Op 7 februari, de laatste carnavalsdag van 1497, laait op het Signorenplein te Florence een enorm vuur, een ‘vreugdevuur der ijdelheden’. De charismatische boeteprediker Girolamo Savonarola, die de stad dan al een paar jaar in zijn ban houdt, wil hiermee Florence zuiveren van allerlei wereldse uitwassen: maskers, sieraden, spiegels, speelkaarten, boeken met wereldse lectuur, schilderijen met vrouwelijk schoon enzovoorts, gaan allemaal op de brandstapel.
Niccolo Machiavelli, geboren en getogen Florentijn, heeft Savonarola’s opkomst met belangstelling gevolgd. Hij bewondert het charisma van Savonarola, waarmee hij de Florentijnen ervan wist te overtuigen dat hij in contact stond met God, ‘hoewel de Florentijnen zichzelf dom noch primitief achtten’, zo merkt Machiavelli op in zijn Discorsi (I.11.24). Hij merkt daarbij nog op dat hij zich er niet over uitlaat of het waar is, ‘in ieder geval is het zo dat talloze mensen dat geloofden’. Deze laatste opmerking is typisch ‘machiavellistisch’: oprechtheid doet niet ter zake, het enige dat telt is het resultaat. En dat mag er zijn: Savonarola houdt Florence enkele jaren in de palm van zijn hand.
Savonarola was populair geworden met profetieën. Hij voorspelde dat een buitenlandse vorst Italië zou komen bevrijden van zijn goddeloze tirannen. In zijn preken richtte de profeet zijn pijlen op de familie de Medici, die Florence dan al generaties lang regeren. Met name Lorenzo de’ Medici (Il Magnifico) moest het ontgelden – Savonarola was allesbehalve ‘prachtlievend’.
In 1494 komt Savonarola’s voorspelling uit: de Franse koning loopt Italië onder de voet en verdrijft de Medici uit Florence. Savonarola grijpt zijn kans, hij probeert zijn droom te verwezenlijken en van Florence een ‘theocratie’ te maken. In zijn preken verkettert hij het corrupte kerkelijk gezag, in het bijzonder paus Alexander VI. In 1497 beantwoordt de paus Savonarola’s tirades met een banvloek. Vlak nadat deze in 1498 voor een tweede keer een vreugdevuur der ijdelheden laat oprichten, keert de massa zich tegen hem. Op 23 mei 1498 wordt hij met enkele handlangers opgehangen en vervolgens verbrand, op het Signorenplein.
Uit Savonarola’s ondergang leert Machiavelli hoe gemakkelijk je moeizaam veroverde macht weer kwijt kunt raken. Hij waarschuwt er in De heerser (VI.6) voor dat het volk wispelturig van aard is: ‘het is gemakkelijk van iets te overtuigen maar moeilijk om het die overtuiging te laten behouden’. Een heerser moet altijd beschikken over geweldsmiddelen om het volk in het gareel te houden. Machiavelli is dan ook vol lof voor paus Alexander en zijn beruchte zoon (!), de gewetenloze César Borgia. Zij, en Alexanders opvolger paus Julius II hebben met het zwaard in de hand (en het kruis achter de hand) grootse werken tot stand gebracht.
Helaas voor Machiavelli wil geen van zijn tijdgenoten luisteren naar zijn ‘goede raad’. Als in 1512 de Medici weer aan de macht komen staat hij buitenspel; hij probeert nog in het gevlei te komen door De heerser op te dragen aan de gelijknamige kleinzoon van Lorenzo. Tevergeefs. Pas na zijn dood (1527) wordt het boek(je) populair en belandt het op nachtkastjes van figuren als Napoleon en Stalin.
Dit artikel is exclusief voor abonnees