Home Sportfilosoof Sandra Meeuwsen: ‘Morele misstanden bedreigen de sport’
Sport

Sportfilosoof Sandra Meeuwsen: ‘Morele misstanden bedreigen de sport’

Het is hoog tijd om de morele kern van de sportwereld aan te pakken, stelt sportfilosoof Sandra Meeuwsen.

Door Thomas Velvis op 15 september 2022

Sportfilosoof Sandra Meeuwsen: ‘Morele misstanden bedreigen de sport’

Het is hoog tijd om de morele kern van de sportwereld aan te pakken, stelt sportfilosoof Sandra Meeuwsen.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Het ethische hart van de sport is geblesseerd, volgens sportfilosoof Sandra Meeuwsen (1966). Grensoverschrijdend gedrag in het turnen, matchfixing in het voetbal, de angstcultuur in het hockey – er zijn voorbeelden te over. Meeuwsen: ‘Het zijn bedreigingen voor het voortbestaan van de sport.’ Waardoor ontstaan dit soort morele misstanden in de sportwereld? En wat valt daartegen te doen? Om die vragen te onderzoeken lanceert de Erasmus Universiteit Rotterdam het multidisciplinaire kenniscentrum ESPRIT (Erasmus Center for Sport Integrity & Transition), met Meeuwsen als directeur.

Bij ESPRIT zijn experts uit allerlei verschillende wetenschappen betrokken, maar het kenniscentrum valt onder de filosofiefaculteit. Waarom neemt juist de filosofie het voortouw?
‘De filosofie is de moeder van de wetenschap. Andere wetenschappers doen onderzoek binnen een bepaald specialisme, maar het is de specialiteit van filosofen om verschillende invalshoeken met elkaar te verenigen. Beide benaderingen zijn nodig, want de sportwereld bestaat uit allerlei verschillende lagen: bestuur, trainers, sporters, scheidsrechters, sponsoren. Die hebben een grote invloed op elkaar. Als het bestuur van een sportbond zich autoritair opstelt, zie je dat terug op het veld.’

‘Om te begrijpen waarom integriteitsproblemen zoals grensoverschrijdend gedrag en racisme ontstaan, moet je kijken naar de verschillende niveaus en hoe die met elkaar verbonden zijn. Dat vraagt om een organisatiedeskundige, een jurist, een bewegingswetenschapper enzovoort. En een filosoof dus, want je moet terug naar de wortels van het denken en werken in de sport, wil je dingen veranderen.’

En verandering is hard nodig, met de integriteitsproblemen die nu spelen bij allerlei sporten.
‘Inderdaad. Er zijn veel kwesties die om reactie vragen: geweld op het veld, gendervraagstukken, discriminatie, seksisme, doping, matchfixing, ga maar door. Dit soort zaken raken het ethische hart van de sport. Het begrip ‘ethisch hart’ komt uit de sportethiek. Je kunt het vergelijken met de ideeën van Plato. Net als bij de platoonse ideeën wordt het ethische hart gezien als een ideaal zonder smetten – de pure vorm van sport waarin volkomen eerlijk wordt gespeeld. Wanneer er integriteitsproblemen opduiken ligt dat niet aan de sport zelf, wordt dan gezegd. Het is een maatschappelijk probleem, of de schuld van een coach die zijn sporters onmenselijk hard laat trainen. Bij ESPRIT denken we dat dit niet klopt. De problemen die ik opsomde laten zien dat ook het ethische hart van de sport in het geding is. Het is kwetsbaar.’

Waaruit blijkt die kwetsbaarheid?
‘Bijvoorbeeld uit het feit dat coaches die over de grenzen van hun sporters gaan vaak zelf denken dat het legitiem is wat ze doen. Ze vinden dat dat nodig is om topprestaties te kunnen leveren. En een voetbalbestuurder die in zee gaat met een dubieuze sjeik uit Saoedi-Arabië zegt: “Ik doe dit om mijn club overeind te houden.” Dat laat zien dat het ethische hart van sport ook altijd met de praktijk te maken heeft. We moeten het niet langer beschouwen als onaantastbaar ideaal, maar als iets waarover te praten valt en wat veranderd kan worden.’

‘Die verandering begint door terug te gaan naar de wortels van ons denken over sport. Welke afslagen hebben we onderweg genomen? Hoe komt het bijvoorbeeld dat we presteren zijn gaan vervangen door winnen? De volgende stap is om dit soort waarden te herladen, door die een nieuwe betekenis te geven. Dan gaat sport bijvoorbeeld niet alleen om winnen, maar om mensen laten excelleren – van amateurs tot topsporters.’

Hoe zien de werkzaamheden van uw kenniscentrum er in de praktijk uit?
‘Een sportbond die kampt met integriteitsproblemen kan bij ons aankloppen. Bij ons zitten veel mensen die zelf uit de sport komen, bijvoorbeeld Olympiër en voormalig steeplechase-loper Hans Koeleman. Zij weten hoe het er in de praktijk aan toegaat en werken vervolgens mee op het veld. Onze academische experts hebben de nodige achtergrondkennis om mee te denken over een effectieve strategie. We hebben geen normatief kader over hoe sport moet zijn dat we opleggen. Het is aan sporters, bestuurders en trainers zelf om te bepalen hoe sport er in de eenentwintigste eeuw uit moet komen te zien. ESPRIT gidst hen daarbij.’

U gaat dus geen straffen opleggen?
‘Dat is aan anderen. Wij zijn ervan overtuigd dat je vermeende daders niet moet straffen en uitsluiten om integriteitsproblemen op te lossen. Ze zijn zelf gevormd door de sportwereld en zullen er actief in blijven – als het niet in Nederland kan, dan wel in het buitenland. Beter is om hen te betrekken bij het ontwerpen van de toekomst. Dat kan, want de sportgemeenschap heeft een grote veerkracht. Bij alle problemen moeten we dat niet vergeten: sport is iets schitterends.’