Home Speeltjes voor de wereld maken

Speeltjes voor de wereld maken

Door Eva-Anne le Coultre op 15 november 2012

06-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Vroeger waren ingenieurs helden. Tegenwoordig zijn ze verdacht. Toch zijn er ook nu nog ingenieurs die dappere plannen durven te maken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 Waar voor 1950 ingenieurs als de helden van de toe­komst vereerd werden, worden ze na de waterstofbom gewantrouwd als bron van malaise. Techniek heeft niet alleen gemak opgele­verd, maar ook grote problemen en daarom wordt er nu niet meer vanzelfsprekend enthousiast gereageerd op 'dappere' plannen, zoals bouwen op de maan. Alsof de techniek nog niet genoeg heeft aan de inlijving van lichaam en geest, met respectieve­lijk de geneti­sche mani­pula­tie en de informatie­technologie. Schuldbewuste inge­nieurs verschuilen zich voor de buitenwe­reld en zijn zelf somber over wat ze doen: nog meer spelletjes maken voor de wereld, door één van hen treffend samengevat in de term 'junk­tribe'.

De auteurs van De reis van de ingenieur zijn studentenpastores aan de Technische Universiteit van Delft. Ze zijn de wereld over gegaan om met ingenieurs en filosofen te praten over 'de dromen, de teleurstellingen, de twijfel en de vastbe­radenheid van technici'. Bijvoorbeeld met Stephen Toulmin en Martha Nussbaum, zo maakt de achterflap ons lekker. Doel is het vinden van interessante mensen voor een congres dat de auteurs gaan organiseren onder de titel Heroic Engineering.

In de inleiding wordt de opbouw van het boek uitgelegd aan de hand van de Amerikaanse strip Calvin and Hobbes. Het jongetje Calvin staat volgens de auteurs voor het kinderlijke en kri­tiekloze type, zijn tijger Hobbes voor de empirische filo­soof. In het eerste hoofdstuk loopt Calvin vrolijk rond, in het tweede wordt hij puber en even kritisch als Hobbes en in het laatste hoofdstuk (het is een dun boekje) wordt Calvin volwas­sen. 'Dat is de reis van de ingenieur geworden, van jeugdig enthousiasme via somber­heid tot emotio­nele kracht', leggen de auteurs uit. Deze vergelijking lijkt me bij voorbaat verge­zocht en stripjes verklaren is net zo min leuk als moppen uitleggen.

Het eerste hoofdstuk begint met een anekdote over een tele­fooncel in een woestijn waar mensen op feestjes soms naar toe bellen als spannend vermaak om te kijken of er iemand opneemt.  Dat is leuk, en je wacht dan ook geduldig tot de tele­fooncel weer zal opduiken en de opgeroepen vragen ('Aan welke diep verborgen krachten in de mens wordt hier geappe­leerd?') worden beantwoord. Maar in de rest van het boekje is er geen tele­fooncel meer te bekennen. Zo gaat het verder: er wordt iemand voorgesteld en de setting wordt uitge­breid be­schreven (bij­voorbeeld dat de auteurs hopen dat de persoon in kwestie geen vertraging heeft), er wordt wat ge­praat en net als je begint te begrijpen wie wie is en waar ze het over hebben, is het vliegtuig al weer opgeste­gen op weg naar de volgende op het lijstje. Dat is jammer, want de reis­be­schrij­vingen boeien me niet, terwijl de geïnter­viewden best wat te vertellen hebben.

Toulmin bijvoorbeeld, gaat huilen van ontroering als hij vertelt over zijn boek Healing the wounds of reason. Maar of dit werkelijk Toulmins intellec­tuele testament zal worden, kan ik niet beoordelen uit de weinige inhoude­lijke informatie die de auteurs geven. Wel weet ik dat het motregent op weg naar Toulmin, dat het een feestdag is als ze met hem gaan lunchen, dat daarom alle restaurants gesloten zijn en dat ze verkiezen kant-en-klare sandwiches te eten uit doorschijnende plastic doosjes. Ook aan Nussbaum worden maar zeven pagina's besteed,  waarvan een niet onaanzienlijk deel aan de glazen koe in de rechtenfaculteit van de University of Chicago. Maar Nussbaum pleit er ook voor om zelfonderzoek en verbeel­ding priori­teit te geven in het onder­wijs, omdat dat een remedie kan zijn tegen de ver­sombe­ring van jonge inge­nieurs. Dat had best meer ruimte mogen krijgen.

Er staan mooie beelden in De reis van de ingenieur. Bijvoor­beeld dat van een park met natte bomen en statige, vertrouwen­wekkende huizen. Achter de gevels gaat een digitale wereld schuil­ – een revolutionaire kracht die alles van binnenuit ingrij­pend veran­dert. Daar wil ik wel over naden­ken, maar de auteurs zijn me meestal voor met hun eigen ge­dachten die uit de lucht gegrepen zijn. Bijvoor­beeld: 'Afweer, verslaving, fundamenta­lisme, het verschijnt steeds wanneer snelle verande­ringen de maatschappij doorkrui­sen.' Is dit een aanname, een constate­ring of een conclusie? Doordat de auteurs dat niet duidelijk maken, blijven hun beschouwingen zweverig.

En de telefooncel in de woestijn zit me nog steeds dwars.

De reis van de ingenieur. Ontwerpen, dromen en bouwen, door Ton Meijknecht en Hans van Drongelen, uitgeverij Meine­ma, Zoetermeer 2001, 114 blz., fl.24,50/bef 490.