds
Wijsgerig Perspectief 04 2022 WP
Wijsgerig Perspectief nr 4/2022 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Is de grond onder onze voeten zo stevig als wij denken? Hoe dieper we afdalen in het ­Antropoceen, hoe meer we ervan doordrongen raken dat de schijnbaar onveranderlijke achter­grond van onze levens en ons denken constant in beweging is. ‘De aarde is veeleer gebruikt om het denken mee te gronden dan om het te buigen’, zo schrijft Ben Woodard in On an Ungrounded Earth. Towards a New Geophilosophy (2013). Dit verschaft het denken een vermeende onbeweeglijke grond, die de planeet reduceert tot een toneel voor antropocen­trische filosofieën. Voor dergelijke filosofie is in dit nummer geen plaats – integendeel! ­Wijsgerig Perspectief gaat ondergronds en vraagt zich af: wat is het ondergrondse eigenlijk voor een plek? Wat treffen we daar aan? Hoe verhoudt het zich tot het bovengrondse? En is er een vorm van verzet nodig om het te bewaren?

Dit najaar trad het ondergrondse dringend op de voorgrond met de sabotage van de Nord Stream pijpleidingen. We werden, wederom, geconfronteerd met onze afhankelijkheid van dat wat zich onder de oppervlakte en op de zeebodem bevindt – olie, gas, gaspijp­leidingen, internetkabels. Wat als er nóg een leiding doorgaat? En hoe zit het volgende winter met de gasvoorraden? Wie verantwoordelijk is voor de sabotage zullen we misschien nooit weten, al lijkt in dit geval de kans klein dat het een wetenschapper was die zich liet inspireren door sociaal ecoloog Andreas Malm, die zich in How to Blow Up a Pipeline (2021) afvraagt of het niet tijd wordt om de infrastructuur van de fossiele industrie te saboteren. Als alle andere middelen niet blijken te werken en het voortbestaan van de mens en talloze niet-mensen op het spel staat, is dergelijk verzet dan niet geoorloofd?

Geologe en filosofe Maria Karssenberg worstelt met deze vraag en onderzoekt in haar bijdrage de vaak ongemakkelijke relatie tussen wetenschap en activisme. Geïnspireerd door een ontmoeting met Malm en aan de hand van het denken van Michel Serres en Thomas Nail, onderzoekt zij de verhouding tussen het wetenschappelijke en het politiek-maatschappelijke. Maria vraagt zich af of het boven- en ondergrondse niet veel dichter bij elkaar (zouden moeten) liggen.

Maarten Meijer onderzoekt hoe ‘grond’ achtergrond is geworden en stelt zichzelf de vraag of onze relatie tot de bodem beter wordt wanneer we er bewustzijn en kennis over ontwikkelen. In tijden van PFAS en stikstof vraagt de grond onder onze voeten steeds vaker en ­dwingender onze aandacht, maar hoe kijken we eigenlijk? Welk discours domineert de bodem? En welke bodemfilosofie is wenselijk? Dat we de bodem niet als slaaf zouden moeten zien of als loutere achtergrond waartegen onze levens zich afspelen is evident, maar hoe dan wel? Als gelijke partner? Als moeder?

Tjesse Riemersma en Jesse Havinga laten zien dat het ondergrondse zich in ­Groningen enkel indirect laat kennen. Onderzoek, metingen, en berekeningen; ze moeten de ­onzekerheid beteugelen en als fundament dienen voor een solide beleid. Tegelijkertijd wordt de heersende onzekerheid ook ingezet om het heden mee te gijzelen: we willen wel handelen, en we willen ook echt wel netjes de schade vergoeden van verzakte huizen, maar we moeten toch eerst zeer zeker weten dat die schade het gevolg is van door gaswinning veroorzaakte aardbevingen. Maar ook onzekerheid is inzet in het politieke spel. De ‘zone van onzekerheid’ die zodoende ontstaat, maakt al het handelen in het heden verdacht én onmogelijk. Ook zij halen Michel Serres aan, die stelde dat alles een prijs heeft, ‘zelfs helderheid: we betalen ervoor met schaduwen, soms zelfs verwoesting.’ Welke prijs betalen we voor dit verlangen naar zekerheid?

Lisa Doeland neemt ten slotte het verhaal ‘When the World Screamed’ (1925) van Arthur Conan Doyle (bekend van Sherlock Holmes) als uitgangspunt voor een beschouwing van Gaia, van Moeder Natuur, als personificatie van het ondergrondse. De mens wordt tegenwoordig vaak gezien als een invasieve en opdringerige soort. De antropos dringt op allerlei manieren de aarde binnen, maar ondertussen legt hij wel, schuldbewust, zijn oor bij ‘de natuur’ te luisteren om te horen hoe de veroorzaakte schade weer kan worden goedgemaakt. Maar heeft de antropos het hier wel bij het rechte eind? Is het niet veel eerder zo dat de rollen zijn omgedraaid en Gaia zich aan ons opdringt? Met behulp van onder meer Isabelle ­Stengers onderzoekt Lisa de intrusie van Gaia, en vraagt zich af wat het ondergrondse ons hierin te zeggen heeft. En vooral: wat niet. Wij vragen, porren, boren en poken, maar het onder­grondse blijft stil. Of toch niet?