Home Ten geleide: Identiteit
Identiteit

Ten geleide: Identiteit

Door Jacques de Visscher op 07 november 2014

Cover van 02-2012
02-2012 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de sfeer van de politieke correctheid staat het goed in ‘identiteit’ de bron te zien van veel kwaad en onheil, verwant met de terreurdaden van Kroaten en Serviërs tijdens de Joegoslavische burgeroorlog. Nog een kleine stap verder en we komen terecht bij etnische zuiveringen en andere ‘nazimisdaden’. Ook bij alles wat verkeerd kan gaan met ‘nationalisme’ – van bekrompenheid en enggeestigheid tot de architectuur van Ceausescu, Hitler en Mussolini, Blut und Bodem en uitsluiting – zou iets met het ‘identiteitsdenken’ te maken hebben. Daarom is het niet gepast te spreken van een Hollandse of Vlaamse identiteit, van een katholieke of reformatorische identiteit, van een chassidische of een Roma-identiteit, enzovoort, alsof ‘eigenheid’ niet mag bestaan.
 
Zelfs ‘Europese identiteit’ klinkt verdacht, hoewel de idee Europa het correcte antwoord op het vermaledijde nationalisme (of ‘populisme’ – nog zo’n scheldwoord) zou zijn, althans als zij een ‘efficiënt bestuur’ bepleit dat zo veel mogelijk verschillen gladstrijkt en administratieve en technologische globalisering bewerkstelligt.
 
Deze culturele verloochening is karikaturaal. Van enig onbevangen denken, redeneren en van gedachten wisselen is geen sprake meer als we de idee Europa en het ‘Brusselse’ Europa met elkaar verwarren of het onderkennen van een identiteit gelijkstellen aan een aanslag op de vrije persoonsvorming. Het zal wel zo zijn dat sommige mensen die aanspraak maken op ‘nationalisme’ of op een onweerlegbare kennis van de ‘identiteit van een volksaard’ tegelijk voorstander zijn van een autoritair regime, van een onwrikbare onverdraagzaamheid, van politiek en politioneel geweld en van een systeem van verklikking. Alleen kunnen we dat niet veralgemeniseren of als (goedkoop) uitgangspunt gebruiken om de uitdagingen te begrijpen die gepaard gaan met gastvrijheid en immigratie, met bezetting, kolonisatie en sociaaleconomische uitbuiting. Ook communisten, monarchisten en patriottisten hebben zich aan repressie en terreur bezondigd. Dienen we bovendien te vergeten dat er nationalistische bevrijdingsbewegingen zijn die zich zoals Catalanen en Palestijnen, Corsicanen en Koerden, Armeniërs en Tibetanen van een vreemde annexatie, bezetting of inmenging willen ontdoen en hun zelfstandigheid willen herstellen? Algemener: is culturele en politieke emancipatie zonder identiteitsbesef denkbaar? Hoe kunnen we iets ter sprake brengen zonder de vooronderstelling van de notie identiteit? Hoe kunnen we iemand herkennen als we haar/hem niet tegelijk erkennen als gelaat – hét archetype van de identiteit?

Naast de bepaling van identiteit die – louter formeel – stelt dat x gelijk is aan y alleen dan en slechts dan als x en y dezelfde zijn en de gedachte dat iemands eigenheid te fixeren valt, zijn er nog zoveel andere manieren om over de identiteit van iemand, van een volk en van een cultuur te spreken. Een romancier schrijft een dik boek om iemand geloofwaardig te portretteren, en een historicus of een socioloog heeft ook vele bladzijden nodig om het ver- haal van een culturele eigenheid uit de doeken te doen. In dit speciale  WP-nummer  schenken we zowel aandacht aan cultuurhistorische en cultuurfilosofische aspecten (de bijdragen van Raoul Bauer en Guy Vanheeswijck), als aan de filosofische (het essay van Cinao Aydin) en ontwikkelingpsychologische dimensie (het artikel van Jacques De Visscher). De auteurs, elk op hun manier, wijzen op het feit dat het bestaan de implicatie van een dynamische identiteit kent en omgekeerd, dat de identiteit verweven zit in de fluctuaties en verschuivingen van een historiciteit en een sociale omgeving. Er is dus geen vanzelfsprekendheid.

Aan de identiteit twijfelen, duidt op een crisis, waarvan een belangrijk aspect kan zijn dat we ‘het’ allemaal niet meer zo goed weten of dat we gewoon in de war zijn. ‘Wie ben ik?’, ‘Wie zijn wij?’, ‘Wat is ons gegeven en wat oriënteert ons?’ ‘Wat is onlosmakelijk met ons bestaan verbonden?’, ‘Met wie zijn we verwant?’ Deze vragen kunnen we stellen in redelijke en rustige omstandigheden, en dan getuigen ze van een wijsgerige bekommernis en maken ze de weg vrij voor een praktisch zoeken naar inzicht. Doemen deze vragen op in een sfeer van ressentiment en zelfverloochening, van vertwijfeling en verwarring, zonder enig uitzicht op een antwoord, dan overheerst de ontworteling. Wordt deze vertwijfeling tot dogma verheven, dan zien we het werk van de demagogen en sofisten die, zoals Mephisto, munt slaan uit de ontwrichting van wat waardevol is en zin geeft.