Het woord ‘slopen’ heeft een lawaaierige bijklank gekregen. Vooral in overdrachtelijk gebruik. Als we zeggen dat iemand de boel sloopt, dan hebben we daarbij geen geruisloos en behoedzaam proces in gedachten. Dat slopen etymologisch aan sluipen verwant is en oorspronkelijk op een glijdende beweging duidt mag in onze oren dan paradoxaal klinken, maar wie het werk van slopers gadeslaat, ziet vooral vakmensen geduldig aan het demonteren. Dat heeft niets met radeloosheid te maken. Slopers en monteurs gebruiken, net als chirurgen, alleen geweld als het niet anders kan, maar liever laten ze het werk over aan de anatomie van het voorwerp, zodat er zoveel mogelijk van waarde overblijft. In stilte wachten verzamelingen op hun nieuwe bestemming. Zelfs knalpotten zwijgen sereen.
Hoe gewoon is het menselijk gewoon? Coen Simon en Bianca Sistermans kijken eens goed in woord en beeld. Deze keer: slopen.