Home Ten geleide: Digitalisering
Mens en techniek

Ten geleide: Digitalisering

Door Cris van der Hoek op 15 oktober 2013

Cover van 01-2013
01-2013 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In rap tempo worden boeken en tijdschriften uitgegeven in een digitale vorm. Veel tijdschriften hebben te kampen met teruglopende abonneebestanden en stijgende kosten voor drukwerk en papier. Een digitale versie van het tijdschrift is dan een goed alternatief… Ook Wijsgerig Perspectief overwoog eind vorig jaar digitaal te gaan en ter gelegenheid hiervan een themanummer te maken over digitalisering. Er waren mooie plannen bedacht, maar een enquete onder de abonnees wees uit dat zij helemaal geen digitaal tijdschrift wilden, maar een mooi tastbaar papieren product; geen gekoekeloer op een beeldscherm waarbij je als een monotone geste almaar je vingertoppen moet gebruiken en verbonden bent met een apparaat. Zegt dat iets over de doelgroep van Wijsgerig Perspectief of over het fenomeen digitalisering? Over beide wellicht. Reden temeer voor een themanummer.

Een digitaal tijdschrift omvat allereerst veel meer dan een reproductie van de gedrukte tekst, die nu alleen vanaf een beeldscherm moet worden gelezen en die je eventueel kunt uitprinten. Kenmerkend voor het uitgeven in digitale vorm is de integratie van tekst, beeld en geluid in dezelfde digitale, binaire code van nullen en enen (= multimedialiteit), waarbij – zoals de mediafilosoof Friedrich Kittler stelt – het onderscheid tussen de verschillende traditionele media niet meer relevant is (Kittler 1986). De andere belangrijke kenmerken zijn interactiviteit en virtualiteit. Mediagebruikers zijn geen passieve ontvangers meer, maar kunnen actief bijdragen aan de betekenisconstructie. En er kan een virtuele werkelijkheid worden gecreëerd, dat wil zeggen een simulatie van een wereld die niet werkelijk is in fysische zin, maar wel effecten heeft die als werkelijk overkomen (De Mul 2002). Digitale beeldbewerking speelt hierbij een grote rol.

Dus een echt digitaal Wijsgerig Perspectief biedt in de artikelen tal van directe links naar andere relevante informatie, bijvoorbeeld naar de filosofiebank die uitgeverij Boom aan het opzetten is en waarin het gehele fonds digitaal beschikbaar wordt gemaakt. Dit is een verrijking van de inhoud. Een digitaal Wijsgerig Perspectief biedt bijvoorbeeld ook links naar besproken filmfragmenten en ander beeldmateriaal; ze biedt de lezer de mogelijkheid om zelf te participeren aan het tijdschrift. Allemaal mogelijkheden waaraan de huidige doelgroep wellicht niet heeft gedacht? Maar er is meer te zeggen over de effecten van een dergelijke digitalisering.

Nicolas Carr heeft onlangs beschreven hoe het internet en e-books onze manier van lezen en schrijven beïnvloeden. De mogelijkheid uit de tekst te springen en allerlei links te volgen, inclusief filmpjes en muziek, heeft effect op ons concentratievermogen en leidt tot wat hij noemt het ondiepe denken (Carr 2011). De verschillende soorten informatie op een scherm draagt bij aan fragmentatie van de inhoud en verstoort onze aandacht.

‘Telkens wanner we de computer aanzetten worden we ondergedompeld in een ecosysteem van onderbrekingstechnieken’ (Carr 2011: 123). Met deze benadering betoont hij zich schatplichtig aan het denken van Marshall McLuhan en maakt hij gebruik van inzichten uit de hedendaagse hersenwetenschap, een tak van sport die zonder digitale technieken trouwens ondenkbaar zou zijn.

De mediawetenschapper McLuhan werd in de jaren zestig beroemd met zijn stelling the medium is the message. Hiermee bedoelde hij dat media geen neutrale doorgeefluiken van communicatieboodschappen zijn; de technologie van de media beïnvloedt onze manier van waarnemen en denken. Hij beschouwt media als extensies van onze zintuigen en ons centraal zenuwstelsel. Zo gaat de typografische cultuur gepaard met de extensie van het oog en met een zekere disbalans tussen oor en oog. Het geconcentreerde lezen van een tekst heeft ten opzichte van een orale cultuur geleid tot meer rationaliteit, abstract denken, introspectie en individualisering. Het in zijn tijd nog relatief nieuwe medium televisie ziet McLuhan als een extensie van het gehele centrale zenuwstelsel. De zintuigen raken weer meer met elkaar in balans; mensen raken weer meer met elkaar verbonden. En de computer houdt in zijn visie nog meer beloften in voor de onderlinge communicatie.

McLuhan is dan ook veel minder pessimistisch over het medium televisie dan bijvoorbeeld de cultuurcriticus Neil Postman. Neil Postman zag onder invloed van dit medium nieuwe vormen van analfabetisme ontstaan. McLuhan en Postman worden wel beschouwd als media-ecologen die de wisselwerking bestuderen tussen mediatechnologie en het menselijk waarnemen en denken. Ook Nietzsche was zich al van deze wisselwerking bewust toen hij in 1882 voor het eerst gebruik ging maken van een schrijfmachine en naar aanleiding hiervan vaststelde dat ons schrijfgerei deelneemt aan het vormen van onze gedachten (Kittler 1986). De techniekfilosoof Bernard Stiegler ziet de hedendaagse digitale technieken als hedendaagse vormen van de Griekse mnemotechnieken. En deze technieken zijn ook altijd wat Plato pharmaka noemde: dat wil zeggen tegelijk gifstoffen en medicijn (Stiegler 2012).

In de bijdragen aan dit nummer worden verschillende aspecten van digitalisering belicht. We openen met een wat langer overzichtsartikel van Bibi van den Berg en Esther Keymolen dat laat zien hoe technologische ontwikkelingen in algemene zin en de digitalisering in het bijzonder ook de techniekfilosofie zelf hebben beïnvloed. Ze onderscheiden drie fases van techniekontwikkeling in de twintigste eeuw: het systeemtijdvak, het apparatentijdvak en het netwerktijdvak. Elk van deze fases heeft eigen techniek-filosofische vragen opgeroepen. Zo zien we dat in het netwerktijdvak de scheidslijn tussen mens en technologie vervaagt, wat nieuwe ontologische, ethische en filosofisch antropologische vragen oproept.

Dit themanummer is ook een goede aanleiding om de in Nederland nog weinig bekende filosoof Vilem Flusser (1920-1991) te introduceren. Dit doet Cris van der Hoek. Flusser was met zijn beschrijving van de impact van het zogenoemde technobeeld zijn tijd ver vooruit. Hij roept het beeld op van een samenleving waarin we als knopen in een netwerk op interactieve wijze beelden uitwisselen. In creatieve dialogen wordt het abstracte denken in synthetische beelden geconcretiseerd. Wat betekent dit voor de toekomst van het schrift en voor de filosofie zelf?

Andre Nusselder gaat tot slot in op de gevolgen van de digitale cultuur voor het auteurschap van de filosoof. Hij doet dit onder meer aan de hand van het denken van Derrida. Filosofie creëert een specifieke ruimte van het schrijven en ze zou weer de vorm moeten aannemen van de conversatie die ze altijd al was.

Literatuur
Carr, N. (2011). Het ondiepe. Hoe onze hersenen omgaan met internet. Amsterdam: Maven
(oorspr. titel: The Shallows. What the internet is doing to our brains. Londen: Norton 2010).
Kittler, F. (1986). Grammophon, Film, Typewriter. Berlijn: Brinkmann.
McLuhan, M. (2002). Understanding Media. Berkeley: Gingko Press.
Mul, J. de (2002). Cyberspace Odyssee. Kampen: Kok.
Postman, N. (1985). Amusing ourselves to death. New York: Viking.
Stiegler, B. (2012). Ars Industrialis Manifest 2010. In T. Bakker & R. Brouwer (red.),Vrijheid. Maar voor wie?. Utrecht: IJzer.