‘Niets is gevaarlijker voor de rede dan de hoge vlucht van de verbeelding, en er is niets dat filosofen tot meer dwalingen heeft gebracht,’ schrijft David Hume in Een verhandeling over de menselijke natuur (1739). Hij vervolgt: ‘Mensen met een levendige fantasie kunnen we in dit opzicht vergelijken met de engelen, die volgens de Schrift hun ogen bedekken met hun vleugels.’
Nu ben ik niet bepaald Bijbelvast, dus ik weet niet wat de officiële verklaring is van dit vreemde engelengedrag, maar die zin intrigeert me. Op sommige schilderijen van oude meesters ontspruiten de engelenvleugels bij de schouders en reiken ze tot op de grond. Daar was ik altijd nogal jaloers op. Wat een heerlijk gevoel moet het zijn om zulke vleugels breed uit te slaan! Maar kennelijk gebruiken engelen hun vleugels niet om op te stijgen en het wereldse gedoe in een zoete glijvlucht van bovenaf te aanschouwen. Nee, ze bedekken hun ogen met hun gepoetste veren. Zo wordt vliegen natuurlijk moeilijk.
Waarom doen engelen dat? Willen ze misschien niet kijken? Vinden ze het te erg wat ze zouden zien? En, intrigerender nog, waarom vergelijkt Hume dit verbergen van de blik met fantaseren?
Engelen lijken op ons. Net als wij hebben zij weet van de wereld – van hoe die is, en vooral: van hoe die zou kunnen zijn. Ik wil er geen drama van maken, maar als mens lijd ik dagelijks onder het feit dat de wereld niet zo mooi is als ik me kan voorstellen. En ik weet ook dat de verantwoordelijkheid voor de kloof tussen ideaal en realiteit grotendeels aan ons mensen toe te schrijven valt. Dat is dan weer een verschil met engelen; zij hoeven niet onder dat besef gebukt te gaan, want zij hebben de paradijselijke staat niet verprutst.
Even tussendoor… Meer columns lezen van Denker des Vaderlands Marjan Slob? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Vaak genoeg ga ik liever op in mijn eigen wereldje dan dat ik de grote politieke en ecologische problemen van onze tijd tot me door laat dringen. En mind you, feesten is niet de enige vorm van escapisme; woede en wanhoop zijn vaak net zo goede manieren om meer met jezelf bezig te zijn dan met de realiteit. Daar moest Hume niets van hebben. Hij smeekt: laat je niet opslokken door je verbeelding, maar wend je voorstellingsvermogen aan om de mogelijkheden te zien die de realiteit nog steeds in zich draagt. Gebruik je gemankeerde vleugels om te vliegen.