Volgens sommige mensen moeten we het concept van de natuur afschaffen. Om drie redenen.
Ten eerste gaat het om een vervreemdend concept, dat ertoe geleid heeft dat de mens op afstand kwam te staan van de wereld om hem heen. Wie denkt in termen van de natuur, denkt ook in termen van cultuur en denkt vervolgens dat die twee gescheiden zijn. Natuur wordt dan alles wat cultuur niet is. Het gevolg is dat die cultuur denkt dat je de natuur kunt benutten, koloniseren, uitbuiten of je toe-eigenen – allemaal behandelingen die de natuur vernederen en tot niet meer maken dan een resource.
Ten tweede is ‘natuur’ een anti-ecologisch concept. Volgens ecologen hangt alles met alles samen en is er geen scheidslijn tussen natuur en cultuur. Natuur is in de cultuur en cultuur is in de natuur. Op het moment dat u deze column leest – een heuse culturele bezigheid – krioelen er miljarden microben in uw buik.
Ten derde is de natuur een westers concept. Antropoloog na antropoloog heeft laten zien dat inheemse volkeren of die goeie ouwe Chinezen geen natuurbegrip hadden. Wie er toch aan wil vasthouden is dus etnocentrisch, postkoloniaal, misschien zelfs racistisch bezig.
Onze cultuur heeft de dure taak net te doen alsof er natuur is
Het concept van de natuur is dus vervreemdend, anti-ecologisch en westers. Daarmee is het een slecht concept, dat ervoor zorgt dat de natuur – de bomen, de dieren, de luchten, de planten, de wateren en alles wat onder het concept valt – gescotomiseerd wordt. Dat wil zeggen, uit het gezichtsveld verdwijnt. ‘Scotomisatie’ is een oude term uit de psychoanalyse; ik meen dat Freud hem gebruikte om het vermogen van sommige patiënten aan te duiden om bepaalde dingen niet te zien en dus te vergeten. In de oogheelkunde is een scotoom een zwart vlekje in een gezichtsveld. Het concept van de natuur verschijnt dus als zo’n zwart vlekje in onze cultuur.
Er is natuurlijk kritiek op deze kritiek op het natuurconcept. Sommigen zeggen dat als we de natuur als concept afschaffen, we juist nog blinder worden voor alles wat het begrip probeert te vatten: de bomen, de dieren, de hele rimram. We hebben dat concept hard nodig, zeggen ze, want alleen zo kunnen we die blinde vlek, dat scotoom, weghalen. Wat valt er immers nog te beschermen als natuurbeschermers te horen krijgen dat de natuur er niet meer is? Beschermen ze dan een fantasie? Onze cultuur heeft dus de dure taak net te doen alsof er natuur is, ook al weten we allemaal verdomd goed dat die er niet is.
De filosofische discussie gaat dus niet over de natuur – de bomen, de dieren… – maar om een fictie. De enige vraag die ertoe doet: is
die fictie nuttig of niet? En intussen nestelt het scotoom zich nu eens in dit en dan weer in dat kamp.