Home Strijd tegen de beheksing van het verstand

Strijd tegen de beheksing van het verstand

Door René Gude op 30 april 1999

10-1997 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Kijk eens naar de activiteiten die we “spelen” noemen. Ik bedoel bordspelen, kaartspelen, balspelen en Olympische spelen. Wat hebben deze gemeenschappelijk? – Zeg niet: ze moeten iets gemeen hebben, anders zouden ze geen “spelen” heten – maar kijk of ze allemaal iets gemeen hebben.’ Ludwig Wittgenstein aan het werk.

In de eerste decennia van deze eeuw gonsde heel Europa van koortsachtig politiek activisme, maar Wenen overtrof alles. Wenen was het knooppunt in de breekbare betrekkingen tussen Rusland, Balkan en West-Europa en daarom een grote marktplaats van oververhitte ideeën. Totalitaire kretologie, Germaanse mythen, onsmakelijke rassentheorieën en vruchtbaarheidscultussen streden met marxistisch getinte heilsprofetieën om de gunst van de menigte – ultra-rechts en extreem-links fanatisme voortgestuwd door barokke, overgeornamenteerde, totaal ongefundeerde slogans. Duistere tijden.
Een deel van de artistieke avantgarde reageerde met een formalistisch modernisme in de schilderkunst en architectuur. Een sterke neiging tot versobering, strakke lijnen en tot pure vorm. Het niet-Weense schoolvoorbeeld daarvan is Mondriaan, die de het bos een beetje ‘bossig’ vond en het in zijn schilderijen terugbracht tot een formele impressie opgebouwd uit horizontalen, verticalen en primaire kleuren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De intellectuele avantgarde zocht naar versobering en formalisering van het taalgebruik. Filosofie werd taalfilosofie. Het hetzerige misbruik van taal vraagt om een tegengif, vonden de intellectuelen. Ons verstand – de voorwaarde voor bezonnen handelen – kan op ieder ogenblik behekst worden door de middelen van onze taal. Terwijl verschillende totalitaire systemen met platte leuzen streden om de aanhankelijkheid van de massa’s, leidden uitgesproken morele idealen tot de ontwikkeling van taalfilosofie en formele logica.
De meest abstracte en technische stroming die de filosofie ooit heeft voortgebracht, de analytische filosofie, is gebaseerd op een mix van bewondering voor de kracht van de taal en een diepe argwaan tegen de vernietigende werking van losgezongen sjablonen. Het is een zoektocht naar een exact criterium om zin en onzin van elkaar te onderscheiden. Hoe onderscheid je taalgebruik van taalmisbruik? Weet u het?

Door en door moreel

De leden van de Wiener Kreis, een los-vaste vereniging van filosofen, fysici en wiskundigen, streefden naar een universele methode voor conflictoplossing, een taal die voor Servo-Kroaten even helder zou zijn als voor edelpruisen en kaaskoppen: een messcherpe logica, een onfeilbare formele taal. In nauwe samenwerking leverden de logici de vorm, de wetenschappers de inhoud. De combinatie van die twee beloofde een elegante weg naar zinnige en uitwisselbare kennis, een betrouwbare basis voor alle menselijke ondernemingen. De reikwijdte van dit project ligt besloten in de naam ‘logisch empirisme’, de zuivere vorm gecombineerd met exacte inhoud. Het politieke engagement en de ethische bevlogenheid van dit strenge formalisme komt naar voren in de andere naam voor dezelfde stroming: ‘logisch positivisme’. Het logisch positivisme was van meet af aan politiek correct in eminente zin, door en door moreel, een gedreven zoektocht naar een koninklijke weg uit de politieke chaos, een onfeilbare methode om taalmisbruik aan banden te leggen. Het resultaat was een oase van zindelijk denken in een woestenij van metafysische – niet op enige ervaring gebaseerde – kretologie van antisemieten, doorgeschoten communisten en pseudo-wetenschappers.

Ludwig Wittgenstein werd geboren op 26 april 1889, zes dagen later dan Adolf Hitler. Beide Oostenrijkers, de filosoof en de dictator, hebben een jaar op dezelfde school gezeten. Terwijl Hitler in zijn Weense jaren steeds rancuneuzer werd en toedreef naar de duisterste theorieën en cultussen, ontving de puissant rijke familie Wittgenstein de Weense avantgarde. De salons van Wittgensteins ouderlijk huis ademden een uitgesproken kosmopolitisme.

Een formeel criterium om zin van onzin te kunnen onderscheiden

Wittgenstein werd aangestoken door de koorts om klaarheid in chaos van slogans en hetzes te brengen, dezelfde koorts die Moritz Schlick de Wiener Kreis deed stichten. Wittgenstein is nooit foolproof lid van de Wiener Kreis geweest, maar vooral zijn eerste werk, de Tractatus logico-philosophicus toont grote verwantschap met het logisch empirisme. Wittgenstein zocht met dezelfde ethische gedrevenheid naar een formeel criterium om het taalmisbruik aan banden te leggen, om zin van onzin te kunnen onderscheiden. Het oude streven naar een mathesis universalis, een communicatiestrategie die duidelijkheid kan brengen in ieder conflict op elk ogenblik in de geschiedenis, heeft een enorme opleving gehad in de twintigste eeuw. Zoals Leibniz (1646-1716) met de juiste mix van ernst en humor voorspelde dat ooit ieder meningsverschil kon worden opgelost met passer en liniaal, oftewel de wiskunde tot esperanto uitriep, zo zochten Tarsky in Warschau, Russell in Cambridge, Van Eeden en L.E.J. Brouwer in Leusden, Schlick, Carnap en Wittgenstein in Wenen naar een ideale taal. Een talig instrument dat, analoog aan de precisiemeetinstrumenten in de natuurwetenschappen, als meetlat naast iedere uitspraak gelegd zou kunnen worden om het werkelijkheidsgehalte ervan objectief te meten en de toepasbaarheid te toetsen.
Het universele ijkpunt voor zinvolle uitspraken werd gezocht in de taalvorm, de formele logica, het neutrale skelet van iedere uitspraak dat zichtbaar wordt als je van de inhoud van een uitspraak afziet.

Volksmenners ontmaskeren

De Tractatus Logico-Philosophicus (1918) begint met de zin ‘De wereld is alles wat het geval is’ en eindigt met de uitspraak met de boodschap: ‘Waarover je niet kunt spreken, moet je zwijgen.’ Tussen deze twee ogenschijnlijke open deuren ligt een worsteling die Wittgenstein grotendeels als soldaat in de loopgraven heeft uitgevochten. Zijn bevindingen waren ontluisterend voor filosofische speculatie en ander geleuter dat losstaat van de ervaring. Wittgensteins aanvankelijke conclusie was dat alleen natuurwetenschappelijke, keihard empirische uitspraken zinvol zijn. Zodra iemand daarbuiten – bijvoorbeeld in de moraal – iets met stelligheid beweert, dan moet de filosoof hem taalkritisch het zwijgen opleggen door te laten zien dat ‘bepaalde tekens in zijn uitspraken geen betekenis hebben’.
De taalkritiek is de ladder waarmee je kunt opklimmen vanuit het gewoel van alledaagse onheldere taaluitingen, naar het domein van de exacte empirische wetenschap. Als dat gelukt is, heeft de filosofie hooguit nog de functie om je voor terugvallen te behoeden. Wittgenstein was zich er scherp van bewust dat de zuivere taal van de exacte wetenschap niet alle menselijke kwesties van sentiment, moraal en psychologie kan uitdrukken. Hij heeft daarmee het belang van moraal en psychologie niet willen bagatelliseren, maar bracht met klem naar voren dat op die gebieden geen harde, algemeen geldende uitspraken te verwachten zijn. Alleen in de exacte wetenschappen is Erklärung mogelijk, daarbuiten moeten we genoegen nemen met Verstehen, begrijpen. Buiten de empirische wetenschappen zijn geen universele uitspraken mogelijk. Iedere toekomstige volksmenner die de massa probeert te verleiden met pseudo-wetenschappelijke kretologie, zou op die manier te ontmaskeren zijn.
Voor Wittgenstein was het filosofisch project hiermee afgerond. Hij trok zich na de publicatie van de Tractatus in 1918 terug uit de wereld van hoge verwachtingen en ging lesgeven in een Oostenrijks dorpje, werd tuinier in de veilige beschutting van een ommuurde tuin en was lange tijd voor de wereld onbereikbaar in een Noorse berghut.

Daarmee wankelde het hele project op zijn grondvesten

De imposante pogingen van analytische filosofen, op zoek naar een ideale taal, bleken echter gaandeweg op principiële moeilijkheden te stuiten. Het project liep tegen zijn eigen grenzen aan. Gaat u er maar even voor zitten: de strenge eis dat zinvolle kennis moet bestaan uit een precisiewaarnemingen uitgedrukt in een formele (tautologische) logische taal, die strenge eis voldoet zelf niet aan dat criterium. Daarmee wankelde het hele project op zijn grondvesten. Het criterium voor zinvolle uitspraken was zelf strikt genomen onzin. ‘An important type of nonsense’, zoals Alfred Ayer het uitdrukte, maar niettemin een groot probleem. Meer praktische problemen waren bovendien dat de logische eenheidstaal niet werd gevonden, zoals alleen al bleek uit de wildgroei in notaties in de formele logica. Een ander technisch probleem was dat de match tussen empirische data en logische uitdrukkingen problematisch bleef.
In 1929 werd ook Wittgenstein getroffen door een toenemende twijfel aan de volledigheid van het formele, analytische project. Hij keerde terug naar Cambridge en ging weer aan het werk. Wittgenstein was aanvankelijk nog van plan om de Tractatus en het ‘formalistisch modernisme’ te redden, maar gaandeweg kreeg hij meer bedenkingen. De haarscheuren in formeel-analytische bolwerk werden steeds groter en de stemming sloeg geleidelijk om in scepsis tegenover het uitgangspunt van het hele project. Een tijdgenoot drukte de deceptie in het analytische kamp uit met de woorden: ‘We bestormden een citadel, maar zij bleek bij inname leeg te zijn’. Je kunt je de enorme teleurstelling nauwelijks voorstellen.

Dédain

Analoog aan de antiformalistische tendensen in de moderne kunst, zoals de opkomst van abstract expressionisme, action painting en informalisme, begon Wittgenstein zich af te keren van het een ideaal van formele eenheid. Hij liet de tweedeling ideale taal versus natuurlijke taal los. In zijn taalkritische werkzaamheden die uiteindelijk leidden tot de afronding in 1945 van zijn tweede hoofdwerk, Philosophische Untersuchungen, begon Wittgenstein in toenemende mate plaats in te ruimen voor informaliteit, pluralisme en een proliferatie van vormen. Hij erkende dat het zoeken naar een enkele allesoverkoepelende ideale taal onbedoeld een groot dédain voor alledaagse taaluitingen inhoudt. Hij verweet zichzelf dat hij bij het zoeken naar een overkoepelende formele maatstaf voor alle taaluitingen, de feitelijke doeltreffendheid van het alledaagse taalgebruik uit het oog was verloren.
Hij draaide zijn uitgangspunt diametraal om. Weg met de ideale taal die als deus ex machina alle aardse problemen in een klap universeel zou oplossen. ‘Waarover zou zo’n ideale taal moeten gaan?’ Weg met het idee dat de natuurlijke taal volkomen gebrekkig is. Het gaat wel vaak mis, maar er is ook ontegenzeggelijk een ordening en een grote doelmatigheid in de natuurlijke taal, zeker als je die doeltreffendheid bekijkt in geïsoleerde situaties. Taal werkt misschien niet altijd en overal, maar wel heel vaak in vastomlijnde gebieden. Je kunt een verkoudheid beschrijven als ‘kou vatten’ of ‘een virusinfectie oplopen’, maar in beide gevallen moet je je neus snuiten. En het is zeer wel mogelijk om beide uitdrukkingen te beschrijven en te vergelijken, om hun werking te laten zien en zelfs om tot een waardebepaling van beide uitdrukkingen te komen. Dat vereist wel een inhoudelijke en niet een zuiver formele taalfilosofie. En dat betekent niet dat je begint te leuteren. Je voegt alleen aan de schitterende bèta-exactheid, de minstens zo schitterende exactheid van alfa- en gammawetenschappen toe.

‘Je zult familiegelijkenissen zien, en wel een hele reeks’

Om van de fixatie op de formele structuur van Sätze (oordelen, uitspraken) los te komen, introduceerde Wittgenstein de term ’taalspel’: ‘Kijk bijvoorbeeld eens naar de activiteiten die we “spelen” noemen. Ik bedoel bordspelen, kaartspelen, balspelen en Olympische spelen. Wat hebben deze gemeenschappelijk? – Zeg niet: ze moeten iets gemeen hebben, anders zouden ze geen “spelen” heten – maar kijk of ze allemaal iets gemeen hebben. Want als je ze bekijkt zul je weliswaar niet iets zien wat ze allemaal gemeen hebben, maar je zult familiegelijkenissen zien, en wel een hele reeks.’ Analoog daaraan is er ook niet een enkel criterium van toepassing op alle taaluitingen. Er zijn verschillende taalspelen. Zij hebben elk hun eigen onmiskenbare ordening, net als schaken en speerwerpen. Er bestaat niet één regel die in alle spelen geldt.
Het taalspel van de formele logica bepaalt niet de regels voor de andere taalspelen. Het is niet de rechtbank waarvoor alle andere taalspelen zich moeten verantwoorden. Andere taalspelen, bijvoorbeeld dat van het Ministerie van Economische Zaken en dat van een vierjarig kind, hebben ook regels. En die kun je beschrijven. Breng ze in kaart, onderzoek de reikwijdte; geniet ervan, keur ze af of scherp ze aan. Op dit moment doemen bij u misschien de contouren op van hedendaags relativisme en nihilisme, maar dat is niet terecht. Er zijn goede inhoudelijke redenen om het taalspel van bruinhemden af te keuren, ook al zijn ze tijd- en plaatsgebonden.

Met groot geduld beschrijft Wittgenstein in de Philosophische Untersuchungen het dagelijkse taalgebruik. Het boek is een kritische conversatie van Wittgenstein met zichzelf. Op die manier neemt hij afstand van de gewone taal zonder haar ooit te verlaten. Verstehen, beschrijven en knopen ontwarren zijn de trefwoorden in de Philosophische Untersuchungen.
Wittgenstein is zijn hele leven blijven zoeken naar voorwaarden voor optimale communicatie. Hij bleef de beheksing van het verstand bevechten, maar nu met andere middelen. Zijn vroege werk is niet achterhaald, het is rijker geworden. De methode is nog bewerkelijker geworden. Taalverwarringen komen voort uit ons verwarde verstand en we hebben niets dan ons verwarde verstand om die verwarringen weer op te lossen. Dat maakt filosofie tijdrovend, maar de tijd die nodig is moeten we er maar voor nemen. Er is geen andere weg en er zijn wel de troostende woorden van Adriaan Morriën: ‘Hoor ik voorspel je de toekomst, een beter gebruik van woorden.’