Home Mogen we nog kinderen krijgen?

Mogen we nog kinderen krijgen?

Door Tim Meijers op 03 oktober 2019

Cover van 03-2019
03-2019 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Kinderen krijgen vergroot je ecologische voetafdruk enorm. Hebben wij dan een morele verplichting om ons niet voort te planten? Nee, betoogt Tim Meijers. Maar we moeten de ethiek van de voortplanting wel serieus nemen.

Stel dat je ervan overtuigd bent dat je een morele verplichting hebt om duurzamer te leven. Moet je dan ook minder – of misschien wel geen – kinderen krijgen? Het doel van dit essay is niet om te betogen dat men minder kinderen moet krijgen, maar geeft wel een kritische bespreking van een aantal argumenten tegen zo’n verplichting.

Hoe toekomstige generaties leven, hangt in grote mate af van beslissingen die huidige generaties nemen. Begrenzen we de CO2-uitstoot voldoende? Houden we klimaatverandering binnen de perken? Stoppen we de uitputting van natuurlijke hulpbronnen? Investeren we in duurzame technologie? Als we doen alsof er niets aan de hand is, is het waarschijnlijk dat toekomstige generaties slechter af zijn dan wij. Ze krijgen te maken met extremer weer, een hogere zeespiegel, een verarmde biodiversiteit en tekorten aan natuurlijke hulpbronnen. Wat moeten we hieraan doen? Om deze vraag te beantwoorden moeten we drie deelvragen stellen.

De eerste vraag is of we überhaupt iets moeten doen voor toekomstige generaties. Is het erg als toekomstige generaties door ons toedoen (en door toedoen van generaties voor ons) slechter af zijn dan wij? De meeste mensen staan niet onverschillig tegenover het welzijn van toekomstige mensen. Een belangrijke reden hiervoor is dat men het – wat mij betreft terecht – oneerlijk vindt als toekomstige generaties onder slechte omstandigheden leven terwijl we dit hadden kunnen voorkomen. Deze morele overtuiging is sterker als het generaties betreft die direct na de onze komen: onze kinderen en kleinkinderen. Maar ook ten opzichte van generaties verder in de toekomst lijkt het verkeerd om onze planeet in sterk verarmde vorm achter te laten.

Het is ook in het belang van huidige generaties dat toekomstige generaties floreren. Veel van de grotere projecten waarvan we deel uitmaken, overstijgen de grenzen van ons eigen leven. Deze plannen verliezen hun betekenis als toekomstige generaties ze niet kunnen voortzetten. Om ethicus David Heyd vrij te vertalen: ‘‘Na ons de zondvloed’ is geen moreel verwerpelijk principe, maar een houding die de betekenis van ons leven in de waagschaal stelt.’ Als we de wereld in een slechte staat achterlaten, zullen toekomstige generaties niet in staat zijn om de projecten die ons leven nu betekenis geven voort te zetten – denk aan het behouden van monumentale gebouwen of het doen van onderzoek naar het bestrijden van ernstige ziektes. Laten we in dit essay aannemen dat we zowel morele als prudentiële redenen hebben om niet onverschillig te staan ten aanzien van het welzijn van toekomstige generaties.

De tweede vraag is wie actie moet ondernemen. De staat? Grote bedrijven? Moeten individuen ook een steentje bijdragen? De derde vraag is wat we moeten doen voor toekomstige generaties. De mensheid als geheel leeft momenteel ver boven haar ecologische budget. Er zijn allerlei dingen die je, als individu, kunt doen om je ecologische voetafdruk te beperken. Je kunt de verwarming lager zetten, minder vlees eten, de fiets in plaats van de auto pakken, niet vliegen enzovoort. Als je denkt dat je een verplichting hebt om je ecologische voetafdruk te verkleinen, heb je dan ook de verplichting om minder – of misschien wel geen – kinderen te krijgen? Verschillende filosofen, zoals Thomas Young, verdedigen dit idee; zij vinden het krijgen van kinderen moreel vergelijkbaar met andere ‘vervuilende’ keuzes.

Dit essay richt zich op die tweede en derde vraag, moeten individuen (wie?) minder kinderen krijgen (wat?). Het bekritiseert vier argumenten die men zou kunnen geven om aan het bestaan van zo’n verplichting te twijfelen. Ik eindig het artikel met de stelling dat
individuele actie weliswaar wenselijk is, maar dat een werkelijke oplossing voor duurzaamheidsvraagstukken en bevolkingsgroei een structurele aanpak vereist.

‘Vervuilende voortplanting’

Welke rol speelt bevolkingsgroei in duurzaamheidsvraagstukken, en hoe vervuilend is het krijgen van kinderen eigenlijk? De impact van de totale menselijke bevolking op haar omgeving hangt af van drie factoren: hoeveel mensen er zijn, hoeveel ze consumeren en wat de staat van de techniek is. Van dat laatste hangt in grote mate af hoe vervuilend de consumptie is: een met groene energie geproduceerd product is minder vervuilend.

We kunnen dus aan drie knoppen draaien om de wereld duurzamer te maken: het aantal mensen, de staat van de techniek en consumptie. We moeten een balans zien te vinden tussen deze drie strategieën. Wat de juiste balans is, hangt in zekere mate af van hoe belangrijk we denken dat voortplanting is. Bevolkingsgroei levert een significante bijdrage aan de toenemende impact van de mensheid op haar omgeving. Als we willen zorgen dat al deze nieuwe mensen een goed genoeg leven kunnen leiden, zal de consumptie en dus de ecologische voetafdruk op veel plekken in de wereld aanzienlijk omhoog moeten. Veel mensen leven in armoede en hebben simpelweg te weinig middelen om een goed leven te kunnen leiden. Hoe meer mensen er zijn, hoe moeilijker het zal zijn om ervoor te zorgen dat iedereen op een duurzame manier een goed genoeg leven kan leiden.

Als je je eigen voetafdruk wilt verminderen, hoeveel verschil maakt het krijgen van kinderen dan? Uit een studie van Wynes en Nicholas (2017) blijkt dat minder kinderen krijgen verreweg de meest effectieve manier is om je CO2-uitstoot te beperken. Eén kind minder krijgen heeft twintig keer meer effect dan het rijden van een elektrische auto, het vervangen van je gloeilampen of vegetarisch eten. Het is zelfs effectiever dan al deze dingen samen. Men kan natuurlijk twijfelen aan deze berekeningen. Je kunt als ouder proberen te beïnvloeden hoe vervuilend een kind is door hem of haar milieubewust op te voeden, toch? Hoe vervuilend een kind is, hangt echter in grote mate af van externe factoren waar je als individuele ouder weinig invloed op hebt, bijvoorbeeld of de maatschappij een milieuvriendelijke levensstijl faciliteert.

Hoe je het ook wendt of keert: in veel gevallen heeft een golf spelende biefstukliefhebber met een SUV en een verwarmd buitenzwembad zonder kinderen een kleinere ecologische voetafdruk dan fietsende, vegetarische, henneptrui dragende ouders van twee kinderen. Het grootste verschil dat je als individu kunt maken – tenzij je vervuilende hobby’s hebt of grote politieke of economische invloed uit kan oefenen om vervuiling te beperken – is door het krijgen van minder of geen kinderen. Uit het feit dat het krijgen van kinderen een grote impact heeft, kunnen we echter nog niet concluderen dat het verkeerd is om kinderen te krijgen.

We moeten in ons achterhoofd houden dat bevolking geen quick fix is. Demografische ontwikkelingen gaan traag: zelfs als mensen nu minder kinderen krijgen, duurt het nog even voordat de wereldbevolking stopt met groeien. De grootste generatie ooit geboren krijgt nu pas kinderen. Zelfs als deze generatie minder kinderen per vrouw krijgt, groeit de wereldbevolking nog steeds. Minder consumeren en groene technologie inzetten heeft direct effect.
 

Gezinspolitiek

Is kinderen krijgen anders dan andere vervuilende handelingen omdat het een recht is? Artikel 16.1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zegt het volgende: ‘Zonder enige beperking op grond van ras, nationaliteit of godsdienst, hebben mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht om te huwen en een gezin te stichten.’

Dit recht kunnen we het best begrijpen als een negatief recht, dat wil zeggen: het recht beschermt tegen interventie in de familiale sfeer door overheden. De overheid mag mensen dus niet dwingen minder (of meer) kinderen te krijgen. Er zijn goede redenen voor zo’n recht, omdat er helaas veel voorbeelden zijn van overheden die met grote dwang en schending van de integriteit van het individu voortplanting trachten te verminderen – soms gericht op bepaalde bevolkingsgroepen. Denk bijvoorbeeld aan de repressieve Chinese eenkindpolitiek. Voortplanting is dus anders is dan andere ‘vervuilende’ handelingen. Het verbieden of zwaar belasten van veel milieubelastende activiteiten, zoals vliegen of vlees eten, roept andere vragen op dan het verbieden van voorplanting.

Bij de stelling dat het in vrijwel alle gevallen verkeerd is om mensen te dwingen tot bepaalde handelingen in de reproductieve sfeer moeten we twee kanttekeningen plaatsen. Ten eerste is invloed van overheidswege op beslissingen in de reproductieve sfeer simpelweg onvermijdelijk. De overheid bepaalt, door haar beleid, immers in grote mate de context waarin gezinnen besluiten meer of minder kinderen te krijgen. De overheid kan dit direct doen, door verschillende vormen van gezinspolitiek te voeren, die niet allemaal even problematisch zijn: belastingvoordeel voor gezinnen, hogere kinderbijslag, voorbehoedsmiddelen gratis beschikbaar stellen. Maar de overheid kan ook indirect invloed uitoefenen op reproductieve keuzes, door beleid dat eigenlijk gericht is op andere zaken, bijvoorbeeld middels het verbeteren van scholing voor vrouwen of het aanpakken van armoede.

De tweede kanttekening is dat we uit de stelling dat de overheid mensen niet mag dwingen bepaalde besluiten te nemen niet kunnen afleiden dat er geen morele grenzen aan voort-planting zijn. Niet alle morele verplichtingen zijn afdwingbaar. Het is bijvoorbeeld verkeerd om je partner te bedriegen. Als het afdwingen van trouw een taak voor de overheid zou zijn (wat niet het geval is), dan zouden de methodes die de overheid moet gebruiken om iedereen in de gaten te kunnen houden veel te invasief zijn. We kunnen daarom niet concluderen dat we geen morele verplichting hebben om minder kinderen te krijgen, puur omdat de overheid die verplichting niet kan afdwingen.
 

Het goede leven

Veel mensen hebben de intuïtie dat voortplanting anders, belangrijker is dan andere dingen die mensen in het leven willen doen. Voor veel mensen is het krijgen van kinderen van groot belang en een centraal aspect van wat een goed leven is. Is het opgeven van voortplanting iets wat wij redelijkerwijs niet van mensen kunnen verwachten, ondanks de negatieve gevolgen? Wat maakt voortplanting zo belangrijk? Worden mensen er bijzonder gelukkig van? Zelfs als dit waar zou zijn – onderzoek naar geluk wijst niet eenduidig op deze conclusie – maakt dat ouderschap niet anders dan andere activiteiten. Sommige mensen worden gelukkig van golfen, biefstuk eten, rondscheuren in een rode Ferrari of een vliegreis naar een exotische bestemming. Dat het leuk is of gelukkig maakt, is niet genoeg om te betogen dat voortplanting een bijzondere status verdient.

Men zou kunnen stellen dat door kinderen te krijgen we de grenzen van ons eigen leven overstijgen. Iets van onszelf leeft voort in onze kinderen. Misschien zien ouders hun kinderen als een verlenging van zichzelf. Letterlijk genomen is dat problematisch: een kind is zijn eigen persoon, van wie men niet kan verwachten dat het de dromen van de ouders realiseert. Hoeveel een kind ook op zijn ouders lijkt, men leeft niet letterlijk voort door het krijgen ervan.

Laten we naar twee andere mogelijke argumenten kijken. Ten eerste geef je bij voortplanting je genetische materiaal door. Maar waarom is het zo belangrijk dat een deel van je genetische code doorleeft in iemand anders? Het lijkt op het eerste gezicht een beetje narcistisch: wat is er zo bijzonder aan jouw DNA dat het per se moet blijven bestaan? We kunnen dit verlangen echter ook in een ander licht plaatsen. We kunnen voortplanting zien als een expressieve daad, waarin men de waarde van zijn of haar eigen DNA erkent: het verdient onderdeel uit te maken van de wereld, zoals filosoof Elizabeth Brake beargumenteert. Het is moeilijk te vatten waarom dat belangrijk is.

Stel je voor dat twee mensen zich meerdere keren achteloos voortplanten en de kinderen achterlaten bij een weeshuis. Hebben deze achteloze voortplanters zich nu op een betekenisvolle manier uitgedrukt, maken ze op een betekenisvolle manier onderdeel uit van het leven na hun dood? Het antwoord op deze vraag lijkt mij negatief: louter het feit dat iemands DNA is doorgegeven, lijkt niet genoeg te zijn om op een betekenisvolle manier voort te blijven bestaan. Degenen die de kinderen van achteloze voortplanters adopteren en opvoeden, dragen op een veel betekenisvollere manier bij aan de totstandkoming van de toekomst.

Anders is het wanneer men de kinderen die men creëert ook opvoedt. Alhoewel voortplanting en ouderschap niet altijd samengaan, volgt het tweede in de praktijk meestal op het eerste. Misschien is voortplanting bijzonder omdat het in veel gevallen toegang geeft tot ouderschap. Dat ouderschap bijzonder is, is minder moeilijk te verdedigen. Ten eerste is ouderschap een manier om aanwezig te zijn voorbij de grenzen van je eigen leven. Ten tweede is de ouder-kindrelatie op zichzelf iets bijzonders. Filosoof Harry Brighouse en politicoloog Adam Swift betogen dat ouder-kindrelaties uniek zijn en dat de mogelijkheid om deze relatie aan te gaan belangrijk is voor het hebben van een goed leven. Ouder-kindrelaties vervullen voor veel mensen een unieke rol in het nastreven van het goede leven:

‘Deze rol stelt ouders in staat om vaardigheiden te ontwikkelen en te beoefenen die veelal (maar niet allemaal) belangrijk zijn voor het leiden van een goed leven. Door de uitoefening van deze vaardigheden in een liefdevolle ouder-kindrelatie leert de ouder over zichzelf, hij ontwikkelt zichzelf en beleeft vervulling op een manier die anders niet mogelijk was geweest’ (Brighouse en Swift 2006: 95).

Hoewel voortplanting niet altijd noodzakelijk is voor het creëren van ouder-kindrelaties, is het in veel gevallen wel noodzakelijk. Het is in veel gevallen de meest toegankelijke weg naar ouderschap. Wil dat dan zeggen dat er geen morele grenzen aan voortplanting zijn? Nee. Dit argument laat zien dat mensen er vaak belang bij hebben minimaal een kind te krijgen en op te voeden. Dit belang is niet van toepassing op een jaarlijkse vakantie naar Australië. De redenen die voldoende laten zien dat bepaalde vervuilende keuzes verkeerd zijn, volstaan dus niet altijd om te laten zien dat voorplanting ook verkeerd is. Maar dat is alleen van toepassing op het eerste kind, want wanneer je eenmaal een kind hebt, heb je toegang tot een ouder-kindrelatie. Een tweede of derde kind maakt je geen ouder, je bent het immers al. Dat wil niet zeggen dat ouders geen moreel significant belang kunnen hebben bij het krijgen van meer kinderen, het geniet alleen niet dezelfde status.
 

Wereldwijde onrechtvaardigheid

ONRECHTVAARDIGHEIDEen oplettende lezer zou kunnen denken: prima, minder kinderen dus. Maar we krijgen in Nederland en in veel landen, zoals Italië en Japan, al vrij weinig kinderen. In Nederland is dat ongeveer 1,7 kind per vrouw, in Italië en Japan respectievelijk maar 1,34 en 1,44. Om de bevolking op peil te houden – zonder migratiestromen mee te nemen – is een geboortecijfer van 2,2 nodig. Het wereldwijde geboortecijfer ligt daar net boven, op 2,3. Op sommige plekken in de wereld ligt het geboortecijfer echter veel hoger; in sommige landen in sub-Sahara Afrika op 6 of 7 kinderen per vrouw. Moeten ze daar niet minder kinderen krijgen, in plaats van hier?

Deze conclusie is voorbarig. Een kind dat geboren wordt in bijvoorbeeld Ethiopië heeft een veel kleinere ecologische voetafdruk dan een Nederlands of Amerikaans kind. Al is het natuurlijk niet de bedoeling dat dit zo blijft als dit betekent dat het kind in armoede leeft. Hoe meer mensen in armoede leven, hoe moelijker het is om armoede aan te pakken. Misschien moet men om deze reden minder kinderen krijgen? Nee, deze claim valt niet te verdedigen. Sociaalwetenschappelijke literatuur leert ons dat armoede en genderongelijkheid belangrijke determinanten zijn van vruchtbaarheid. Dat wil zeggen dat op plaatsen waar meer armoede en meer genderongelijkheid is er meer kinderen geboren worden. Hier zijn een aantal voor de handliggende verklaringen voor. Amartya Sen benadrukt dat vrouwen de meeste lasten dragen als het gaat om kinderen krijgen, en dat het logisch is dat er minder kinderen geboren worden als vrouwen een sterkere onderhandelingspositie hebben. Daarnaast is kinderen krijgen in sommige gevallen de enige manier om ernstige armoede op de oude dag te voorkomen. Bovendien hebben tientallen miljoenen vrouwen die geen kinderen meer willen nog geen toegang tot efficiënte anticonceptie.

Wij, in Nederland, hebben grote mate van controle over onze voortplantingsbeslissingen. Ondanks dat er sociale druk staat op jongeren, vooral vrouwen, om kinderen te krijgen is het geen kinderen krijgen een reële optie. Voor veel mensen in landen waar geboortecijfers veel hoger liggen is dit nog niet het geval. Tot er iets aan armoede en genderongelijkheid gedaan is, is het onredelijk om van de kwetsbaarste groepen op onze planeet te verwachten dat ze minder kinderen krijgen. We leggen dan de rekening voor duurzaamheid neer bij de slachtoffers van wereldwijde onrechtvaardigheid.
 

Structurele verandering

Er leven thans meer dan 7,5 miljard mensen op de wereld. Deze mensen maken allemaal beslissingen: om kinderen te krijgen, om meer of minder CO2 uit te stoten, om meer of minder te consumeren. Iemand die sceptisch is over de verplichting om minder kinderen te krijgen, zou kunnen zeggen: in het grotere plaatje maakt het niet uit hoeveel ik uitstoot of hoeveel kinderen ik krijg. Het gaat om miljarden; een kind meer of minder gaat het verschil niet maken.

Maar al is je bijdrage heel klein, door niets te doen ben je in zekere zin medeplichtig aan het niet-duurzame gedrag van de mensheid als geheel. Daarnaast is het afdwingen van bepaalde beslissingen in de reproductieve sfeer moreel problematisch. Misschien is een breed gedragen duurzaamheids-ethos ontwikkelen, waardoor mensen vrijwillig besluiten minder kinderen te krijgen, wel de enige moreel acceptabele manier om de bevolking van de planeet te beperken.

We moeten echter niet verwachten dat individuele actie alleen genoeg is om bevolkingsgroei te beperken. Hiervoor is een structurele verandering nodig. In rijke landen, waar mensen de vrijheid hebben om voor minder kinderen te kiezen, liggen de geboortecijfers al laag – soms zo laag dat de verzorgingsstaat en duurzame pensioenvoorzieningen onder druk komen te staan. Op de plaatsen waar geboortecijfers omlaag zouden kunnen, is minder kinderen krijgen geen realistisch alternatief totdat armoede en genderongelijkheid in grote mate verminderd zijn. We zullen moeten werken aan een structurele oplossing voor deze vraagstukken om bevolkingsgroei te verminderen.