Home Odysseus de oplichter

Odysseus de oplichter

Door Thijs Lijster en Jan Sietsma, Thijs Lijster en Jan Sietsma op 27 november 2012

03-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Odysseus kan, geketend, genieten van het gezang van de sirenen. Adorno en Horkheimer zien in hem een voorafschaduwing van de moderne concertbezoeker.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hoe kan een werk uit de achtste eeuw voor onze jaartelling van betekenis zijn voor twintigste-eeuwse fenomenen als het kapitalisme en de beide wereldoorlogen? Hoe kan Odysseus, de held uit Homerus’ epos Odyssee, opgevat worden als prototype van het burgerlijk individu? Voor Adorno en Horkheimer is de Odyssee geen dode tekst, maar toont zij als oudste werk uit de westerse beschaving de verborgen drijfveren en de fatale gevolgen van die ‘beschaving’. Geïnspireerd door de meesters van het wantrouwen – Nietzsche, Marx en Freud – leggen zij het verband bloot tussen angst, macht en de manier waarop het ‘zelf’ is ontstaan. Dezelfde krachten waarmee de angst werd beteugeld, bedreigen nu het voortbestaan van het subject.
In Dialectiek van de Verlichting wordt het westerse verlichtingsproject ontmaskerd als een geschiedenis van heerschappij. De term ‘Verlichting’ verwijst hier niet primair naar de periode vanaf de achttiende eeuw, maar naar elke menselijke poging om het vreemde te begrijpen en daarmee te onderwerpen.
 
De primitieve mens bevindt zich in een angstaanjagende wereld van natuurkrachten. Die probeert hij in eerste instantie te bezweren en te behagen, door ze namen als Zeus, Thor of Odin te geven en ze offers te brengen. De verwikkelingen van Odysseus betekenen een omslagpunt. Adorno en Horkheimer illustreren aan de hand van enkele verhalen hoe Odysseus zich bevrijdt uit de strikt hiërarchische en gedesorganiseerde wereld van de mythe, waarin de goden naar willekeur de mensen kunnen treffen. Hij onderwerpt de goden en alle andere branchevreemde gedrochten, die zich aan de rand van de bekende wereld bevinden, door middel van list. De ‘schrandere’ Odysseus komt niet met bruut geweld in opstand tegen het Pantheon, maar zet de macht der goden tegen henzelf in. ‘De zeevaarder Odysseus gedraagt zich ten opzichte van de natuurgodheden als een oplichter, net zoals een geciviliseerde reiziger dat doet ten opzichte van wilden, die hij bonte kraaltjes aanbiedt in ruil voor ivoor.’

In de Odyssee beschrijft Homerus de reis van Odysseus, koning van Ithaka en generaal aan Griekse zijde in de Trojaanse oorlog die in de Ilias centraal staat. Het paard van Troje, de list die de Grieken naar de zege leidde, was een idee geweest van Odysseus. Maar terwijl alle Griekse koningen huiswaarts keren – hun schepen overladen met schatten en slaven –, blijft Odysseus nog twintig jaar dolen, omdat hij Poseidon, god van de zeeën en de wind, mishaagd heeft. Zijn tocht brengt hem langs gepersonifieerde natuurkrachten als de tovenares Kirke en de monsters Skylla en Charibdis en langs exotische volken als de Ethiopiërs en de Lotuseters. Onderwijl wordt zijn vrouw Penelope op haar paleis lastiggevallen door de vrijers, mannen die vinden dat ze na de vermeende dood van haar echtgenoot moet hertrouwen met een van hen. Wanneer Odysseus uiteindelijk met hulp van de Phaeken toch op zijn eiland terugkeert, rekent hij op bloedige wijze af met de vrijers, om vervolgens eindelijk weer met Penelope de bijslaap te kunnen genieten.

Odysseus glipt volgens Adorno en Horkheimer steeds door de mazen van het goddelijke gericht: ondanks zijn onderwerping aan het fatum, komt hij telkens weer als overwinnaar uit de ‘strijd’. Het fraaist werken de auteurs dit uit aan de hand van Odysseus’ tocht langs de Sirenen. Elke schipper raakte op drift, als hij hun gezang hoorde. Aangetrokken door de wonderschone klanken sloegen hun schepen op de klippen te pletter. Wat is volgens Adorno en Horkheimer nu de betekenis de oplossing die Odysseus bedacht: de oren van zijn kameraden met was dicht stoppen en zichzelf aan de mast laten binden?

Op het schip van Odysseus vindt volgens de auteurs een vroege vorm van arbeidsdeling plaats. Terwijl zijn mannen moeten roeien, kan Odysseus, de koning en grondbezitter, genieten van het lied van de Sirenen – geketend, en dus buiten gevaar (zoals de moderne concertbezoeker). De Sirenen staan niet alleen voor de gevaarlijke natuur buiten de mens, maar vooral voor de natuur in de mens: zij symboliseren de driften en de fatale verlokking om zich eraan over te geven. Om uit te kunnen groeien tot een ‘zelf’, moet de mens zijn eigen driften aan banden leggen. Er moet een proces van onthechting plaatsvinden. Adorno en Horkheimer schrijven: ‘Vreselijke dingen heeft de mensheid zich moeten aandoen eer het “zelf”, te weten het identieke, doelgerichte, mannelijke karakter van de mens in het leven was geroepen, en iets daarvan wordt in iedere jeugd weer herhaald.’ Door de gehele Odyssee valt vooral op hoe weinig Odysseus handelt. In plaats van impulsief en emotioneel te reageren, stelt hij zijn acties uit tot het meest adequate moment.

Concentratiekampen

De overgang van mythe naar Verlichting is geen lineair proces, laat staan een proces van ‘vooruitgang’, maar de twee begrippen verhouden zich dialectisch tot elkaar: mythe is al Verlichting (voor zover zij de natuur tracht te beheersen), terwijl de Verlichting zelf tot mythologie wordt verheven. De Verlichting is volgens Adorno en Horkheimer namelijk eenzijdig verlopen. De menselijke rationaliteit heeft niet aan zijn utopische, emancipatoire belofte voldaan, en is omgeslagen in instrumentele rede, die zich nu tegen de mens zelf keert. Toen Adorno en Horkheimer de Dialectiek schreven, konden zij nog niet bevroeden dat de instrumentele rede in nazi-Duitsland tot in het extreme doorgevoerd werd: in concentratiekampen werden op efficiënte, fabrieksmatige (dus op uiterst rationele) wijze miljoenen joden omgebracht.

In een wereld waarin doelgerichtheid, efficiency en de wet van de grote getallen centraal staan – kortom in een kapitalistische wereld – is geen plaats voor het bijzondere en het individuele: ‘Voor de Verlichting wordt schijn wat niet in getallen opgaat.’ De anti-rede van het totalitaire kapitalisme, schrijven Adorno en Horkheimer, ‘welks techniek van behoeftenbevrediging in haar geobjectiveerde, door machtsuitoefening gedetermineerde gedaante de bevrediging van behoeften onmogelijk maakt en op uitroeiing van de mensen aanstuurt – deze anti-rede heeft prototypisch al vorm aangenomen in de held.’ De held Odysseus, die de emancipatie van de mens uit de mythe belichaamt, zet tegelijkertijd de eerste schrede in een nieuwe mythologie, die van de totaal beheerde samenleving.

Adorno en Horkheimer schreven de Dialectiek van de Verlichting tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen zij in ballingschap in de Verenigde Staten verbleven. Het werk is ‘flessenpost’, hoop voor de hopeloze en biedt geen praktische uitweg. ‘Vanouds heeft Verlichting, in de meest omvattende zin van voortschrijdend denken, het doel nagestreefd bij de mensen de vrees weg te nemen en hen als heer en meester te laten optreden. Maar de volledig verlichte aarde straalt in het teken van triomferend onheil.’
 
Friedrich Nietzsche in Morgenrood: ‘Wat bewonderden de Grieken in Odysseus? Voor alles de vaardigheid tot liegen en tot listige en verschrikkelijke vergelding.’
 
Theodor W. Adorno en Max Horkheimer in Dialectiek van de Verlichting: ‘Geen werk dat van de verstrengeling van Verlichting en mythe een welsprekender getuigenis aflegt dan Homerus’ werk, de grondtekst van de Europese civilisatie.’
 
Michel de Certeau in Arts de faire (over Odysseus die zich voorstelt als ‘Niemand’, om de cycloop te misleiden): ‘Bedrog is mogelijk voor de zwakke, en vaak is het zijn enige mogelijkheid, als een laatste toevluchtsoord.’
 
Volgens Socrates en de Stoïci was de Odyssee een allegorie voor de zwerftocht van de menselijke ziel, die zijn doel enkel bereikt door zijn emoties in bedwang te houden.