Home Ten geleide: Het wie, waar en hoe van de slaap

Ten geleide: Het wie, waar en hoe van de slaap

Door Jorrit Smit en Willemine Willems op 26 november 2021

Ten geleide: Het wie, waar en hoe van de slaap
Cover van Wijsgerig Perspectief nr 4/2021
Wijsgerig Perspectief nr 4/2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Toch bevindt de slaap zich nu al een hele tijd recht tegenover je, dichterbij dan ooit. Hij heeft zijn gebruikelijke vorm: een bol, of liever een bel, een grote, heel grote luchtbel, doorzichtig natuurlijk, maar niet van glas, eerder van zeep misschien, maar dan wel heel harde, absoluut niet vette en ook niet brokkelige zeep, of misschien is het nog eerder een buitengewoon dunne, strakgespannen huid.

Nauwgezet en bevreemdend somt de verteller in Georges Perecs roman Een man die slaapt (1976) alle kenmerken van zijn slaap op – een bewustzijnstoestand die hij vervolgens steeds maar tijdelijk weet te betreden. Hij mijmert in het schemergebied tussen waken en slapen, een toestand die symbool staat voor zijn weigering nog deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

Toen Perec de roman in de jaren zestig van de vorige eeuw schreef, was hij de eerste noch de laatste die de slapeloosheid aangreep om het bestaan te doorgronden. Nog altijd verschijnen er geregeld boeken die het gebrek aan slaap als uitgangspunt voor culturele of politieke kritiek nemen. Samantha Harvey beklaagt de Brexit in The Shapeless Unease – A Year of Not Sleeping (2020) en Bregje Hofstede benadrukt in Slaap vatten (2021) hoe slechte slaap ongelijk over de bevolking verdeeld is. De pandemie en de lockdowns deden daar nog een schepje bovenop: Vlaams ‘somnoloog’ Olivier Mareisse stelde in zijn Slaaplaboratorium vast dat vier keer zoveel mensen wakker lagen in coronatijd (tot bijna een derde van de bevolking) (De Standaard, 10-03-2021). En dat allemaal in hetzelfde jaar dat het woord woke ook in het Nederlands gemeengoed werd om een zekere sociaal-politieke waakzaamheid rondom kwesties van racisme en ongelijkheid te duiden. Of vooral, om de slaapkoppen bij wie dit bewustzijn nog altijd ontbreekt wakker te schudden.

Genoeg redenen voor de redactie van Wijsgerig Perspectief om vier auteurs uit te nodigen om te reflecteren op de slaap en het slapen, als toestand, praktijk en metafoor. Het uitgangspunt is daarbij niet het tergende uitblijven van het indommelen; wij beginnen eens niet bij het existentialistische zwerven van de slapeloze in het nachtelijke niets. Daarentegen proberen de auteurs de betekenis van het doezelen, tukken en uiltje knappen zelf te doorgronden. Ze vragen zich af wie we al slapend eigenlijk zijn, en onderzoeken wat het waar en het hoe van onze dutjes zegt over de slaap zelf. Daarnaast tasten sommige auteurs naar de metaforische betekenis en culturele context van onze nachtrust door via de literatuur zowel het slaapwandelen als de luiheid te thematiseren.

Monica Meijsing gaat in op de filosofische vraag of we onszelf wel zijn als we slapen. Overdag zijn we personen, en kijken we elkaar vanzelfsprekend aan op ons handelen. Maar wat als dit handelen zich in de nacht voltrekt, onbewust want in slaap? Meijsing onderzoekt aan de hand van een rechtszaak of haar persoonsbegrip ons kan helpen deze vraag over aansprakelijkheid
te beantwoorden. Het uitblijven van verantwoordelijkheid is eveneens de spil in het gebruik van slapen of slaapwandelen als cultuurkritische metafoor. Een goede reden voor Jeroen Vanheste om de vroeg twintigste-eeuwse roman De slaapwandelaars van Herman Broch af te stoffen. Juist Brochs typische mix van cultuurfilosofie en fictie, suggereert Vanheste, draagt potentie om ook in actuele debatten de boel wakker te schudden.

Antropoloog Sjaak van der Geest deelt de zienswijze dat slapen niet louter een biologische toestand is waarin we even ‘weg zijn van de wereld’. Hoe we slapen, waar en met wie is een cultureel fenomeen, een lichaamstechniek die we onder de knie krijgen dankzij imitatie en opvoeding, en die dus verschilt per woonplaats en tijdperk. Zijn etnografie van Ghanese slaapkamers laat zien dat slaap tegelijk universeel menselijk en extreem divers is. De slaapkamer als vruchtbare locatie voor contemplatie komt weer naar voren in de bijdrage van Thijs Kleinpaste. Hij onderzoekt de befaamde lethargie van Oblomov als een inkijkje in de sociaalculturele toestand halverwege de negentiende eeuw in Rusland. Dat grootgrondbezitter Oblomov in de gelijknamige roman niet in staat is uit bed te komen weerspiegelt het lot van zijn sociale klasse, waarvoor geen toekomst wacht, slechts vergetelheid.

Slaap is dus een complex proces dat niet alleen biologisch, maar ook cultureel bepaald is. Bovendien is de slaaptoestand de ultieme metafoor voor een samenleving of sociale klasse waarin niemand verantwoordelijkheid neemt voor onvrede, onrecht en rampspoed. Filosoferen over slaap – als toestand, cultuur en praktijk – verleent gelaagdheid aan de nachtrust, het slaapwandelen, het bed en de slaapkamer. Een diepere (betekenis van) slaap die uitnodigt tot reflectie op het heden. Blijf morgenochtend dus eens wat langer in bed en verdiep u in de slaap. Hopelijk kunt u dan met hernieuwde levenslust opstaan of u nog eens kritisch omdraaien.