Home Met de verwondering van een kind

Met de verwondering van een kind

Door Jannah Loontjens op 25 juni 2020

Met de verwondering van een kind
Cover van 07/08-2020
07/08-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

De surrealisten lieten leven, droom en kunst in elkaar overvloeien. Ze wilden zo de deur naar het onderbewuste opengooien.

Tijdens de coronalockdown bezocht ik een aantal musea online. Zo ook het Centraal Museum in Utrecht, al deed het er nu natuurlijk niet toe dat het in Utrecht was. Ik zat gemakkelijk in mijn bed en scrolde langs de schilderijen. Ik bekeek onder meer de expositie De tranen van Eros, over erotiek in het surrealisme, met nadruk op de rol van vrouwen in deze kunststroming.

Ik zat er dan wel ontspannen en gemakkelijk bij, maar dit museumbezoek werkte behoorlijk op mijn zenuwen: als ik een schilderij van dichterbij wilde bekijken en voorzichtig op het touchpad tikte, zwiepte het kunstwerk opzij of verscheen er een tekst in beeld, die als een opdringerige prater van wie je maar niet af komt telkens voor de schilderijen schoof. Het zal misschien aan mij hebben gelegen, maar langs de werken bewegen had meer weg van een doldwaas gezwiep in een octopuswagentje op de kermis dan van een kalm museumbezoek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nu past een dergelijke ervaring misschien juist wel bij de principes van het surrealisme, die schrijver André Breton in 1924 in zijn Manifest van het surrealisme vastlegde. Hierin definieert hij de kunststroming als ‘automatische spontaniteit in haar meest pure vorm, waarin men probeert – verbaal, door het geschreven woord, of in welke vorm dan ook – de manier van denken te laten zien, geleid door fantasie, zonder enige gecontroleerde ratio en los van morele waarden’. Volgens Breton worden we in ons gewone leven te veel geleid door rationeel en logisch denken, waardoor ons spontane associatievermogen wordt geblokkeerd.

We leren van kleins af aan een helder onderscheid te maken tussen het absurde, de surreële droomwerkelijkheid en de wakkere rationele werkelijkheid. Dit onderscheid is evenwel geforceerd, meende Breton; het knecht onze belevingswereld. Om je vrij te kunnen voelen zou je de deur naar je onderbewuste, je fantasie en je droomwerkelijkheid open moeten gooien.

De dichter werkt

In een onlangs verschenen vertaling van Walter Benjamins (1892-1940) essays over literatuur, getiteld Kritische portretten, is tevens een essay over het surrealisme opgenomen. Het is misschien wel het meest onnavolgbare stuk uit de hele bundeling, maar evenals mijn slingerende museumbezoek past zijn associatief rondspringende analyse juist ook wel bij het onderwerp. Hoewel surrealistische werken vaak fantasievol en onwerkelijk worden genoemd, meenden de surrealisten zelf dat het imaginaire een intrinsiek deel was van de werkelijkheid. Benjamin wijst hier ook op. Volgens hem toonde het surrealisme juist een andere wijze van naar de wereld kijken, waarbij leven, droom en kunst in elkaar overvloeiden.

Het surrealisme maakte verschillende fasen door, verklaart Benjamin, maar in de beginfase, ‘toen het zich in de gedaante van een inspirerende droomgolf over zijn grondleggers uitstortte, leek het surrealisme het meest integrale en absolute. Alles waarmee het in aanraking kwam, werd geïntegreerd. Het leven leek alleen de moeite waard waar de drempel tussen waken en slapen in ieder was uitgesleten als door voetstappen van massaal heen en weer stromende beelden.’

 

De grens tussen roes en nuchterheid, denken en voelen moest verdwijnen

Ook Leonora Carrington, van wie indrukwekkende schilderijen te zien zijn in de tentoonstelling van het Centraal Museum, verklaarde dat er altijd surreële elementen in de realiteit te vinden zijn en dat het mysterieuze nooit ver weg is. Zij integreerde de invloed van het onderbewuste, haar grimmige associaties en imaginaire beelden in haar verder juist realistische schilderstijl.

In die zin is de term ‘surrealisme’ misleidend. Het gaat er niet zozeer om boven het realisme uit te stijgen, maar eerder om het onderbewuste, dromen en ongecontroleerde emoties meer ruimte te geven. Het ging om het opheffen van de grens tussen roes en nuchterheid, dag en nacht, denken en voelen. Benjamin schrijft dat de dichter Saint-Pol-Roux, als hij zich tegen de ochtend klaarmaakt om te gaan slapen, ‘een bordje aan de deur bevestigt met de tekst: Le poet travaille.’ De dichter werkt.

Losbreken

Taal leren we door de ander na te doen. Maar als we ons eenmaal de woorden eigen hebben gemaakt, kunnen we daar geheel eigen dingen mee doen. We kunnen door nieuwe combinaties verrassende zinnen uitspreken die nooit eerder zijn gehoord, we kunnen taferelen beschrijven die nog nooit zijn aanschouwd.

Zo gaat het ook in de kunsten. Je leert materiaal te hanteren door navolgen, door je een zekere kunde eigen te maken, en als je eenmaal over die vaardigheden beschikt, die zekere basiskennis, kun je je vanuit die orde in vrijheid bewegen. Het is evenwel een vrijheid die niet altijd even gemakkelijk te vinden is, aangezien er ook weer delen van het aangeleerde voor opgegeven moeten worden: je moet zien los te breken uit hoe het ‘hoort’. Want – dat is waar de surrealisten op wezen – we leren niet alleen het materiaal hanteren, maar ook hoe het gebruikt dient te worden, wat we serieus moeten nemen, wat waar is en wat onwaar, wat werkelijk is en wat onwerkelijk.

In de beleving van een kind lopen fantasie en werkelijkheid nog in elkaar over, maar tijdens het opgroeien wordt je geleerd de twee van elkaar te scheiden. De surrealisten wilden terug naar de vervaging van die grens. André Breton betoogde dan ook in zijn manifest dat de verwondering van het kind hervonden zou moeten worden, dat we op zoek zouden moeten naar de mogelijkheden die bestaan voordat we ons conformeren aan de rationele werkelijkheidsbeleving van de verantwoordelijke volwassene.

Alleen als we de conventies overboord gooien, kunnen we volgens de surrealisten vrij zijn. In een oud nummer van het literaire tijdschrift Randstad, waarin schrijver Simon Vinkenoog tientallen manifesten verzamelde, wordt Breton geciteerd: ‘Om de wereld te verlichten moet de vrijheid zich belichamen en daarvoor zich onophoudelijk weerspiegelen en herscheppen in het Woord.’

Continue dreiging

Hoewel zoeken naar vrijheid en teruggaan naar kinderlijke openheid en verbeelding lief en optimistisch klinkt, wijst Benjamin op de politieke betekenis van het radicale vrijheidsbegrip, van het verzet tegen elke vorm van institutionalisering. Hij bespreekt de revolutionaire mogelijkheden van het surrealisme. Ook het kwaad ‘stamt volledig uit onze spontaniteit’, benadrukt Benjamin. Hij plaatst de kunststroming in de ontwikkelingen van begin vorige eeuw en noemt talloze voorlopers, onder wie Rimbaud, Dostojevski, Apollinaire, Poe en vele anderen.

Tussen al die schrijvers en kunstenaars zit geen enkele vrouw. Leonora Carrington kan hij nog ontmoet hebben: in de jaren dertig in Parijs, waar ze deel uitmaakte van de groep surrealisten. Toch is de kans klein dat Benjamin haar werk kende, laat staan dat van Dorothea Tanning, die pas na Benjamins dood zou doorbreken. Dat is jammer, want juist in hun werk, waaronder ook gedichten en verhalen, herken ik wat Benjamin beschrijft: de continue dreiging van het kwade en angstige, die onze werkelijkheidsbeleving op hallucinatoire wijze kleurt.

In Carringtons literaire werk belichaamt het absurde vaak de bevrijding van het conventionele. Dit zou Benjamin beslist hebben aangesproken. Niet alleen voor Benjamin zou het werk van deze twee vrouwelijke surrealisten onopgemerkt blijven, zij staan ook vandaag de dag nog in de schaduw van hun beroemde mannelijke collega’s. Mede daarom is de expositie in het Centraal Museum de moeite waard. Online krijg je een verwarrende glimp, maar wel een die verleidt tot een reëel museumbezoek. Zodra het weer kan, neem ik de trein naar Utrecht.

Kritische portretten: Twaalf essays over literatuur
Walter Benjamin
Octavo
240 blz. | € 22,50

 

Manifest van het surrealisme
André Breton
1924