Een gesprek over seks stelt natuurlijk eisen aan de entourage. Een steriele werkkamer op de universiteit valt dan ook af. De sfeervolle, ietwat schaars verlichte lobby van een Amsterdams hotel kan de goedkeuring van filosofen Simone van Saarloos en Ad Verbrugge wel wegdragen. Van Saarloos (1990) schrijft columns voor nrc.next, presenteert een seksistische talkshow en schrijft en spreekt regelmatig over liefde, seks en de culturele oorsprong van verschillen tussen mannen en vrouwen. Ad Verbrugge (1967) is universitair hoofddocent filosofie aan de VU en auteur van Staat van verwarring. Het offer van liefde (2013). Met koffie, water en eggs Florentine als brandstof gaan zij op een vroege vrijdagochtend samen op zoek naar een antwoord op de vraag: wat is nu precies dat verschijnsel waarover bijna niemand écht eerlijk durft te zijn, dat voor intens geluk of diepe ellende kan zorgen, dat in ieders leven onvermijdelijk een rol speelt, of dat nu door aan- of afwezigheid ervan is? Kortom, wat is seksualiteit?
Verbrugge: ‘Seksualiteit is op het meest basale niveau onderdeel van het leven als iets collectiefs. In de eerste plaats temporeel: ik ben zelf het resultaat van seks en heb door seks een voor- en een nageslacht. Ik ben onderdeel van een generatie. Daarnaast ruimtelijk: door middel van seksualiteit hef ik mijn individualiteit op en betrek ik me op iets anders waarmee ik wezenlijk verwant ben. Vergelijk het met ademhalen of met eten: door lucht in te ademen of voedsel te eten maak je verbinding tussen jezelf en iets wat je nodig hebt buiten jezelf. Dit is overigens een vrij biologische benadering van seks.’
Van Saarloos: ‘Maar seksualiteit is zoveel méér dan voortplanting. Moeten we het niet hebben over wat seks nu betekent?’
Verbrugge: ‘Mee eens, maar ik wil het wel noemen. Het fascinerende aan seksualiteit is namelijk haar mogelijkheid om het individu open te breken en het deel te laten nemen aan het collectieve. De vraag is wat dat betekent en wat het met mensen doet. Vandaag de dag is het autonome individu vaak het vertrekpunt voor ons zelfbegrip, maar daarmee doen we de collectieve dimensie tekort. Voor sommige mensen kan het dan ook een schok zijn als ze hun autonomie verliezen wanneer ze verliefd worden of in seksualiteit een kracht voelen die nieuw voor ze is. Maar die nadruk op autonomie kan ons ook in de weg staan. Ik denk dat onze hedendaagse worsteling met liefde en seksualiteit mede daarmee samenhangt.’
Van Saarloos: ‘Is seksualiteit een confrontatie met het eigen ik of juist een vervloeiing van die individualiteit met een ander? Ik denk dat het beide bevat. Die confrontatie zit ’m in het feit dat ik me er bewust van word dat ik een individu ben, juist doordat ik een ander ontmoet. Datzelfde gebeurt wanneer ik deze tafel aanraak. Dan voel ik dat ik aanwezig ben, dat er iets anders bestaat en dat ik me daartoe kan verhouden. In die zin is het een afbakening van het eigen ik. Georges Bataille spreekt over discontinuïteit, bij seksualiteit is dat letterlijk de confrontatie met een ander lichaam. Dit staat tegenover continuïteit: het vervloeien met iets of iemand buiten jezelf, waardoor je jezelf even niet ervaart. Liefde en seks kunnen die continuïteit brengen, maar discontinuïteit is juist een voorwaarde voor de beleving van seks.’
Verbrugge: ‘Dat komt overeen met wat Hegel zei: wanneer je honger hebt, ben je aangewezen op de wereld om je heen. Je bent je bewust van jezelf, maar wel in onderscheid én in betrekking op het andere: op het eten dat je nodig hebt. Iets vergelijkbaars gebeurt in de liefde, waarin je ontdekt dat je de ander nodig hebt. Zo word je op jezelf en je eigen afhankelijkheid teruggeworpen. Veel mensen zullen dit herkennen in verliefdheid of heftige seksuele aandrang. Je hebt iemand anders nodig om weer volledig te worden.’
Van Saarloos: ‘Voor Hegel is dat verlangen een conditie, iets wat blijft. Maar het probleem van de liefde is dat er een eindpunt lijkt te moeten zijn: iemand moet dat verlangen vervullen. Terwijl dat verlangen toch echt van jouzelf is.’
Verbrugge: ‘Dat klopt, althans in die vorm van liefde: mensen hebben dan voortdurend die behoefte aan verovering. We zien iets wat vreemd is waarvan we afhankelijk zijn en we willen ons dat toe-eigenen om weer tot onszelf te komen.’
Van Saarloos: ‘Er komt dan ineens veel gewicht en verantwoordelijkheid te liggen op het object van dat verlangen. Die ander moet de juiste zijn, het juiste doen. Filosoof Erich Fromm beschrijft in Liefhebben, een kunst, een kunde heel mooi de opvatting dat de ander het nieuwe moet brengen waarnaar we zo verlangen. Maar die ander is niet verantwoordelijk voor het opwekken van jouw verlangen. We leven in een relationele wereld waarin we voortdurend verlangens hebben, of dat nu naar een vrouw of man is of naar een glas wijn. De mens is een fijn object van verlangen, omdat hij in zijn wispelturigheid steeds iets nieuws kan brengen.’
Volledig inwisselbaar
Verbrugge: ‘Dat is ook verwant aan de eros die Plato in het Symposium introduceerde: de vorm van verlangen die meer gericht is op de ander en die je tegelijk op je eigen “onvolledigheid” wijst. Maar datgene waarnaar we op zoek zijn, projecteren we vaak op de ander. Zeker bij eros. Eros is een andere vorm van verlangen dan het verlangen naar eten en drinken, dat puur gericht is op de bevrediging van de eigen behoeften. Ook seks kun je op die manier ervaren: als pure wellust, met behoeftebevrediging als enig doel. Dit is de epithumia, zoals bijvoorbeeld beschreven door Aristoteles. De ander is bij epithumia volledig inwisselbaar. Eros gaat veel meer richting verliefdheid. Het doet er wel degelijk toe wie de ander is, en de betekenis van diegene heeft veel met jezelf te maken. Jouw verlangens moeten worden vervuld door die specifieke ander. Bij eros ontstaat er tussen twee mensen een onderlinge dynamiek, waardoor ze het zicht op zichzelf en de ander kwijtraken. Een soort collectieve roes.’
Van Saarloos: ‘Waarom doen mensen dat? Waarom stappen ze in die eros?’
Verbrugge: ‘Er zit in eros altijd ook de bereidheid om iets op te geven, jezelf los te laten, en in dat “nieuwe” terecht te komen. Eros kan bevrijdend werken. Zo was hevig verliefd op mijn dertiende, en daardoor was in mijn gevoelsleven in één klap de breuk met mijn ouderlijk huis een feit. Ik creëerde een fantasiewereld met die ander, ging nieuwe dingen doen. Uiteindelijk voert dat naar die fase in het leven waarin je werkelijk liefdesbetrekkingen aangaat die je richting filia brengen. Filia is de hechting die totstandkomt met de geliefde, een meer statische verhouding die veelal na de dynamische eros ontstaat. Filia is ook de relatie die we hebben met ouders, broers en zussen.’
Van Saarloos: ‘In eros zit wel een vorm van bezitsdrang. Je geeft weliswaar iets op, maar verwacht ook dat je er van de ander iets voor terugkrijgt. Ik vind het een interessant gedachte-experiment om te kijken of er een vorm van liefde en verlangen mogelijk is waarbij je de ander volledig de ander laat. Waarbij je liefhebt op een bijna afstandelijke manier en genoeg hebt aan je eigen gift. Dan pas zou je écht verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat jouw liefde jouw liefde is.’
Verbrugge: ‘In het erotische zit inderdaad dat dubbele: je wilt de ander hebben in zijn zelfstandigheid en vrijheid, en hem of haar toch “veroveren”. Daar zit een element van claimen. In de situatie die jij beschrijft, zouden we niets meer claimen. Een interessante gedachte.’
Erotisch vormenspel
Verbrugge: ‘Een invalshoek die onderbelicht is in de filosofie van de twintigste eeuw, is die van seks als vorm en spel. Ik zie erotiek als cultivering van de seksualiteit, omdat het vorm brengt in het seksuele. In het erotische vormenspel manifesteren de geliefden zich op een manier die ze niet in de hand hebben. Het gezamenlijke spel brengt het beste in de ander naar boven, zoals bij een band waarbij zanger en muzikanten perfect op elkaar aansluiten en aan het einde van het concert zeggen: ik heb nog nooit zo goed gespeeld of gezongen. Het magische “het” was er. Het gaat minder om de lust dan om het spel, waarbij ik denk dat de vrouw over het algemeen meer gevoelig is voor het spel dan de man…’
Van Saarloos: ‘Zeg hier maar dat ik nee schud.’
Verbrugge: ‘Natuurlijk kunnen vrouwen ook wellustig zijn.’
Van Saarloos: ‘Dat vermeende biologische verschil is pure marketing. Vrouwen willen ook niet van nature een ander soort shampoo. Met die voorkeuren worden we niet geboren.’
Verbrugge: ‘Maar goed, in die gedeelde vorm die erotiek kan bieden, zit zowel de betrokkenheid op als het onderscheid met de ander. De ander brengt jou in een betere positie. Je komt op dezelfde golflengte, en hebt het gevoel dat het klikt.’
Van Saarloos: ‘Die “klik” is juist waar het binnen dat vormenspel niet om moet draaien. Het schept een kader waar je bewust in stapt – de voorwaarden waaronder je seks wilt hebben bijvoorbeeld. En juist omdat je gelooft in die vorm, kun je met een open blik kijken naar wat je aan het doen bent. Dus in plaats van te denken dat de seks met je vorige lover beter was, denk je: ik laat me verrassen en kijk of ik er met deze persoon iets moois van kan maken. Dat spelelement, die vorm, kan vrijheid geven.’
Verbrugge: ‘Ja, al valt dat niet altijd mee. Blogs of tijdschriftartikelen over seks zijn vaak sterk moralistisch. Het moet anders, de ander doet het niet goed. Dat is niet erotisch.’
Van Saarloos: ‘Klopt. Kennis van bepaalde technieken kan een basis van vertrouwen creëren. Dit moet natuurlijk niet doorslaan. Maar vergelijk het met sporten: hoe meer je weet, hoe meer intuïtie je durft toe te laten.’
Verbrugge: ‘Techniek heeft een uitwendige kant, zoals “weten wat waar zit” en wat je kunt doen. Maar belangrijker is wat ik psychotechniek noem, het vermogen om aandacht te hebben voor de ander. Tegen mijn studenten zeg ik als ze een tekst moeten lezen: ontdek wat in die tekst gebeurt, in plaats van meteen te oordelen. Ook tactgevoel, concentratie en discipline maken deel uit van die psychische techniek. Het is raar om een bed met discipline te verbinden, maar zo werkt het wel. Niet afdwalen, maar tactvol je aandacht erbij houden.’
Ontlijving
Een ontwikkeling die volgens Verbrugge ons vermogen tot deelname aan dat spel bemoeilijkt, is wat hij de ontlijving van de samenleving noemt. Door technologische ontwikkelingen en sociale media leven we in een ‘virtuele biotoop’ waarin het vermogen om tactvol in te spelen op de ander onder druk staat. We kunnen ons terugtrekken achter het scherm en ons bestaan ‘beschermen’. We hoeven ons niet fysiek met iemand in te laten om contact te hebben. Daardoor krijgt het lichaam een andere plaats.
Verbrugge: ‘Als ik op een kantoor rondloop, zie ik een soort ontlijfde wezens voor me. Hoofden bewegen voor een scherm; het lichaam zit stil. Er is een scheiding tussen waar het hoofd mee bezig is en wat het lichaam doet. Voor porno of seks via de webcam geldt hetzelfde: het is niet duidelijk waar de seks nu plaatsvindt en die is niet meer volledig op de lichamelijke ander betrokken. Je schermt iets af.’
Van Saarloos: ‘Toch maakt virtueel contact je er ook bewust van dat je onderdeel bent van de mensheid, van die geslachtelijkheid waarmee je begon. Of je nu op een dating-app als Tinder actief bent of seks hebt via Skype: er is altijd een bewustzijn dat méér mensen dit aan het doen zijn.’
Verbrugge: ‘Tegelijkertijd blijf je er met één been buiten staan. Je kunt het scherm zo weer uitzetten. Het probleem van die virtualisering is dat we de echte lichamelijke overgave moeilijk zijn gaan vinden. Seks is bijna onderdeel geworden van de prestatiemaatschappij: het moet, en het moet goed. Terwijl seks en liefde ook wijzen op het domein van de vrijheid: het woord “vrijen” hangt er niet voor niets mee samen. Letterlijk betekent dat: liefdevolle zorg voor elkaar. Daar zit overigens meer schenken in dan nemen.
De onvrijheid die velen ervaren in het seksuele betekent dat wij het moeilijk vinden om het vrije spel van de eros binnen te treden.’