Als een kind bij zijn speelgoed zit de Führer voor zijn maquette. Hij is gefotografeerd terwijl hij zich vooroverbuigt over zijn schaalmodel van de stad Linz. Op de foto is alleen het beginnetje te zien van de gehele, gigantische maquette, die Hitlers architect Hermann Geisler in delen heeft aangevoerd en opgebouwd in Hitlers bunker. De maquette toont het Linz waar Hitler van droomt: de toekomstige cultuurhoofdstad van het Derde Rijk, vol pontificale grafmonumenten, musea en operagebouwen, die na afloop van de oorlog moesten verrijzen. ‘En het ongelooflijke is,’ zegt schrijver Nicolaas Matsier aan de eettafel in zijn huis in Amsterdam, ‘dat deze foto gemaakt is op de dag vóór het bombardement op Dresden. Het is februari 1945, de oorlog was al verloren, Hitler zou twee maanden later zelfmoord plegen, en toch zit hij hier te genieten van zijn magistrale Linz.’
Dat mag je gerust schizofreen noemen volgens Matsier: je in een bunker bezighouden met een maquette van een imaginaire stad, terwijl boven de grond echte steden in vlammen opgaan. ‘Maar tot op zekere hoogte kunnen we dat allemaal: dromen koesteren die de werkelijkheid ten zeerste ontkennen.’ Het schaalmodel is een van de manieren waarop we dergelijke dromen verpakken. Door de wereld te verkleinen kunnen we haar immers onder controle krijgen en naar eigen wensen vormgeven. Matsier: ‘Een maquette zoals die van Linz is als het ware een droom van het einde van de geschiedenis, een stilgezette volmaaktheid.’
In zijn boek Op onware grootte (2023) onderzoekt Nicolaas Matsier de wereld van modellen, maquettes en miniaturen. Hij constateert dat mensen maar al te graag kleine versies van dingen fabriceren. Er is bijna niets wat nooit verkleind is: van boeken en bergen tot de Eiffeltoren en het heelal – overal zijn miniaturen van gemaakt. Wanneer we dingen verkleinen spelen we eigenlijk een soort spel, stelt Matsier. ‘Een spel waarin het onderscheid tussen volwassene en kind wordt uitgevlakt, of waarin de kleine en grote mens steeds aspecten van elkaar blijken te zijn.
Nicolaas Matsier is een pseudoniem van de Nederlandse schrijver Tjit Reinsma (1945). Hij studeerde klassieke talen en filosofie, en publiceerde vele kinderboeken, romans en essaybundels. Voor het kinderboek Ida stak een zebra over (1986) ontving Matsier een Zilveren Griffel en hij won de F. Bordewijk-prijs voor Gesloten huis (1994). Op onware grootte verscheen in 2023.
Poppenhuis
Dat spel waarin kind en volwassene samenvallen zie je bijvoorbeeld terug in het beroemde, zeventiende-eeuwse poppenhuis van Petronella Oortman, dat in het Rijksmuseum staat. Oortman was dertig jaar toen ze het als huwelijkscadeau kreeg. Matsier: ‘Alle minuscule gebruiksvoorwerpen erin zijn met de grootst mogelijke aandacht gemaakt. Er werden bijvoorbeeld speciaal miniboekjes voor gedrukt. Het poppenhuis kostte toentertijd evenveel als een Amsterdams grachtenpand op ware grootte. De gastvrouw gebruikte het om kleine voorstellingen te geven aan haar gasten en allerlei verhalen na te spelen met de poppen. Tegelijkertijd is het ontegenzeggelijk dat er met dat poppenhuis ook een groter spel plaatsvindt, van prestige en het etaleren van rijkdom.’
‘Het schaalmodel toont de werkelijkheid ingekookt tot haar essentie’
Een zelfde soort dubbelzinnig spel ziet Matsier bij de maquettes van de Franse koning Lodewijk XIV, die schaalmodellen liet maken van zijn belangrijkste vestingsteden, zoals Maastricht en Straatsburg. ‘Lodewijks miniaturen zijn gigantisch – sommige zelfs groter dan de gehele onderverdieping van dit huis. Ze dienden als driedimensionale kaart in geval van oorlog en belegering, en hadden dus een serieus doel. Maar in de ogen van iemand als Lodewijk XIV moeten ze op het moment dat ze bij hem afgeleverd werden tegelijk een droom van onoverwinnelijkheid hebben belichaamd: kijk eens wat ik allemaal in mijn bezit heb.
Eigenlijk lijken de Franse koning en de eigenares van zo’n poppenhuis wel op elkaar. Hun schaalmodellen drukken hun gevoel uit dat hun bezit bedreigd wordt – een stad kan aangevallen worden, een huishouden in de soep lopen – en dat het tegelijk veilig is, want je overziet wat je hebt en houdt het in je macht.’
Tekst loopt door onder afbeelding

Orkanen en bosbranden
De wereld van de verkleining is een beheersbare wereld, zegt Matsier. ‘Generaliserend hè, er zijn heel veel verkleiningen. Maar het sublieme – datgene waar wij werkelijk klein tegenover zijn, zoals orkanen en bosbranden – komt er zelden in voor. Tenzij het sublieme getemd is. Zo probeerde Eise Eisinga met zijn planetarium de mensen gerust te stellen over het heelal. Er was in die tijd een dominee die paniek veroorzaakte met een geschrift over de catastrofale gevolgen van de samenstand van vijf planeten. Die stond, zou je kunnen zeggen, aan de kant van het sublieme, terwijl Eisinga met zijn magistrale schaalmodel aan de kant staat van de rationaliteit, het vakmanschap, het onderzoek.’ Matsier lacht. ‘Een ongelooflijk geestig idee, dat je het heelal gewoon aan de zoldering van je woonkamer hebt, alsof je zo vanuit je bedstee de ruimte in kunt kijken. Al was Eisinga’s vrouw geloof ik minder enthousiast.’
Het schaalmodel hoort bij het rationele, het begrijpen. Het is dus niet toevallig, zegt Matsier, dat ook de wetenschap graag gebruikmaakt van modellen en simulaties. Hij haalt natuurwetenschapper en oud-minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf aan, die het model definieert als ‘de werkelijkheid ingekookt tot haar essentie’. De wetenschapper is volgens Dijkgraaf net als een kind: hij heeft een versimpeling en verkleining van de complexe werkelijkheid nodig om die goed te begrijpen. De verkleining toont, schrijft Dijkgraaf, ‘de alledaagse werkelijkheid gereduceerd tot iets wat je in je hand kunt houden, dat je kunt begrijpen, koesteren en controleren’.
Gruwelijk oord
‘Met de miniatuur kunnen we het ontzagwekkend grote te lijf gaan,’ zegt Matsier. Hij vertelt over de maquette van de Mont Blanc, die hij in het Teylers Museum in Haarlem tegenkwam. De maquette werd gemaakt in precies hetzelfde jaar – 1787 – als waarin hoogleraar filosofie Horace-Bénédict de Saussure als allereerste de Mont Blanc beklom. ‘De Saussure was uit op meten en weten. Hij wilde de hoogte van de berg vaststellen en erachter komen of je vanaf de Mont Blanc de zee kunt zien. Wij glimlachen bij dat idee, maar hij wist dat gewoon niet. Met de beklimming van de Mont Blanc begint eigenlijk de toeristische bergbeklimmerij. Daarvóór waren de bergen een gruwelijk oord waar je weg probeerde te blijven, maar de maquette van de Mont Blanc markeert het begin van het avontuurlijk toerisme, waarbij mensen in speels gevecht gaan met het hooggebergte, de diepzee, het heelal.’
‘Met de miniatuur gaan we het ontzagwekkend grote te lijf’
Veel van de schaalmodellen die Matsier in Op onware grootte beschrijft, tonen een dergelijk grensmoment uit het verleden. Een cruciale verandering in de geschiedenis is gestold tot een klein bouwwerkje. Het kleine kan daarbij ook de voorbode zijn van wat in het groot staat te gebeuren, zoals het militair kinderspeelgoed uit de jaren twintig en dertig. Je had de Tweede Wereldoorlog kunnen zien aankomen in de kinderkamer. Vóór 1939 speelden de kinderen met speelgoedsoldaatjes en na 1945 zijn het juist de volwassenen die de oorlog naspelen met poppetjes en miniatuurvoertuigjes. En daartussenin, tussen de spellen, ligt de echte oorlog. Even verbijsterend is het om te bedenken dat Neurenberg de speelgoedhoofdstad van Europa is geweest én de plek waar de nazi’s hun rassenwetten hebben afgekondigd.’
Kwallen en zeesterren
Een miniatuur is meer dan een kleine versie van de werkelijkheid – in ieder geval de miniaturen die tot denken aanzetten, meent Matsier. ‘Schaalmodellen zijn langzamerhand een soort sportprestaties geworden, alsmaar kleiner en kleiner, tot aan speldenknopachtige dingetjes die technisch heel knap gemaakt zijn, maar die de verwondering uitschakelen. Dat geldt ook voor het gemiddelde scheepje in een fles – zo’n schaalmodel blijft in zichzelf besloten. Een object is nooit interessant helemaal op zichzelf. Het moet boven zichzelf uitstijgen, horizontaal en verticaal deel uitmaken van een geheel dat uniek is geweest.’
Zulke schaalmodellen vond Matsier in het werk van vader en zoon Blaschka, waarop hij tijdens zijn miniaturen-onderzoek stuitte in het Utrechts Universiteitsmuseum. De Blaschka’s maakten eind negentiende, begin twintigste eeuw duizenden glasmodellen van kwallen, zeesterren, anemonen en andere ongewervelde zeedieren. Die waren bedoeld voor universiteiten. ‘Je moet bedenken dat ze in deze tijd nog geen film hadden, geen kleurenbeelden. Het is ver vóór de waterscheiding die de computer heeft betekend; de enige manier om die zeedieren aan de universiteit te observeren was door fysieke modellen te bekijken. De Blaschka’s waren daarin ongeëvenaard. Ze portretteren een soort als soort, maar met een levendigheid die je alleen in een individu vindt.’
Matsier leunt naar achteren in zijn stoel. ‘Ik moet denken aan het verhaal van een echtpaar van verzamelaars van kleine boekjes,’ zegt hij. ‘Horodisch heetten ze, beiden van Joodse herkomst. Elk jaar gaf Alice Horodisch haar man Abraham een miniatuurboekje cadeau, waar ze precies één exemplaar van drukte. Daar begon ze mee toen de oorlog uitbrak en ze beiden naar Zwitserland moesten vluchten, en ze bleef het doen toen ze na de oorlog terugkeerden naar Amsterdam en hun antiquariaat leeggeplunderd terugvonden. De omringende afgrijselijkheid van de oorlog en het wonderlijke verschijnsel van het kleine boek bleken naast elkaar te kunnen bestaan. Of misschien vormde het boekje een beveiliging tegen de oorlog. Het was in ieder geval niet zo dat het één – bijvoorbeeld de oorlog – het ander ongedaan of onbelangrijk maakte. De miniatuur vormt zijn eigen wereld, die niet hetzelfde is als de werkelijkheid.’
Op onware grootte
Nicolaas Matsier
De Harmonie
335 blz.
€ 39,90

