Home Identiteit Onze identiteit is een recente uitvinding
Identiteit

Onze identiteit is een recente uitvinding

Door Marianne van Dijk op 26 februari 2013

03-2013 Filosofie magazine Lees het magazine

Als we naar onszelf kijken, betoogt filosoof Jacques Bos, doen we dat door de bril van oude, vooral zeventiende-eeuwse denkers.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

We vinden het vandaag de dag heel gewoon om onszelf te zien als wezens met een uniek innerlijk, maar dat was in de Middeleeuwen wel anders. Toen was het innerlijk, voor zover mensen dat concept gebruikten, slechts een ruimte om je tot God te wenden. Over de vraag wanneer het ‘moderne zelf’, het zelf zoals we dat nu nog altijd zien, opkomt, bestaat onder historici en filosofen grote onenigheid. Filosoof en historicus Jacques Bos stelt in zijn boek Het ongrijpbare zelf dat vooral de tweede helft van de zeventiende eeuw van cruciaal belang is geweest voor het denken over het zelf.  

Een belangrijk aspect van het huidige denken over het zelf is dat we spreken van een innerlijk en een uiterlijk. De term ‘innerlijk’ komt al voor bij de filosofen Plato (427-347 v.Chr.) en Plotinus (circa 204-270), maar pas bij Augustinus (354-430) wordt deze een centraal element van ons denken. De filosoof-kerkvader beschrijft hoe we ons naar het innerlijk kunnen wenden en ons daarmee kunnen losmaken van de zintuiglijke wereld. Zijn doel is echter om zo toegang tot God te krijgen, iets wat nu naar de achtergrond is verdwenen.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw kreeg het innerlijk meer de betekenis die we er nog steeds aan toekennen. De wereld werd in die tijd vaak als een theater beschreven, waarin mensen hun ware zelf kunnen tentoonspreiden, maar dit ook kunnen verbergen door een bepaalde rol te spelen. Bos haalt de filosoof Montaigne aan: ‘Het is in het maatschappelijk leven vaak noodzakelijk om zich anders voor te doen dan men werkelijk is.’ En jezelf anders voordoen dan je bent is mogelijk door het nu nog gangbare idee dat ons innerlijk voor anderen niet direct toegankelijk is.

Mensen dachten in de Renaissance nog niet dat er in het innerlijk een, zoals Bos het noemt, ‘onaantastbare kern van een volstrekt uniek individueel zelf’ was te vinden. Dat idee komt op in de Romantiek. De filosoof-schrijver-musicus Jean-Jacques Rousseau begint als een van de eersten over zijn uniciteit: ‘Ik durf zelfs te geloven dat ik niet gemaakt ben als enig ander mens ter wereld. Ook al zou ik niet beter zijn, ik ben op z’n minst anders.’ Authenticiteit groeit in Rousseaus tijd uit tot een belangrijke waarde, en bovendien komt het nog altijd relevante idee naar voren dat het unieke zelf het waard is om op allerlei manieren uitgedrukt te worden, bijvoorbeeld in kunst.

Identiteit
Lastiger was en blijft een vraag over het zelf die al vanaf de Oudheid speelt: in hoeverre kun je zeggen dat we gedurende ons leven dezelfde persoon blijven? De Oude Grieken kwamen met de vergelijking met het schip van Theseus om dit probleem duidelijk te maken. Als er iets stuk was, vervingen ze dat, tot op een gegeven moment elk onderdeel van het schip vernieuwd was. Wat de vraag oproept: gaat het dan nog wel om hetzelfde schip? Wat geldt voor het schip, geldt ook voor ons zelf: al onze cellen worden continu door nieuwe vervangen. Hoe kunnen we zeggen dat we dezelfde blijven?

Plato geloofde in een onveranderlijke, onsterfelijke ziel, die nog een soort van oplossing bood voor dit dilemma. Maar vanaf de late zeventiende eeuw begint het idee op te komen dat het zelf geen onsterfelijke ziel heeft. Bos: ‘Als we het zelf niet meer zien als een onafhankelijk van het lichaam bestaande ziel, dan wordt de aanname dat het zelf voortbestaat – niet alleen na de dood, maar ook tijdens het leven – problematisch.’

De Engelse filosoof John Locke bood eind zeventiende eeuw een oplossing. Hij zei dat de identiteit van een persoon te maken heeft met het bewustzijn dat iemand heeft van handelingen en gedachten uit het verleden. We zijn dezelfde persoon als in eerdere perioden in ons leven doordat onze herinneringen ons met ons eerdere zelf verbinden. Deze opvatting is echter problematisch: wat betekent het als we ons bepaalde dingen uit het verleden niet meer herinneren, bijvoorbeeld door extreme dronkenschap? Betekent dat dan dat de handelingen waarvan we ons niet meer bewust zijn door een andere persoon verricht zijn? Dat zou ook morele consequenties hebben.

Sommige hedendaagse filosofen zien in Lockes visie op persoonlijke identiteit, hoe problematisch ook, wel voortekenen van de huidige narrative self-constitution view. Die stelt onze identiteit voor als de verzameling eigenschappen die een persoon maken tot wat hij of zij is. Die eigenschappen komen aan de orde in de verhalen die we over ons leven vertellen, en door die verhalen blijven we door de tijd heen aan onszelf gelijk.

Hersenonderzoek
Naast ons innerlijk, onze uniciteit en onze identiteit snijdt Bos nog andere basisthema’s over het zelf aan. Hij verdedigt dat het moderne ‘wij zijn ons brein’-idee niet voortkomt uit wetenschappelijk onderzoek naar de hersenen. In plaats daarvan is het moderne hersenonderzoek mede tot ontwikkeling gekomen dankzij het conceptuele verband dat in de late zeventiende eeuw werd gelegd tussen zelf en hersenen. Verder bespreekt Bos hoe we in de loop van de tijd zijn gaan denken over het zelf in verband met de gemeenschap: zijn we onafhankelijke individuen of worden we bepaald door de sociale omstandigheden?

Sommige interessante kwesties over het zelf laat de auteur liggen. Zo stelt Bos dat ‘er soms sprake is van spanningen tussen de verschillende historische lagen, bijvoorbeeld als we tegelijkertijd een cartesiaans en een freudiaans vocabulaire proberen te gebruiken’. Dat was boeiend geweest om uit te werken. Maar hoewel wat droog geschreven biedt Het ongrijpbare zelf een goed overzicht van de geschiedenis van het zelf, met de nadruk op de zeventiende eeuw. Hoe ongrijpbaar het zelf ook blijft voor ons, de historische gelaagdheid van het moderne zelf komt in dit boek helder naar voren.

Het ongrijpbare zelf
Jacques Bos
(Bert Bakker)
256 blz. / € 19,95