Home Plaatsbepaling

Plaatsbepaling

Door Tobias Servaas op 28 november 2019

Cover van 04-2019
04-2019 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In het werk Plaatsbepaling (1994) van Frans Oosterhof zien we een open plek in een dicht bos. Een jong koppel houdt elkaars hand vast; een auto staat half verborgen achter een boom. Verspreid over de afbeelding lezen we zes woorden: the meeting, the border, the picnic, the trap, the farewel en the rope. Iedere ‘titel’ geeft de afbeelding een andere lading. We bewegen onze blik over de verschillende woorden en herinterpreteren wat we zien. Moeiteloos leggen we nieuwe verbanden tussen het beeld en de woorden. Telkens weer worden we uitgenodigd om onze ‘lezing’ van het werk aan te passen. Voortdurend veranderen we onze houding, onze plaats ten opzichte van het werk.

De betekenisverschuivingen die we ervaren doen denken aan Wittgensteins onderzoek naar ‘aspect-zien’ in het tweede deel van zijn Filosofische Onderzoekingen. Ieder woord in Oosterhofs afbeelding wijst op een ander aspect van het werk. Zoals Wittgenstein het concept ‘zien-als’ in de filosofie introduceerde, met de bekende eend-haas tekening als voorbeeld, zo vraagt Plaatsbepaling ons om na te denken over de processen die gaande zijn wanneer we de afgebeelde scène zien als achtereenvolgens een picknick, een val, een afscheid, et cetera.

Wittgenstein was met name geïnteresseerd in het verschil tussen de termen ‘zien’ en ‘zien als’ in het alledaagse taalgebruik. Aan de ene kant volstaat het in de meeste gevallen om over waarnemingen te spreken als relatief eenduidige ervaringen. Ieder van ons kan de auto in Plaatsbepaling achter een boom zien staan. De woordcombinatie ‘zien-als’ daarentegen benadrukt een ingewikkeldere kant van het waarnemingsproces. Wanneer we worden uitgenodigd om een en dezelfde afbeelding eerst te zien als een ontmoeting, dan als een afscheid, wordt duidelijk dat niet iedereen hetzelfde waarneemt. Individuele associaties en creatieve vermogens spelen een belangrijke rol in het waarnemingsproces. Hoewel we in de eerste betekenis van het woord ‘zien’ allemaal dezelfde afbeelding zien, wordt een aspect-waarneming gekleurd door talloze persoonlijke ervaringen en disposities.

Vanuit dit perspectief bezien, kunnen we Plaatsbepaling interpreteren als een verbeelding van de bijna-platitude dat de waarneming van onze wereld zo veelzijdig is als dat er waarnemers zijn. Het werk maakt gebruik van de ambiguïteit van een eenvoudige afbeelding en onderzoekt op speelse wijze de mogelijke manieren om haar waar te nemen. De woorden in Plaatsbepaling zijn als aanwijzingen die ons stimuleren om nieuwe zienswijzen uit te proberen. Ze suggereren hoe anderen de wereld anders zouden kunnen ervaren dan wij zelf.

Zo bekeken, ligt de primaire kwaliteit van Oosterhofs kunstwerk erin dat het ons bewust maakt van de enorme hoeveelheid mogelijke betekenisassociaties die verscholen zit in de waarneming van een ogenschijnlijk eenvoudige afbeelding. Maar er zijn ook andere lezingen van het werk mogelijk. Een vriend beschreef hoe de woorden voor hem een narratief vormen, van een gelukkige ontmoeting tot een sinister afscheid. Een ander neemt de plaatsing van de woorden in de afbeelding als uitgangspunt en ziet de woorden als betekenissuggesties voor precies dát stukje van de afbeelding waar het woord staat – zo zou je in de nerven van de bomen een touw of wellicht lianen kunnen zien. De verschillende manieren waarop het werk als geheel kan worden uitgelegd, maken duidelijk dat ook hier meerdere zienswijzen mogelijk zijn. De ambiguïteit van het werk vormt in zichzelf een gelegenheid om te oefenen met ‘aspect-zien’.

In geen geval zijn de woorden geheel toevallig gekozen. Had Oosterhof in plaats van ‘de picknick’, ’de skivakantie’ gekozen, dan hadden we veel meer moeite gehad om ons te verplaatsen in dat perspectief. Een mogelijk narratief zou volledig doorbroken zijn. En waar ‘de skivakantie’ een te willekeurige of idiosyncratische associatie was geweest, zouden woorden als ‘de auto’ of ‘het koppel’ non-informatief zijn. Een aanwijzing is pas interessant als ze ons helpt iets waar te nemen wat we nog niet eerder zagen. Tegelijkertijd moet het aangewezene er wel daadwerkelijk zijn, zichtbaar voor iedereen. Dat wil zeggen, de door Oosterhof gekozen woorden zijn gepast omdat ze duiden op aspecten van de afbeelding die ons een inkijkje geven in een ander mogelijk, deelbaar perspectief.

Zo zijn we weer terug bij Wittgenstein en zijn interesse voor de momenten waarop we niet simpelweg zien, maar zien als. Wittgenstein weigerde om de termen objectief en subjectief te gebruiken in zijn onderzoek: ons dagelijks leven is rijk aan ‘zien-als’-ervaringen die zich niet in dit dualisme laten vatten. Individuele associaties zijn verweven in alledaagse waarnemingen, zo toont ook Plaatsbepaling. Bijna altijd is er sprake van meer dan één mogelijke waarneming. Voor Wittgenstein vormde dit simpele principe de leidraad voor zijn latere werk. Hij beschreef zijn onderzoekingen als landschapsschetsen die dezelfde punten steeds opnieuw vanuit verschillende richtingen beschrijven. Plaatsbepaling ligt in het verlengde van deze filosofische methodiek. Een narratief van aspecten toont een veelheid van mogelijke zienswijzen.

Met dank aan Frans Oosterhof, Tine Melzer en Rob van Gerwen.