Home Ten geleide: De 21ste-eeuwse Darwin

Ten geleide: De 21ste-eeuwse Darwin

Door Jeroen Hopster op 03 september 2021

Ten geleide: De 21ste-eeuwse Darwin
Cover van 03-2021
03-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In hoofdstuk drie van On the Origin of Species (1859) merkt Charles Darwin op dat klimatologische schommelingen van grote invloed zijn op de strijd om het bestaan. ‘De activiteit van het klimaat (…) zorgt hoofdzakelijk voor verminderen van voedsel, en brengt daarmee de meest hevige strijd teweeg tussen individuen.’ Die hypothese heeft zijn relevantie vandaag de dag niet verloren, integendeel. Het broeikaseffect was in 1859 nog niet als zodanig benoemd (wel werd het effect reeds bestudeerd), maar dat het aardse klimaat radicaal kon veranderen was 19de-eeuwse naturalisten niet ontgaan. Zou Darwins hypothese in de 21ste eeuw niet als aanmoediging kunnen dienen, om de bestaansstrijd niet tot het kookpunt te laten voeren?

Elke eeuw schept zijn eigen Darwin. In deze eeuw, allicht, zal dat de Darwin van klimaatverandering zijn, of de Darwin van pandemieën. De verspreiding van muterende virussen, alsook de wapenwedloop tussen bacterie en antibioticum, getuigen van accelererende evolutie: evolutionaire verandering in de hoogste versnelling. Een ogenschijnlijke versnelling waar Darwin in zijn eigen tijd mee worstelde, zo beschrijft Norbert Peeters in dit nummer, was de plotselinge aanwezigheid van bloemplanten in geologische aardlagen. Hun snelle opkomst en verspreiding, zo denken biologen tegenwoordig, werd aangezwengeld door de dans tussen bloemen en bestuivers. Geen competitie, dus, maar juist samenwerking gaf de evolutie impuls. Ook dat inzicht, trouwens, past in het plaatje van de 21ste eeuw, zo lezen we in het essay van Michael Vlerick: samenwerking is een factor van evolutionaire betekenis.

Darwinisme is een modeverschijnsel, zo constateerden de redacteurs van Wijsgerig Perspectief nummer vier uit 1991–1992. Meer dan dat: het verschijnsel voegt zich naar de vragen van zijn tijd. Datzelfde geldt, tot op zekere hoogte, voor de persoon Darwin, die in dit nummer centraal staat: diens overtuigingen en hebbelijkheden komen mettertijd in een nieuw licht te staan. Daarbij springt soms de actualiteit van Darwins inzichten in het oog, maar tonen zich ook hun beperkingen. Neem Darwins gradualisme: zijn stellige overtuigingen dat de natuur geen sprongen maakt. Dat uitgangspunt maakt het in beginsel lastig om evolutionaire stroomversnellingen te duiden. Of neem Darwins victoriaanse maatschappijopvattingen, die soms ver afstaan van deze tijd. Zo is Darwin geen voor de hand liggend rolmodel voor hedendaagse feministen – al is zijn kijk op vrouwen, zo betoogt Tessa van Dijk, complexer dan critici hebben opgemerkt.

De verbindende vraag van deze editie van Wijsgerig Perspectief is wat het belang is van Darwins denken voor de hedendaagse maatschappij. De actualiteit van die vraag, en haar wijsgerige relevantie, komt deels voort uit een toenemende interesse in de metafysische en ethische thema’s waar Darwin zich over heeft gebogen. Want Darwin schreef niet alleen over evolutie, maar ook over onderwerpen die tegenwoordig in het middelpunt van filosofische belangstelling staan, zoals het ontstaan van de menselijke moraal, de emoties en esthetische belevingswereld van dieren, de intelligentie van planten, en de fluïde grenzen van soorten.

Natuurlijk, in de eerste plaats was Darwin naturalist, geoloog, etholoog en botanist. Maar hij was ook een denker, filosoof. ‘Philos – be not irate – have patience and I will tell thee all’, schreef kapitein Robery FitzRoy in een brief van oktober 1833 aan de 24-jarige Charles, die hem vergezelde aan boord van HMS Beagle. Darwin was philos, de scheepsfilosoof die zich boog over de raadselen van land en leven, in de verre oorden die de Beagle aandeed.

Welke filosofische ideeën van Darwin inspireren hedendaagse perspectieven op wetenschap en maatschappij? Vier jonge onderzoekers schijnen daar in dit nummer hun licht op. Het openingsessay van Joeri Witteveen haakt in op de huidige biodiversiteitsproblematiek. Biodiversiteit wordt vaak afgemeten aan soortenverscheidenheid, maar zoals Darwin liet zien is de soort geen entiteit met harde grenzen. Sterker nog, verschillende soorten hoeven niet eens gelijke grootheden te zijn. Welke implicaties heeft dit inzicht voor hedendaagse discussies over soortenbehoud?

Filosoof Norbert Peeters publiceerde al verschillende boeken over Darwin en plantkunde, waarin hij Darwins positie als botanicus rehabiliteert. In zijn essay gaat hij in op de eerder-genoemde oorsprong van bloemplanten. Hoe kon Darwin dit ‘mysterie’ verklaren, in een natuur die geen sprongen maakt?

Darwin was behalve wetenschapper ook vader, echtgenoot, familieman en upper class Engelsman. In het derde essay belicht Tessa van Dijk – die samen met Peeters onlangs de bundel Darwins Engelen uitbracht – Darwins ambigue opvatting over vrouwen. Wij moeten Darwin zien als kind van zijn tijd, betoogt van Dijk, maar tegelijkertijd breekt zij een lans voor de vrouwvriendelijke kant van Darwins denken.

Tenslotte buigt Michael Vlerick zich over de vraag wat een darwinistische kijk ons vertelt over de mogelijkheid van globale samenwerking, in het licht van de wereldproblemen van vandaag. Zijn wij, met onze geëvolueerde psyche, behept om collectieve uitdagingen zoals de pandemie en klimaatverandering het hoofd te bieden? Grote vragen, waarop een doorwrocht antwoord meer ruimte vraagt dan dit voorwoord kan bieden. Daarom geef ik lezers, ter besluit, graag de aansporing van kapitein FitzRoy mee:

‘Filosoof – wees niet geïrriteerd – heb geduld en ik zal u alles vertellen.’