Is politiek er alleen voor de uitruil van belangen? Of zijn er ook idealen nodig? Drie denkers over ons politieke systeem.
Schmitt wil geen beginselloze koehandel, maar een existentiële strijd
Hoewel Habermas het begrip ‘ondemocratisch liberalisme’ niet hanteert, signaleert hij wel dat als gevolg van de economische ontwikkelingen normatieve ideeën over politiek naar de achtergrond worden gedwongen en dat burgers zich steeds meer terugtrekken in hun privédomein. In het laatste essay gaat hij daarom in op allerlei denkers die dit zorgelijk vinden en pleiten voor een terugkeer van wat ze ‘het politieke’ noemen. Dat begrip staat hier haaks op de opvatting die politiek ziet als een reeks procedures en de uitruil van belangen. ‘Het politieke’ heeft metafysische en zelfs religieuze dimensies, zodat er ook wel van een ‘politieke theologie’ wordt gesproken.
Zo ook bij de Duitse staatsrechtgeleerde Carl Schmitt (1888-1985). In zijn bekendste boek, Het begrip politiek (1932), keerde Schmitt zich fel tegen de ‘neutralisatie’ van de politiek in de liberale democratieën. Politiek was een beginselloze koehandel geworden, in plaats van een existentiële strijd om het bestaan waarin het messcherpe onderscheid tussen ‘vriend’ en ‘vijand’ centraal staat. Dat klinkt ongemakkelijk, zeker als je weet dat Schmitt na Hitlers Machtübernahme lid werd van de NSDAP.
In Parlement, democratie, dictatuur komt Schmitt eveneens met verontrustende analyses. Zo maakt hij hier een onverbiddelijk onderscheid tussen drie elementen die tegenwoordig door velen worden gezien als begrippen die nauw met elkaar verweven zijn, of misschien zelfs als synoniemen: parlementarisme, liberalisme en democratie. Schmitt was geen vriend van de Weimar-republiek, maar constateerde dat het parlementarisme in sommige landen min of meer functioneerde. Maar daar was wel alles mee gezegd, want het ontbeerde ‘een geestelijk fundament of een morele waarheid’.
Dat kon ook niet anders, omdat deze politieke vorm nauw verbonden was met een verderfelijke maatschappijbeschouwing: het liberalisme. Dat was niet alleen ‘neutraal’, maar ook pluralistisch, en daardoor dus niet democratisch. Het lijkt op het eerste gezicht misschien vreemd, maar ondanks zijn kritiek op het parlementarisme en het liberalisme beschouwde Schmitt zichzelf wel als democraat. In navolging van Jean-Jacques Roussau ging hij ervan uit dat democratie alleen kan bestaan op basis van homogeniteit. Hij noemde dat ‘de democratische identiteit van regerenden en geregeerden’.
Schmitt was een van de doodgravers van de eerste Duitse democratie, en het is duidelijk dat zijn werk diametraal tegenover dat van Habermas staat. Politicoloog Bart Tromp typeerde Schmitts opvattingen ooit als een ‘contrastvloeistof’ die de zwarte kanten van ons politieke systeem zichtbaar maakt. Veel politiek filosofen vinden hem daarom interessant, maar contrastvloeistof moet gehanteerd worden door mensen die daarmee kunnen omgaan. Je kunt die beter niet zelf gaan drinken, want dat is net zoiets als bleekwater injecteren tegen covid-19.
Democratie. De macht van de massa?
Carl Devos
Academia Press
115 blz. | € 10,-
Over democratie
Jürgen Habermas, vert. Leon Pijnenburg
Boom
244 blz. | € 24,90
Parlement, democratie, dictatuur
Carl Schmitt, vert. George Kwaad
Boom
136 blz. | € 12,-