‘De parrèsiast is niet iemand die zich wezenlijk afgezonderd houdt. Integendeel, het is zijn verplichting, zijn plicht, zijn opdracht, zijn taak te spreken, en hij heeft niet het recht zich aan deze taak te onttrekken.’ Zo omschrijft Michel Foucault in zijn laatste colleges (in 2011 uitgegeven onder de titel De moed tot waarheid) de rol van de filosoof in de samenleving. Dat is iemand die zich in het publieke debat mengt. Hij trekt anderen aan hun mouw, spreekt ze aan, en stelt vragen.
Afgelopen maand had ik de eer om gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam te zijn. In de zelfontwikkelde module ‘Publieksfilosofie’ heb ik een groep filosofiestudenten de wereld van de filosofie buiten de universiteit laten zien. We bezochten onder meer de opnames van het Filosofisch Kwintet en Durf te denken, een lezing van Martha Nussbaum en de presentatie van Ad Verbrugges nieuwe boek over de liefde (op pag. 54 een interview met hem hierover). En natuurlijk de redactie van Filosofie Magazine. In navolging van de opdracht van Foucault schreven de studenten een filosofisch essay over een maatschappelijk onderwerp en hielden presentaties. De cursus was, zowel voor de studenten als voor mij, een geweldige ervaring.
Een van de denkers die Foucaults ideeën het meest serieus neemt is de Rotterdamse filosoof Henk Oosterling. Hij kreeg afgelopen maand de Van Praagprijs 2013. Geïnspireerd door de bestaansethiek van Foucault heeft hij op een van de grootste probleemscholen in Rotterdam-Zuid een nieuwe aanpak geïntroduceerd om deze kinderen de juiste fysieke, sociale en mentale skills mee te geven. ‘Filosofie is ruimte scheppen in je denken om dingen anders te doen’, zegt hij daarover in een interview in dit nummer. Dat gun je niet alleen de mensen aan de universiteit; dat vermogen moet zo wijd mogelijk verspreid worden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees