Om zijn patiënten goed te helpen moest emeritus hoogleraar chirurgische oncologie Theo Wobbes het lichaam soms even behandelen als een machine waaraan hij kon sleutelen. Tegelijkertijd was hij zich er ook altijd van bewust dat het lichaam een ‘ik’ is dat voelt en ervaart. In zijn boek Het lichaam als centrum en voorwerp onderzoekt Wobbes deze paradox.
Perspectiefwisseling
‘We zijn nog steeds gewend te denken dat we een lichaam én een geest hebben’, zegt Wobbes. ‘Maar ik besta helemaal niet los van mijn lichaam. Het lichaam maakt het juist mogelijk om te bestaan, om te ervaren, te zien, te voelen en te ruiken. En als er iets mis is met het lichaam, als ik blind word of een been verlies, verandert mijn ervaring van de wereld op fundamentele wijze.’
Elke week aan het denken gezet over wat de mens tot mens maakt? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Volgens Wobbes doet de Duitse filosoof Helmuth Plessner (1892-1985) recht aan beide aspecten van het lichaam. In plaats van het verschil tussen lichaam en geest introduceerde Plessner het verschil tussen Leib en Körper. Het Leib, het levende lichaam, is het lichaam dat je bent, waarmee je de wereld ervaart. Het Körper is het lichaam dat je hebt, het fysieke lichaam dat we zien.
‘Leib en Körper zijn twee aspecten van een en hetzelfde lichaam’, benadrukt Wobbes. ‘Ze zijn niet van elkaar te scheiden, zoals lichaam en geest, maar wel van elkaar te onderscheiden. Je kunt het vergelijken met de beroemde haas-eend tekening. Je kunt een eend óf een haas zien, maar uiteindelijk blijft het een en dezelfde tekening.’ Om beide dieren om de beurt te zien is een perspectiefwisseling nodig. ‘Dit is precies wat je als chirurg doet: soms zie je even het Körper om een patiënt te opereren. Maar daarna moet je wel weer van perspectief wisselen om te kijken hoe de operatie de ervaring van de persoon heeft beïnvloed.’
Niet alleen de arts, ook de patiënt ziet beide aspecten van het lichaam, stelt Wobbes. ‘Als je naar de dokter stapt, kom je daar niet alleen omdat je pijn vóélt. Je weet ook dat je ervaring van pijn veroorzaakt kan worden door een defect in je biologische lichaam, en dat de dokter hier waarschijnlijk iets aan kan doen.’ Omgekeerd kunnen je ervaringen ook invloed hebben op biologische processen. ‘Het bekendste voorbeeld hiervan is het placebo-effect. Daarbij heeft de ervaring dat je beter wordt daadwerkelijke fysieke gevolgen.’
In het dagelijks leven wisselen we constant van perspectief. Als je je haar goed doet voor de spiegel bijvoorbeeld of als je je stoot en opeens merkt dat je een lichaam hebt dat tegen een tafel aan kan botsen. Ook als je een nieuwe vaardigheid leert als pianospelen, wissel je van perspectief door je een tijdje expliciet op de beweging van je vingers te concentreren vóór het spelen vanzelf gaat. Dat is typisch menselijk, zegt Wobbes. Afwisselend zitten we in ons lichaam en bekijken we het van buitenaf.
In gebreke
‘Omdat we het lichaam van buitenaf kunnen bekijken, zien we ook dat het nogal gebrekkig is: dat het lelijk of langzaam kan zijn, dat het sterfelijk is’, zegt Wobbes. ‘Gelukkig hoeven wij mensen ons niet bij al die gebreken neer te leggen. Volgens Plessner zijn wij namelijk van nature kunstmatig: we zijn in staat om ons lichaam met kunstmatige hulpmiddelen aan te vullen. Dit biedt allerlei mogelijkheden: we kunnen gereedschap gebruiken, MRI-scans maken, chips implanteren en protheses laten aanmeten. Maar wat we ook doen, we zullen nooit helemaal van ons biologisch functionerende lichaam af kunnen komen. We zullen nooit een onsterfelijke superman worden.’
Niet alleen biologische wetmatigheden bepalen wie de mens is, omgevingsfactoren doen dat ook. ‘Lichamen bestaan niet op zichzelf, ze zijn altijd omgeven door andere lichamen of personen. Samen vormen al deze personen een gedeelde wereld.’ Wobbes gebruikt hiervoor Plessners term Mitwelt: de sociale omgeving die zowel onze ervaring als ons biologische lichaam vormt en kneedt. ‘Er is lange tijd gedacht dat botporositeit bij oudere vrouwen genetisch bepaald was. Maar er zijn steeds meer onderzoeken die uitwijzen dat je botten brozer worden als je op jongere leeftijd fysiek minder zwaar werk doet. En in onze cultuur verwachten we over het algemeen van vrouwen dat ze minder tillen of klussen dan mannen. Zo zie je hoe culturele normen ingrijpende fysieke gevolgen kunnen hebben.’
Körper, Leib en Mitwelt hebben volgens Wobbes een driehoeksrelatie waarin alle drie even belangrijk zijn. ‘De coronacrisis is hier een goed voorbeeld van. Aan de ene kant willen we het fysieke lichaam, het Körper, beschermen tegen het virus. Aan de andere kant beseffen we ook dat we mensen niet volledig kunnen isoleren. Afgescheiden zijn van je sociale omgeving of Mitwelt heeft verregaande gevolgen voor je welzijn. Veel mensen krijgen fysieke klachten, sommige ouderen sterven zelfs van eenzaamheid. Maar ook de psyche, de leibliche ervaring van de wereld, lijdt onder isolatie, wat je kunt zien aan het toenemende aantal depressies. Zo merken we dat we constant op zoek moeten naar een balans tussen Körper, Leib en Mitwelt. Iedereen die keuzes moet maken over menselijk welzijn – of het nou een chirurg is, een politicus, een mantelzorger of levenspartner – is met die taak belast.’
Kan de mens ooit definitief begrijpen hoe deze balans het beste gemaakt kan worden? ‘Nee’, zegt Wobbes. ‘Mens-zijn betekent mogelijkheden hebben én in gebreke blijven. Aan de ene kant stelt de specifieke organisatie van ons lichaam ons in staat om op onszelf te reflecteren. Aan de andere kant blijven we door datzelfde lichaam ook altijd aan het hier-en-nu vastgeklonken. We hebben daarom altijd maar gedeeltelijke kennis van onszelf, zullen onszelf nooit volledig doorgronden. En daar zullen wij mensen het mee moeten doen.’
Het lichaam als centrum en voorwerp
Theo Wobbes
Eburon
308 blz.
€ 29,50