Home Pleidooi voor Lucia de B.

Pleidooi voor Lucia de B.

Door Rein Gerritsen op 29 oktober 2006

09-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Lucia de B. zit ten onrechte gevangen, betoogt wetenschapsfilosoof Ton Derksen. Zorgvuldig ontleedt hij de rechtzaak tegen de verpleegster die haar patiënten gedood zou hebben.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


De woorden ‘ik ben er zeker van’ horen in een rechtszaal niet thuis, aldus Ludwig Wittgenstein in Over Zekerheid. Inzicht in de gehele waarheid en niets dan de waarheid is niemand gegeven. In de rechtszaal treedt de notie van ‘gerede twijfel’ op als buffer tussen absolute onzekerheid en dogmatische overtuiging. De gehele notie is bedoeld als laatste redmiddel om de verdachte te beschermen tegen de eventuele willekeur van de rechterlijke macht en de macht van de getuigen-deskundigen. Wanneer een deel van het bewijsmateriaal pleit tegen een verdachte maar een ander deel pleit voor diens onschuld, behoort een rechter te oordelen dat er ‘gerede twijfel’ bestaat over de schuld van een verdachte. Vrijspraak of een nieuw proces dient dan te volgen. In zijn boek Lucia de B; reconstructie van een gerechtelijke dwaling laat de wetenschapsfilosoof Ton Derksen zien dat het gerechtshof, onder druk van de media, de Haagse verpleegster Lucia de B. dit voordeel van de twijfel nooit gegund heeft. We zijn hier getuige van een heksenjacht in de eenentwintigste eeuw. Nooit eerder waren rechters op meer dubieuze gronden zo zeker van hun zaak; nooit eerder moesten zoveel getuigen-deskundigen – mede door toedoen van Derksens boek – hun woorden ‘ik ben er zeker van’ weer inslikken.

Wanneer er weer een tbs’er weet te ‘ontsnappen’ aan het toeziend oog van zijn begeleider, of niet terugkeert van een proefverlof en in de fout gaat, is de ether bezwangerd van de geruchten omtrent die spectaculaire ontsnapping en knispert het papier van de boulevarddagbladen, ontstemd van morele verontwaardiging. Sommige kwaliteitsbladen nemen in hun berichtgeving daarover de eisen van zorgvuldigheid in acht. In beginsel publiceren zij geen foto’s, namen of zelfs maar initialen van daders en slachtoffers, en ze doen aan gedegen onderzoeksjournalistiek alvorens zij een mening ventileren. Andere media, slechts zelden gehinderd door kennis van zaken, buitelen over elkaar heen op jacht naar de meest sappige details van een zedenzaak en de achtergrond van iemand met zo’n verdorven levenswandel, noemen naam plus toenaam, waarbij foto’s van mensen die in de verte misschien wel wat met de zaak te maken kunnen hebben gehad het verhaal moeten completeren. De ‘feiten over criminaliteit’ worden ‘objectief‘ gepresenteerd – kranten liegen immers niet – en vaak krijgt de consument er gelijk gratis een mening bij. Als een krant zó over iemand schrijft, dan móét zo’n schoft wel schuldig zijn. Afgaande op de berichtgeving in de media lijkt het wel alsof de schuldvraag daarbij voorafgaat aan een verslag van de feitelijke toedracht van de gebeurtenissen.

Dit was ook het geval bij de zaak van de verpleegster Lucia de B., een van de meest recente en geruchtmakende strafzaken in ons land. Volgens Ton Derksen moest Lucia in de ogen van de rechters schuldig zijn, ook al spraken de feiten dat oordeel tegen, want haar onschuld behoorde sinds een artikel in De Telegraaf (17-09-01) over een verpleegster die ‘patiënten doodde’ niet langer tot de mogelijkheden; haar schuld werd tot zekerheid gebombardeerd, omdat de roep om een schuldige, gekoppeld aan de eis van een veroordeling, een zaak van nationaal belang was geworden. Voor het Amsterdamse gerechtshof, waar Lucia terechtstond, stond haar schuld dus van meet af aan vast. Alle bewijzen en getuigenverklaringen die Lucia eventueel zouden kunnen vrijpleiten, werden door het Hof systematisch genegeerd en de rechters hadden slechts oren naar belastende verklaringen, betoogt een verontwaardigde Derksen. ‘Wijs en te vertrouwen zijn zij die tegen Lucia getuigen’, merkt hij enigszins bits op.

Engel des doods

Heeft ze het nou gedaan of niet? Is de verpleegster Lucia de B. een ‘engel des doods’, of is dat een broodje aap? Voor het Amsterdamse gerechtshof leed het geen enkele twijfel: door de ene keer een overdosis digoxine en de andere keer een extra portie choralhydraat toe te dienen, maakte Lucia eigenhandig een eind aan het leven van zeven hulpbehoevende mensen en was ze betrokken bij de dood van drie anderen. Gedurende het rechtsproces ontpopte Lucia zich bovendien als een pathologische leugenaarster en werd haar compulsieve drang tot moorden bewezen geacht. Het Hof veroordeelde haar tot een levenslange gevangenisstraf met een tbs-maatregel. Sinds het afschaffen van de doodstraf is dit de zwaarste straf die er ooit over een Nederlandse staatsburger werd uitgesproken.

In april 2006 sprak de Hoge Raad der Nederlanden zich uit over de juridische onmogelijkheid van dit vonnis. Als Lucia eerst levenslang gevangen moet zitten, wanneer zou de maatregel dan moeten ingaan? Na haar dood? Dat kan dus niet. Het raadselachtige aan de terugwijzing van de Hoge Raad naar het gerechtshof is dat het hof zich opnieuw diende te buigen over het vonnis, maar ook de expliciete opdracht meekreeg om het aangevoerde bewijsmateriaal ongemoeid te laten. En juist met dit bewijsmateriaal, aldus Derksen, is van alles mis.
Er deugt weinig tot niets van de motivatie van het gerechtshof om bewijs als ‘bewijs’ te accepteren, zegt Derksen in een overtuigend betoog. Ook voor de bewijsvoering door het Openbaar Ministerie en voor de rol die getuigen-deskundigen en veel ex-collega’s van Lucia zichzelf aanmeten, heeft hij geen goed woord over. Na een grondige bestudering van de processtukken en de verklaringen van tientallen getuigen-deskundigen komt Derksen tot de slotsom dat Lucia de B. onschuldig achter slot en grendel zit. Welke argumenten voert hij daarvoor aan?

Tarot

Als de patholoog-anatoom Zeldenrust vroeger verklaarde dat meneer H. een natuurlijke dood was gestorven, dan geloofde heel Nederland hem op z’n woord, zo’n enorme reputatie had die man, ook al werd er naast hem een foto van meneer H. getoond met een enorme bijl in zijn voorhoofd. Klaarblijkelijk is er in het vakgebied van de patholoog-anatomie sindsdien flink de klad gekomen, getuige Derksens argumentatie. Terwijl de obductierapporten van patiënten die Lucia de B. verpleegd had eerst spraken over een natuurlijke dood, werden de bevindingen van deze pathologen later nietig verklaard. Met een enorme hink-stapsprong sloegen de rechters een ezelsbrug van natuurlijke dood naar onverklaarbare dood naar niet-natuurlijke dood naar moord. De grote vraag hierbij is: wat heeft, bijvoorbeeld, een toxicoloog als Freek de Wolff bezield om niet alleen de mening van zijn vakbroeders af te vallen, maar ook om tegenover de rechter te verklaren dat de zeer zieke zes maanden oude baby Amber gestorven was door een overdosis van het hartmedicijn digoxine, terwijl hij – zo gaf hij onlangs toe (NRC, 7-10-06) – niet op de hoogte was van de kaliumwaarden in het bloed, noch van de conditie van Ambers hart? Het is alsof iemand zegt dat de bobine kapot is zonder te controleren of het om een auto of een fiets gaat.

Voorts verklaarden diverse artsen met grote stelligheid dat het voor verpleegsters onmogelijk is om terzelfder tijd te sprayen (medicijnen toedienen via een vernevelaar) en de bloeddruk van een patiënt te meten. Wat de artsen voor onmogelijk houden is voor het verplegend personeel echter een dagelijks terugkerende routine, merkt Derksen fijntjes op na daarover een aantal verpleegkundigen te hebben geraadpleegd. Zo niet voor de rechters in de zaak-Lucia de B. Zij accepteerden de verklaringen van de artsen klakkeloos, zonder ook maar een moment aandacht te hebben voor de uitlatingen van verplegers. In sommige gevallen had Lucia zich opvallend lang bij een patiënt opgehouden, in andere gevallen veel te kort. Haar rapporten waarin ze haar medische handelingen beschreef, bevatten dus feitelijke onjuistheden, oordeelde de rechtbank. In de korte tijdspanne die ze aangaf, had ze niet kunnen sprayen en bloeddrukmeten. Lucia, zo oordeelde de rechter, was een pathologische leugenaarster.

Bovendien ontpopte Lucia zich als ‘een compulsieve moordenaar’. In een dagboek van Lucia had de onderzoeksrechter namelijk opgeduikeld dat ze had opgeschreven dat ze tijdens een van haar diensten toegegeven had aan haar ‘compulsie’. Gedurende die dienst was een patiënt van haar overleden. Toeval? ‘Nee’, oordeelde de rechter, zoiets kan geen toeval zijn. Lucia verklaarde zelf dat ze hiermee een dwangmatigheid om tarotkaarten aan haar patiënten voor te leggen bedoelde. ‘Nee’, zei de rechter, dat woord kan niet anders betekenen dan een compulsie om moorden te plegen. En dit is een zeer vreemde zaak. ‘Compulsie’ is namelijk een psychologisch-psychiatrisch concept. Is de rechter hier zijn boekje te buiten gegaan door in de beoordeling te treden van iets wat zijn competentie overstijgt, of is hem dit ingefluisterd door een forensisch psycholoog? Uit het vonnis wordt dat niet duidelijk.

Burgerplicht

Derksen ontrafelt op systematische wijze alle door de rechtbank aangevoerde ‘wetenschappelijke bewijzen’. Op het eerste gezicht is Derksens boek een wetenschapsfilosofisch gefundeerde aanklacht tegen de ongehoorde vooringenomenheid van het Hof. Het is echter meer dan dat. Het is, zoals de rechtspsycholoog Crombag zei, die bij het boek een nawoord schreef, een uiting van Zivilkourage. Derksen ziet het als zijn burgerplicht om tegen het vonnis in het geweer te treden en dat maakt dat zijn boek een dappere en hopelijk niet-vergeefse poging is om de zaak-Lucia de B. te laten heropenen, een heronderzoek te eisen, in de hoop dat een onschuldig veroordeelde verpleegster op vrije voeten kan komen voordat ze in de gevangenis bezwijkt. Hij schreef het boek als wetenschapper wiens vertrouwen in de werking van ons rechtssysteem ernstig geschokt werd door de nonchalance waarmee rechters oordeelden over het leven van een onschuldige vrouw, door hun selectiviteit bij de acceptatie van bewijsmateriaal, door hun vooringenomenheid en door hun onwil om te luisteren naar logische weerleggingen van de mogelijkheid dat Lucia de B. de haar ten laste gelegde daden zou kunnen hebben gepleegd. Lucia had zichzelf geen betere pleitbezorger kunnen wensen.
Maar welke kant zal het op gaan met de zaak-Lucia de B.? Vaststaat wel dat dit muisje een staartje krijgt. Derksens boek zal een vervolg krijgen, zoals de zaak ook onder de hamer ligt van de commissie-Buruma, die bestudeert of de zaak heropend dient te worden. Helaas brengt de betrokkenheid van Derksen een onaangenaam gevolg voor zijn familie met zich mee, een voorbeeld van Nederland op zijn smalst. Uit de website http://www.luciadeb.nl van het Comité Lucia, een initiatief van Ton Derksen, zijn vrouw, zus en een aantal andere betrokkenen, valt af te leiden dat de familie Derksen zelf ook niet gevrijwaard blijft van allerlei verdachtmakingen:

‘In medische kringen leeft sterk het idee dat wij ons – als familie van een van de meest betrokken kinderartsen – niet mogen bemoeien met deze zaak. Alleen daarom al wordt zonder inhoudelijke kennis onze actie veroordeeld en verder belachelijk gemaakt door expliciete suggesties over vermeende gevoelens van nijd, frustratie en bezetenheid. In het boek van Ton Derksen en onze andere publicaties hebben we altijd deze familiaire zijdelingse betrokkenheid genegeerd. Het voegt geen letter toe aan onze beweringen dat Lucia door meerdere instanties ten onrechte voor een seriemoordenaar is gehouden en dat de bewijsvoering niet stoelt op rationele argumenten, maar enkel op opgehitste sentimenten.’

Rein Gerritsen