Kinderen én volwassenen over hun relatie met hun knuffel. Die kan heel hecht zijn.
Beeld Merlijn Doomernik
‘ Als Teddy terugpraat, ben ik dat natuurlijk zelf’
‘Ik heb echt superveel knuffels, 64 of zo. Maar Teddy is het allerleukst, want hij is zacht en heel groot, dus ik kan er lekker mee slapen. Teddy kreeg ik van mijn vroegere oppas Jackie. Hij was eerst haar knuffelbeer. Toen ze hem een keer meenam, mocht ik hem ineens hebben.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ik denk dat ik Teddy drie jaar heb, of misschien wat langer. Maar hij is veel ouder, wel 8001 jaar. Toch is hij niet slimmer dan ik, denk ik. Je kunt toch ook geen rekensom of zo leren van een beer.
Ik praat wel met hem, maar als Teddy terugpraat, ben ik dat natuurlijk zelf. Teddy heeft vast weleens wat slims gezegd, maar dat heb ik niet onthouden.
Beren vind ik niet per se de leukste dieren, maar ik heb wel een hele berenverzameling: twee kleintjes, een papa, een mama en een opa: Teddy! Ik heb dus een berenfamilie. Ze zitten altijd tegen de muur in de hoek van mijn bed. Dat is hun huis en mijn bed is dan het land waar ze wonen. Er liggen ook andere knuffels in mijn bed – de gorgelknuffels en ook de krokodil.
Die vind ik soms wel eng, want ze kijken de hele tijd naar mij.
De krokodil heeft ook heel echte ogen. Maar voor Teddy ben ik nooit bang. Als ik naar mijn moeder of vader ga, neem ik ongeveer zes knuffels mee. Teddy gaat altijd mee. Hij is ook een keer mee op vakantie geweest naar Zweden; toen zat hij op de achterbank tussen mij en mijn broer in. Hij past namelijk niet in een tas. Eén keer is mijn vader hem vergeten mee te nemen. Ik werd toen niet boos, hoor. Hij vroeg toen of ik al mijn knuffels mee wilde. Toen ik ja zei nam hij Teddy niet mee. Dat komt doordat we hem altijd “grote beer” noemen en dat is geen knuffel. Dus het was eigenlijk grappig.
Het maakt mij niet zoveel uit of anderen Teddy ook aanraken. Maar ik leen hem niet uit. Eén keer ging ik met mijn broer een hut maken onder de hoogslaper. In de nacht, toen we daar sliepen, hebben we wel onze knuffels gewisseld. Toen kreeg ik zijn tijgerhaai. Maar dat was maar één nachtje, we ruilden niet echt. We hebben namelijk allebei ons eigen volk van knuffels in ons eigen land.’
‘ Bellepop houdt me met beide benen op de grond’
‘Een knuffel hebben hoort natuurlijk niet bij volwassen mensen, maar sinds een paar jaar boeit me dat niet meer zo en ligt Bellepop weer in mijn bed. Heel soms leg ik ’m wel op de grond, maar daar voel ik me dan de hele dag een beetje lullig over.
Zo lang ik mij kan herinneren is Bellepop mijn lievelingsknuffel. Ik kreeg ’m bij mijn geboorte van mijn stiefoma, de stiefmoeder van mijn vader. Met haar heb ik niet echt een band. Er zit geen relatie tussen van wie ik die knuffel heb gekregen en waarom ik zo gehecht ben geraakt aan Bellepop. Ik had nog één andere lievelingsknuffel, een geel spookje van badstof. Dat ligt nu in een la. Dat spook heeft toch iets minder persoonlijkheid, want het heeft geen gezicht.
Dat is eigenlijk vreemd, want vroeger was ik bang voor dingen met oogjes. Bellepops ogen vind ik nog steeds niet heel fijn, dus ik leg ’m ook weleens op z’n kop in bed. Tegelijkertijd is het wel fijn dat-ie een gezicht heeft en lacht. Het is een soort popje – maar een pop zou misschien meer op een mens moeten lijken. Bellepop heeft ook geen sekse of leeftijd. Ergens lijkt-ie nog het meest op een konijn met van die slappe oren. Qua uiterlijk is het dus best een rare knuffel en hij maakt ook nog eens geluid, want er zit een belletje in.
Je zou mijn relatie met Bellepop wel een beetje kunnen omschrijven als een familierelatie. Het staat symbool voor thuis. Ik neem ’m ook nooit ergens mee naar toe, maar ik vind het een fijn idee dat hij er is als ik thuiskom. Eigenlijk is Bellepop niet meer dan een stabiele factor in mijn leven. Het volwassen leven vind ik soms best ingewikkeld, dan is het belangrijk om gewoon met beide benen op de grond te blijven staan. Bellepop is als zwaartekracht, kalmeert me en houdt me op de aarde.
Misschien maakt dit mij wel een emotioneler mens dan mensen zonder knuffels. Als iemand niet respectvol met Bellepop omgaat en eraan zit of ermee gooit, doet mij dat echt beetje pijn. Anderen mogen sowieso niet aan mijn knuffel zitten. Alleen ik heb er een band mee en ik zorg ook voor Bellepop. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat-ie lekker ligt en was ’m ook weleens in een teiltje – Bellepop moet wel naar mij blijven ruiken.’
Loïs (10) kreeg Hasie bij haar geboorte: ‘Het lijkt alsof ik samen ben geboren met Hasie’
‘Hasie is een beetje versleten geraakt. Kijk maar, hier, in de nek. Vroeger was ze ook roder. Ik heb haar al sinds mijn geboorte. Het lijkt alsof ik samen ben geboren met haar. Ik heb nog heel veel andere knuffels, maar daar doe ik eigenlijk niet zoveel mee. Hasie heb ik altijd vast.
Er is natuurlijk een verschil tussen menselijke vriendinnen en knuffelvriendinnen. Want ik kan niet met Hasie praten. Vroeger deed ik dat wel en dan had ik ook het gevoel dat ze naar me luisterde; dat was fijn. Sinds mijn achtste doe ik iets minder met haar. Deels omdat ik wou dat ze heel bleef. Ze was ook toen al begonnen gaatjes te krijgen. Vroeger hield ik haar vast aan haar linkeroor als ik haar meenam. Nu niet meer. Ik neem haar ook niet altijd meer mee. Laatst gingen we op schoolkamp, helemaal op Texel. Hasie bleef lekker thuis. Kon ik haar ook niet kwijtraken.
Het is een automatisme om Hasie vast te houden bij het slapen. Dat mis ik dan wel. Ik leg haar altijd over mijn nek heen – kijk, zo. Dan lig ik op mijn zij. Misschien dat ik haar plat, gekregen bij haar geboorte. druk in mijn slaap en ze daarom ook zo is versleten. Hasie kijkt best wel serieus, vind ik, maar vroeger speelde ik ook vaak dat ze moest lachen als ik tegen haar praatte. Ze heeft een heel rustig
karakter, en heel lief. Iemand die goed kan luisteren.
Vicky, de poes, kwam toen ik zes was. Dat voelt anders. Vicky is natuurlijk een echt dier. En ze schrikt sneller, want Hasie kan niet schrikken. Als iets echt leeft, ademt het en beweegt het, zoals Vicky. Of Vicky dus ook “echter” voelt? Nou, niet per se. Hasie leeft niet echt, maar ik doe altijd wel een beetje alsof. Hasie beschouw ik als vriendin en zusje.
Hasie kent me heel goed. Ze ziet me altijd. Het voelt heel veilig met haar, dat vooral. Zij kan niks doorvertellen. Ze kan goed haar mond houden. Het is fijn om iemand te hebben die niet echt commentaar kan geven.
Eigenlijk zijn knuffels ideale vriendinnen. Je hebt nooit ruzie met ze en je hoeft niet je best te doen om ze te houden. Ik ga Hasie nooit wegdoen. Ook als ik heel oud ben hou ik haar gewoon op mijn bed.’
‘Dichter bij mijzelf dan bij Mickeybal kom ik niet’
‘Mijn knuffel heet Ronde Dikke Mickeybal, al noem ik hem vaak “Mickeybal”. Laatst zei hij: “Noem me maar MB.” Maar dat lukt me niet. Ik ben al sinds mijn zesde superclose met hem. Ik heb ook nog een heel kleine Mickey Mouse, George. En een iets grotere, Charles. Ik heb inmiddels wel tien Mickeys, maar deze drie zijn me het dierbaarst, ze liggen nog bij me in bed. En Mickeybal is de allerdierbaarste.
Met de stripfiguur Mickey Mouse heb ik geen supergrote band. Het is de persoonlijkheid die ik de knuffel heb gegeven die me aantrekt. Als ik met hem speel, zet ik altijd zijn stemmetje op. Ik kan dat hier wel nadoen, maar dat is gênant, dat stemmetje is ontzettend hoog. Ja, ik praat nog steeds met hem. De band is door de jaren heen dieper geworden. Nu geeft hij me mentale steun, vroeger ging het om gezelligheid; ik speelde vooral met hem. Ik heb nooit het gevoel gehad dat Mickeybal echt leefde. Niet als knuffel. Maar hij leeft wel als persoonlijkheid. Al is die persoonlijkheid wel echt een verzinsel van mijzelf. Dat wist ik ook als kind al.
De kleine Mickey die ik heb, George, heb ik eigenlijk tot mijn alter ego gemaakt de laatste jaren. Hij is een stuk brutaler en avontuurlijker dan ik, durft voor zichzelf op te komen. Hij is zekerder van zichzelf. En omdat George zo klein is, heb ik hem bijna altijd mee in mijn tas. Dan voelt het alsof ik mijn alter ego bij me draag. Dat geeft een veilig gevoel. Wat zou George nu doen, denk ik soms. Met Mickeybal is het anders. Die is toch vooral de knuffel waar ik bij thuis wil komen, bij wie ik kan ontspannen. De relatie met Mickey is anders dan die met mijn vrienden, of mijn partner, maar niet minder hecht. Misschien gaat de band wel dieper. Met Mickeybal heb ik niet van die oppervlakkige gesprekken, zoals bij mensen. Ik weet dat hij altijd steun biedt als ik het moeilijk heb. Dat hij altijd wil dat hij erbij is als ik slaap. Met Mickeybal kan ik perfect praten, terwijl ik in het echte leven soms moeite heb met sociale interactie. Bij sommige gesprekken is het alsof ik met mijn eigen gedachten in gesprek ben. Dat is intiem, die dingen deel je niet met de buitenwereld. Dichter bij mijzelf dan bij Mickeybal kom ik niet. Ik kan hem alles vertellen.’