Home Ten geleide: Camus

Ten geleide: Camus

Door Florentijn van Rootselaar op 05 december 2013

Cover van 04-2013
04-2013 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de kroegen waar ik kwam wisten de meisjes niet wat het existentialisme inhield. Maar ze spraken het woord met plezier uit.’ Jacques Laurent beschrijft het naoorlogse leven in Parijs: lang niet iedereen kent Sartres ideeën over het existentialisme; maar als mode, zelfs als manier van leven blijkt zijn filosofie aanstekelijk. Ook al weigerde Albert Camus – Sartres vriend en later vijand – het etiket existentialist, toch hoorde hij als geen ander bij die wereld waarin filosofie een levensstijl was geworden.
Sartre en Camus zorgden voor een onwaarschijnlijk vruchtbaar decennium in het Franse literaire en filosofische leven, zo schrijft Ger Groot in zijn bijdrage aan dit themanummer over Camus. Niet alleen stonden ze aan de basis van een nieuwe wereldvisie, ze lieten ook een nieuwe moraal en een nieuw levensgevoel opbloeien op ‘de geestelijke puinhopen van de Tweede Wereldoorlog’.
Precies honderd jaar na de geboorte van Camus – en meer dan vijftig jaar na zijn tragische dood – blijft zijn filosofie tot de verbeelding spreken. Inderdaad, als belichaming van een levensstijl. Maar ook als stroming die sinds Camus’ dood alleen nog maar aan aanhang heeft gewonnen. Was Camus niet de vertegenwoordiger van het bezonnen oordeel, die het gelijk van de geschiedenis heeft gekregen? Hij keerde zich immers tegen de gewelddadige revolutie en verkoos de geleidelijke verandering. En was Sartre niet de vertegenwoordiger van een revolutionair communisme, waarvan het falen nu onomstotelijk is vastgesteld?

Deze eenvoudige tweedeling is eerder het gevolg van een op hol geslagen verbeelding, dan van een werkelijk begrip van de filosofie van Sartre en Camus, zo schrijft Ger Groot: ‘De mythe die zich inmiddels rond hun beider verstandhouding heeft geweven, heeft niet alleen de geschiedenis vervalst, maar ons eigen denken afgestompt. De gevoeligheden, subtiliteiten en grijstinten die daarin ons intellect zouden moeten uitdagen zijn goeddeels verdwenen onder een politiek-filosofische consensus die bij voorkeur geen lastige vragen opwerpt. Liever stelt deze zich tevreden met de gedachte dat Sartre nu eenmaal altijd hartgrondig “fout” gezeten heeft en we Camus als de good guy terecht in onze armen sluiten.’ 
Hoe doen we wel recht aan het denken van Camus? Zowel Ruud Welten als André Comte-Sponville keren daartoe terug naar het fundamentloze fundament in Camus’ denken: het absurde; ‘de eerste van mijn waarheden,’ schrijft Camus in De mythe van Sisyphus. Absurditeit is niet eenvoudig de afwezigheid van zin in de wereld, legt Comte-Sponville uit. Nietde wereld of de mens is absurd, maar hun samenkomst. ‘De mens bevindt zich tegenover het irrationele. Hij is zich bewust van zijn verlangen naar geluk en naar redelijkheid. Het
absurde komt voort uit deze confrontatie tussen het menselijke appel en de onzinnige stilte van de wereld.’
Camus zal oproepen om in te stemmen met deze absurditeit. Camus vraagt ons om ons Sisyphus zelfs voor te stellen als een gelukkig mens. Ruud Welten schrijft: ‘Sisyphus is de absurde held omdat hij beseft dat hij op zichzelf is aangewezen; dat hij niet langer door goden bestierd wordt en dat zijn lot alleen hém toebehoort. Zijn geluk houdt niet schuil in de ontkenning van zijn lot, maar in het besef dat hij revolteert tegen het lot dat de goden hem toebedacht hebben, en het is precies deze revolte die hem vrijmaakt. “Het helder inzicht dat zijn eigenlijke kwelling zou moeten veroorzaken, bewerkstelligt tegelijkertijd zijn overwinning,” schrijft Camus. Misschien schuilt juist in deze gedachte de actualiteit van Camus’ denken. De redactie wenst u veel plezier met het lezen van dit nieuwe nummer van Wijsgerig Perspectief.