Filosofie Magazine vroeg aan lezers om het ‘beslissende’ moment te beschrijven waarop ze optimist of pessimist zijn geworden. Uit de grote hoeveelheid inzendingen hebben we een kleine selectie gemaakt. Staat uw inzending er niet bij? U wordt uitgenodigd om op ons forum van gedachten te wisselen.
Selectie optimisme
‘Op het goede blijven hopen en dat met vastberadenheid volhouden zo lang het kan’
Op zondagmiddag maakten wij vroeger lange wandelingen op de Veluwe, ’tippels’ in het familiejargon. Ook in druilerig en kil winterweer, en dan was ’t soms afzien. Maar mijn vader hield de stemming erin ‘want heus, na de volgende bocht wacht de auto!’ Die auto stond er nooit, want mijn vader had een abominabel oriëntatiegevoel. Toch bleef hij het zeggen en wij bleven hem geloven. Als je heel moe was leende hij je bovendien zijn ‘krachtpet’. En al hielp dat niet altijd, mijn vader hield zich in elk geval voorbeeldig aan de uitspraak van Immanuel Kant dat we in crisissituaties een plicht tot vertrouwen hebben.
Toen ons eerste kind was geboren wist ik plotseling met heldere zekerheid dat die plicht tot vertrouwen nu bij mij lag. Dus heb ik bij talloze lekke banden, lekke tenten, schrammen en butsen, verloren voetbalwedstrijden, mislukte spelletjes en ongelukkige liefdes mijn oermoederlijke best gedaan te blijven kijken naar ’the bright sight’ en het goede te verdedigen. Ook als het met de moed der wanhoop ging. ‘Je moet erop durven wedden dat het goede wint’, schreef ooit de filosoof Paul Ricoeur. En ging hij verder: ‘Niet dat ik geloof dat het zo zal zijn, maar ’s nachts durf ik het te hopen’. Daarmee raakt hij wat mij betreft de kern. Geloven of denken te weten dat het goed zal aflopen zoals de optimist doet, of juist niet zoals de pessimist, is dwaas. Want het leven is niet maakbaar en loopt meestal anders dan je denkt. Niemand is altijd gelukkig en het lot kan je verschrikkelijk te pakken nemen. Maar waarom zou je daarop vooruit lopen?
Wat overblijft is tegen alle klippen op het goede blijven hopen en dat met vastberadenheid volhouden zo lang het kan. Dat is een keuze. Mijn keuze.
Agnes Grond
‘Een vader behoort zijn zoon tegen de onbeschaafdheid van de oorlog te beschermen’
Najaar 1958. Het is nat op straat. Ik zit achterop de fiets bij mijn vader. Ik voel zijn rug en we hobbelen de spoorwegovergang over. De mandfles Chianti die aan zijn stuur bungelt valt te pletter. Rode wijn tussen de rails. De slijter had mijn vader nog zo gewaarschuwd. Om er een tasje omheen te doen en de fles niet aan dat zwakke rieten koordje aan het stuur te hangen. Ik hoor zijn onbedaarlijk lach. Om zijn kenmerkende eigenwijsheid.
Najaar 1972. Het is warm in de zaal van de Raad van State. Ik ben afgewezen als erkend gewetensbezwaarde militaire dienst. Hoger beroep. Voor een commissie ‘wijze mannen’. Vooral oud-politici. Ik zie de rug van mijn vader. Hij staat rechtop. Soms de handen op zijn rug, soms gebarend. Rustig doet hij zijn verhaal. Hij is classicus, filoloog en man van de klassieke wereld. Van de filosofen en de cultuur die hen heeft voortgebracht. Zijn pleidooi voor mij komt uit de beschaafde wereld en gaat over individuele keuzes, de rol van de staat en de eigen verantwoordelijkheid van burgers. En die van de vader voor zijn zoon. Soms trilt zijn stem, zeker wanneer hij vertelt dat hij het zichzelf kwalijk neemt, dat hij de oproepen voor het leger niet eigenhandig heeft verscheurd. Een vader behoort zijn zoon tegen de onbeschaafdheid van de oorlog te beschermen. Woorden als nectar tussen de raderen van de staat. Mijn hart bonkt van ontroering. In alle spanning van dat zaaltje overspoelt me de warmte van mijn vader. Mijn wereld kan niet meer stuk.
Soms nog hoor ik die onbedaarlijke lach en zie ik zijn rug. Mijn hart wordt dan warm en mijn glas blijft halfvol. De rest van de wijn ligt tussen de rails. Het is goed.
Maarten Pieters
‘Toen ik zo keek van binnen naar buiten, voelde ik opeens het leven, de schoonheid van de natuur’
Het was de blik naar buiten die mij op slag veranderde in een optimist. Als 19-jarige zat ik binnen aan de keukentafel, het lachen verleerd. Twee jaar eerder was de moeder van een vriendin overleden, te vroeg. Sindsdien was ik in mijn hoofd gekropen. Waarom zij? Wat is dat met het leven, dat het zomaar kan ophouden? Fluitend naar de universiteit, gewoon maar iets gekozen, economie. Op kamers, ontsnappen aan die benauwende opvoeding. Maar hoe doe je dat, leven ‘op jezelf’? En wat is het stil alleen op je kamer! In mijn hoofd raasden steeds meer gedachten, over eindigheid, over de nutteloosheid van het bestaan. Ik was bang, voor het ooit niet meer dasein. Over de wereld om me heen lag een grijze sluier. Ik ging terug naar huis. De glimlach verdween. Alle dagen werden hetzelfde, TV-kijken en slapen, overdag, want ’s nachts nam mijn hoofd het over. Het werd steeds duidelijker: het leven heeft geen zin. Dus dan hoef ik het ook niet te leven! Want waarom moeite doen als het uiteindelijk toch niks oplevert?
Tot die dag aan de keukentafel, aan het einde van die zomerse middag. Ik keek naar buiten en zag het zonlicht vallen over de bomen aan het einde van de tuin. Deze leken zwart. Het gras daarentegen was groen, zo groen als gras kan zijn. En de lucht leek wel geel, heel helder, verwachtingsvol, levendig. Het was niet warm, wel aangenaam. Zo’n zon waar je je in kan koesteren. Toen ik zo keek van binnen naar buiten, voelde ik opeens het leven, de schoonheid van de natuur. Zij bracht alles zo samen dat het me raakte, tot in mijn diepste. Het was kunst, maar dan niet door mensenhanden gemaakt. Sindsdien ben ik weer buiten, in de wereld. Maar anders dan voorheen. Namelijk met een rotsvast vertrouwen dat alles altijd goed komt. Want als de natuur dit kan, dan komt het goed met de wereld! Op haar tijd.
Audrey Franssen
‘Vanaf dat moment deed ik in het leven alleen nog maar mee voor spek en bonen’
Ik werd pas echt een optimist toen ik stopte met verstoppertje spelen. Ik had net geleerd wat ‘voor spek en bonen meedoen’ inhield van een jongetje uit mijn buurt en er ging een wereld voor me open. Ik verkondigde dat ik van nu af aan alleen nog maar voor spek en bonen mee zou doen, niet langer zou ik me verstoppen met het risico gevonden te worden! De kinderen begonnen echter meteen te klagen.
‘Aan het eind van het potje wordt iedereen boos op je,’ zei er een tegen mij. Om een statement te maken verkondigde ik dat ik dan maar zou stoppen met het spelen van verstoppertje. Vanaf dat moment deed ik in het leven alleen nog maar mee voor spek en bonen. Een van de kinderen waarschuwde me dat het verkeerd zou aflopen met mij, dit baseerde hij op een lijst met tien regels die ik met mijn nieuwe levensstijl allemaal scheen te breken.
Dat interesseerde me helemaal niks. Het leven is eigenlijk ook helemaal niet eerlijk als je er over nadenkt. Er zijn naar mijn weten ongeveer zes miljard mensen op onze planeet, daar kan ik met toch nooit voor verstoppen? Maar als ik voor spek en bonen meedoe kunnen die me niet deren. Ik loop zo voorbij de zoeker en als deze me probeert te buurten zeg ik gewoon; ‘Ja je hebt me gevonden, maar ik doe alleen mee voor spek en bonen en zodra ik de anderen heb gevonden zal ik buurtvrij roepen voor de hele pot!’
Spencer van Domburg
Selectie pessimisme
‘Het gaat zó goed, dat het alleen nog maar slechter kan gaan’
Pessimisme is een luxe die de mens zich niet altijd kan veroorloven. Alleen kleine tegenslagen kunnen je eigenlijk pessimistisch maken. Zo onderging ik als bloedfanatieke sporter op mijn veertiende een knieoperatie, waardoor ik twee maanden lang op krukken moest lopen. Dat verbaasde me niets, ik was immers een pechvogel. Al strompelend kwam ik erachter dat mijn moeder volstrekt moedeloos in het leven stond. Op een sombere namiddag kon ze het niet langer voor ons verborgen houden: ze bedwelmde haar uitzichtloosheid al jaren lang met grote hoeveelheden alcohol. Er ontstond zoveel spanning, dat mijn vader en broer letterlijk de krukken uit mijn handen rukten en er woedend mee op elkaar gingen inhakken. Tot overmaat van ramp moedigde mijn moeder ze zelfs aan.
Zoveel bevestiging kon mijn tot dan toe vanzelfsprekende pessimisme niet aan. Ik werd noodgedwongen optimist. Ik had namelijk een belofte nodig, die de waanzin van mijn leven en lijden zinvol maakte. Het optimisme beloofde die vooruitgang, en zou mijn lijden transformeren in leren. Maar het deed meer dan dat. Optimisme werd mijn opium. En dat was heel verslavend. Het maakte me zo afhankelijk, dat ik jarenlang niet kon toegeven, dat het leven helemaal niet beter werd. Dit onzalige bestaan was een voortdurende roes van ontkennend optimisme, afgewisseld met de onvermijdelijke katers van een duister realiteitsvermoeden die ik niemand toewens.
Pas vele jaren later ging het leren zijn vruchten afwerpen en werd mijn leven werkelijk beter. Eindelijk kon ook ik mÃjn lang verborgen werkelijkheid onder ogen zien: ik was doodongelukkig geweest. Op een bepaald moment ging het zelfs zó goed, dat ik zonder problemen de hele dag kon kankeren op het bestaan. Die stijgende lijn heeft zich voortgezet. Ik weet nu dat het in mijn luxe leventje alleen maar slechter worden kan. Eindelijk ben ik weer pessimist.
Chris Luth
‘Een pessimist die schoonheid ziet in de kleine dingen, glimlacht terug als het leven hem smadelijk toegrijnst’
Ontsteld verliet ik het podium, mijn vingers trillend en zwetend, geklemd om mijn viool. De wereld bestond tellen lang alleen uit de vrije ruimte voor mijn voeten en een afstandelijk geroezemoes, dat afketste op de apathie die zich van mij meester maakte. Het publiek had mijn paniek wel gezien, maar iedereen zou er over zwijgen. Dit was te beschamend en behoorde vergeten te worden. De angst voor het podium zou echter altijd blijven.
Pessimisme is een vorm van zelfbescherming. Wanneer emoties een loopje nemen met je eigen redelijkheid, gebruik je die redelijkheid om de slagkracht van je emoties te verzwakken. Angst is niet vaak beschamend, maar wel als een definieerbare bedreiging afwezig is. En als angst zo hevig en verlammend is, je verstand tijdelijk buiten spel zet, dan besluit je, zodra de rust is teruggekeerd, jezelf te conditioneren. Je maakt het beheersbaar, door een goed verliezer te zijn. De pessimist is per definitie een goed verliezer.
Hij stelt zijn verwachtingen bij tot het niveau dat hij elke tegenslag het hoofd kan bieden. Je kunt heel veel willen in het leven: erkenning, liefde, de roes van overwinning. Maar als deze ambities alleen maar abstracties blijven, je inspanningen onevenredig beloond lijken te worden, dan wordt elke tegenslag een bevestiging van je eigen moraal. En klamp je vast aan het kleine geluk: voor mij is het dat zeldzame moment van serene, blij stemmende rust, als de zenuwen even het lichaam verlaten.
Een pessimist die schoonheid ziet in de kleine dingen, in het moment, hoeft niet negatief in het leven te staan, maar glimlacht terug als het leven hem smadelijk toegrijnst.
Bart B.
‘Vanavond drink ik op mijn loodzware gemoed’
Wat mijzelf betreft, ik ben in een paradoxaal hemd geboren dat met mijn huid vergroeid is. Maar deze man, het moet gezegd, maakt het me totaal onmogelijk. Zijn ogen van medelijden vervuld zijn onuitstaanbaar, ogen die tezamen met de klanken van zijn tong beweren dat de dood een sprookje is, de andere zijde van de munt vormt met het leven, kortom, nu jaagt de dood geen angst meer aan. Ik grijnsde naar hem, maar meneer, wat als ook het leven beangstigend genoemd moet worden? Zijn wij immers niet allen reizigers, en te allen tijde dat daarnaast, en verlangen wij aldus niet voortdurend en met gerechte grond naar een plek van aankomst? Maar het bestaat niet. Deze plek waarin wij verkeren maar waarin we nooit verblijven is nooit mijn wereld, jouw wereld, onze wereld desnoods. Nooit. Het is een wereld. De enige. Maar dat was niet zo, ik heb het mis en ben zelfs zielig, alleen het nu is van belang en er is geen enkele reden tot angst. Zulks drijft me, naast al het andere, tot waanzin, als dat de staat van verlichtheid is dan hoop ik die nooit te bereiken. Want ziet u, wie zijn angst ontkent, ontkent zijn bestaan en alles dat hem mens maakt. Te zeggen, ik ben een gelukkig te prijzen mens, is mooi, maar te vragen, is het wel waar dat ik een mens ben, is ook bijzonder aardig. Als deze dagen zich toch maar verstrekken en het niet altijd herfst zal blijven. Vanavond drink ik op mijn loodzware gemoed en dan zal ik, eindelijk, genieten van de mensloosheid om me heen, en dat de avond zich met leegte vult. Tenminste dat hoop ik, met een hoop die doet beven. Dat de angst toch maar ons deel mag zijn!
Amber Alblas
‘Ook binnen de rechtsstaat blijven arrogantie, gulzigheid, gierigheid, hypocrisie, onrecht en geweld bestaan’
Mijn pessimisme is verbonden met mijn rechtvaardigheidsgevoel. Dat gevoel heeft zich ontwikkeld in mijn tienertijd. Uit de kennis en informatie die tot mij kwam, ontstond het beeld van een wereld vol oorlog, ellende en onrecht. Binnen het gezin waarin ik opgroeide heerste geborgenheid, ik had vrienden, het ging me goed af op school. Ik kende geen grote tegenslagen en ik heb me zelfs, tot op de dag van vandaag, altijd gelukkig gevoeld. Toch werd ik gekweld door de vele voorbeelden van onrecht. Er zijn zoveel verstandige mensen, waarom is er dan tegelijk zoveel immoreel gedrag?
Ik ging er, jong als ik was, over nadenken. Is het een straf van God? Nee, religie biedt geen verklaring voor menselijk gedrag. Is het misschien een complot van grootindustriëlen en mediamagnaten die baat hebben bij chaos en geweld voor nieuws en afzet van goederen? Nee, daarvoor zijn onrecht en immoreel gedrag te universeel. Dat laat zich niet op die schaal regisseren. Maken we dan deel uit van een politiek systeem in verandering? Zijn we als burgers op zoek naar een sociale orde van vrede en voorspoed, maar boeken we hierin amper of geen vooruitgang? Ja en nee. Ja, we proberen onze sociale orde te verbeteren en bouwen aan de rechtstaat, de welvaartstaat en de welzijnssamenleving. Maar nee, ook daarbinnen blijven arrogantie, gulzigheid, gierigheid, hypocrisie, onrecht en geweld bestaan. Het antwoord moet zijn dat we, als mensen, een moraal hebben ontwikkeld die vanwege het lange evolutionaire slijpproces inmiddels min of meer onveranderlijk is. Aan die moraal zitten goede en jammer genoeg ook vele slechte kanten.
Sinds ik dit weet, is mijn woede enigszins gezakt en zijn mijn frustratie en verdriet versmolten tot een eerlijk en intrinsiek pessimisme. Een pessimisme niet als keuze, maar als conclusie.
Jan Eberg