Home Kwame Anthony Appiah: ‘Werkt het? Dan is het goed’

Kwame Anthony Appiah: ‘Werkt het? Dan is het goed’

Door Bart Brandsma op 21 augustus 2006

07-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Volgens Kwame Anthony Appiah is het kosmopolitisme allesbehalve dood. Mits we accepteren dat we niet precies hoeven te begrijpen waarom in een andere cultuur sommige dingen anders worden gedaan – als het maar werkt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het is handig als je naam op een lijst van grootste denkers ter wereld prijkt. N’importe welke lijst. In aankondigingen voor lezingen, op de achterflappen van boeken of in de openingsalinea’s van interviews komt het bijvoorbeeld zeer goed uit als we de intellectuele statuur van filosoof Kwame Anthony Appiah (1954) dik kunnen aanzetten. Het Franse blad Le nouvel observateur ziet in hem een van de 25 grootste hedendaagse denkers. Dat schept grote verwachtingen. En verplichtingen? ‘Ach, ik ben het lijstje zelf nagelopen, en kwam op de Franse lijst van dat tijdschrift nauwelijks een Fransman tegen. Het was eigenlijk meer een vorm van zelfkastijding voor het Franse esprit, dat artikel’, reageert Appiah minzaam. Zo lyrisch als de merchandise rond de persoonlijkheid van Appiah gebruikmaakt van de ranking, zo nuchter blijft hij eronder. ‘Het is een aanprijzing, daar kun je blij om zijn. Maar ik moet er ook om lachen. Het is niet van belang.’ Wat meer zegt over Appiahs statuur, is dat hij al jaren aan de prestigieuze Princeton University in de Verenigde Staten is verbonden, in het bijzonder aan het Center voor Human Values.

In Nederland leerden we Appiah kennen dankzij zijn eerste essaybundel In my fathers House. Africa in the Philosophy of Culture. Omdat hij zo prachtig zijn Ghanese afkomst (hij groeide op aan het hof van de Ashanti in Kumasi, Ghana) en zijn Britse opvoeding (zijn moeder is Britse) ineenschuift, en een consistent authentiek wereldbeeld ontvouwt, werd hij voor menige migrant en aspirant-wereldburger een voorbeeld. Hij was toen al, zo halverwege de jaren negentig, het toonbeeld van de kosmopoliet, het onderwerp waarover hij nu zelf in 2006 schrijft in Cosmopolitanism; Ethics in a World of Strangers. De man rekent het Westen tot zijn voortuin en Afrika tot zijn achtertuin, wordt ongemoeid gelaten door provinciale gedachtegangen en is steeds opnieuw in staat om vele werelden te spiegelen. Na het verschijnen van In my fathers House geven vooral ‘migranten-kosmopolieten’ als Anil Ramdas en Stephan Sanders hoog op van zijn werk. In mijn vaders huis heet in die dagen ook een korte serie van de VPRO-televisie. Een meervoudige culturele of etnische identiteit is vrij plotseling een pre. Wat heel lang door individuele migranten als een lastig te verhapstukken persoonlijk hoofdstuk werd gezien – een dubbele identiteit –, blijkt na lezing van Kwame Anthony Appiah een intellectueel voordeel. De brede kijk van de kosmopoliet heeft de toekomst, en de allochtoon heeft op louter biografische gronden een voorsprong op de autochtoon. Die put immers maar uit één enkele culturele bron. Het is vooral de vreemdeling of ‘nomade’, zo meende filosofisch Nederland, die in staat is de wenken van de toekomst op waarde te schatten. En zo werd Kwame Anthony Appiah subtiel ingelijfd.
 
En dan, in 2006, ontvouwt Appiah zelf zijn visie op de kosmopoliet. Hij zegt zelf wie kosmopoliet is en wat hij doet. En, getuige de titel, Appiah levert ook de bijbehorende ethiek: Cosmopolitanism; Ethics in a World of Strangers. Kwame Anthony Appiah: ‘Het ontwikkelen van de kosmopolitische houding stuit op praktische problemen en conceptuele problemen. In mijn boek ga ik beide te lijf. Als filosoof onderzoek ik feiten en waarden, en eigenlijk begint het al met het zo strikte onderscheid dat er tussen feiten en waarden wordt gemaakt. In het logisch positivisme – de stroming die in de filosofie een hoogtepunt beleefde aan het begin van de twintigste eeuw – is dat uitgewerkt. Het is een visie die zo sterk is verankerd in de westerse cultuur, dat het moeilijk is mensen te laten inzien dat het een visie is, en niet een vanzelfsprekendheid.’

Volgens Appiah belemmert de strikte scheiding tussen feiten en waarden het kosmopolitisme dat hij voor ogen heeft. Het kosmopolitisme vereist enige overeenstemming, harmonie, die culturele verschillen tussen waarden weet te overstijgen. Het positivisme kan weliswaar zo’n overeenstemming bereiken, maar alleen als het gaat om redelijk eenvoudig waarneembare feiten. Of een object in de verte een boom blijkt te zijn, is redelijk objectief bewijsbaar, of je nu een Nederlander bent of een Chinees. Maar bij waarden ligt dat veel moeilijker. Om dat aan te geven, aldus Appiah, maakt het positivisme een onderscheid tussen geloof en verlangen.
Mensen geloven dingen over de wereld. Als een Nederlander overtuigend weet te bewijzen dat in de verte een boom staat, zal een Chinees hem geloven. Geloof is dan ook gekoppeld aan feitelijkheid. Maar verlangens zijn geen feiten. Een verlangen is erop gericht om de wereld te veranderen. Een verlangen drukt uit welke waarde de wereld voor ons heeft, hoe we vinden dat hij zou moeten zijn. Zo’n verlangen kan onmogelijk objectief worden vastgesteld. Daarom stuurt het positivisme ons met een ‘one-way ticket’ in de richting van het waardenrelativisme. ‘Feiten kun je dus vaststellen in de ons omringende empirische wereld. Waarden niet. Dus als mensen er andere waarden op na houden dan wij, kun je die niet met redelijkheid bestrijden. De positivist koppelt redelijkheid aan feitelijkheid. En als er uiteindelijk meer voor nodig is om mensen met andere of tegengestelde waarden te overtuigen, dan zou dat met iets anders dan met de rede moeten. Met onredelijkheid, zegt de positivist, en dus is er geen alternatief voor het relativisme.’
 

Gevangen

Het relativisme houdt mensen gevangen in kampen. Ieder huldigt immers zijn eigen waarden; redelijkerwijs kun je niet iets zeggen over de waarden van een ander. Er kunnen immers geen objectieve waarden worden vastgesteld. Dat is voor de kosmopoliet, die het relativisme juist wil overstijgen, natuurlijk allerminst bevredigend. Maar hoe valt het relativisme te overwinnen? Appiah begint met te stellen dat de positivist een verkeerd vertrekpunt heeft. Hij houdt de sociale omgeving buiten beeld. ‘De werking van waarden is geen aangelegenheid van a single person. Dat is het grootste probleem van het positivisme. We maken ons onze waarden eigen in samenhang met anderen, door naar verhalen te luisteren, door naar films te kijken. De studie van taal heeft het inzicht opgeleverd dat taal een publiek instrument is. We gebruiken taal – zeker als we onze waarden vormen – om met andere mensen te spreken en niet om met onszelf te spreken. Iemand die al te veel in zichzelf praat, noemen we een gek’, zegt Appiah. ‘Het relativisme van de positivist is gebaseerd op een armoedige opvatting van reason, teruggebracht tot zoiets als calculeren met feiten. Zo werkt het niet met de totstandkoming van waarden. In gesprekken tussen mensen gebeurt er meer. Je biedt elkaar argumenten aan. Het is niet zo dat dit perfect logisch gaat of helemaal beredeneerbaar. Je kunt wel zeggen dat het verhalenderwijs gaat. Zo gaat het nu eenmaal.’ Voor Kwame Anthony Appiah is die laatste opmerking niet alleen steekhoudend, het is ook filosofisch een bevredigend statement. ‘Zo gaat het nu eenmaal’, of: ‘Zo werkt het tussen mensen.’ Dat is, gezien vanuit een westerse, positivistische blik wat moeilijk te begrijpen. Want waarom werkt het? Is dat wel objectief en feitelijk vast te stellen? Misschien niet, maar dat wil niet zeggen dat waarden wel degelijk een eigenschap hebben, die het relativisme overstijgt: in de praktijk blijken ze te werken. En daar kunnen we van leren.

 
Een van de hoofdstukken in het boek van Appiah heet dan ook Het primaat van de praktijk. Wat bedoelt hij daarmee? In elk geval speelt de cruciale term ‘incompletely theorized agreements’ een grote rol, een term afkomstig van de denker Cas Sunstein. . Appiah gebruikt als voorbeeld het toestaan van de bouw van moskeeën. Weinig Amerikanen zullen er tegen zijn, al is er geen overeenstemming over waarom je het zou moeten toestaan. De een zal met het principe van gelijkheid aankomen, de ander met het First Amendment. Appiah: ‘We delen de intuïtie dat het moet kunnen. Het hele punt is dat je voor die overeenstemming niet een antwoord hoeft te hebben op de vraag waarom je het erover eens bent. De mogelijkheid van een onvolledig beredeneerde overeenstemming wordt vaak over het hoofd gezien. We kunnen in harmonie leven, zonder het eens te zijn over de onderliggende waarden voor de harmonie. Dat is au fond de kosmopolitische instelling. Alleen over de kosmopolitische waarde van die harmonie moeten we het eens zijn: shared values, differing justifications.’

Dat is niet een houding of instelling die je alleen kunt verwerven als je voldoende studie achter de rug hebt. ‘Dat is een misvatting, dat beeld van de kosmopoliet die de hele wereld heeft bereisd, die een platinum-frequent-flyer kaart van een aantal vliegmaatschappijen in zijn achterzak heeft, de gefortuneerde I have seen it all… Kortom, het beeld dat we vaak hebben bij de kosmopoliet, zo hoeft het niet te zijn. Het kan ook die tante zijn, die in Ghana woont, alleen de stad Kumasi kent, maar kijkt naar een bezoeker en in staat is om te kijken en te leren van de ander, te zien welke wereld iemand anders beweegt. Verschillen zien, en overeenkomsten ontdekken.’

‘De echte kosmopoliet is in staat de wereld van de ander te zien en over de schouders van de ander mee te kijken. Hoe steekt diens wereld in elkaar? In het Westen is dat niet eenvoudig. Het zit in de christelijke traditie ingebakken dat het van het grootste belang wordt geacht wat de buurman gelooft. Niet wat mijn buurman doet, maar waarom hij doet wat hij doet, is van het grootste belang.’ Het is een manier van kijken die de kosmopoliet verlaat. ‘In andere culturen’, zegt Appiah, ‘is dat van minder belang. In culturen die meer gericht zijn op het uitvoeren van rituelen, wil men weten wat de buurman doet. Het geloof zit in het ritueel. In het westen zit het geloof in het hoofd. Dat is ook waarom sommigen gek worden van bijvoorbeeld religie in India. Daar staat het ritueel centraal, maar van plaats tot plaats verschilt het, en de achtergronden van allerlei lokale verschillen zijn eindeloos, en voor een buitenstaander dus heel ingewikkeld. Als je daar één verhaal van wilt maken, lukt je dat niet. Maar ter plekke heeft het geen gewicht. Het gaat om de uitvoering van het ritueel. In het Westen, en zeker in de westerse wetenschap, doet het er niet alleen toe dát iets werkt, maar ook waaróm iets werkt. Zo ontwikkel je immers kennis. Maar in Afrika, de Arabische wereld en Azië ligt dat anders. Daar concentreert men zich op de zaak. Werkt het? Dan is het goed.’
 

Misverstanden

Kosmopolieten vechten tegen misverstanden, zegt Appiah. Een daarvan luidt dat universele verantwoordelijkheid betekent dat de eigen natie, de eigen familie, de eigen wereld er niet toe doet. Alsof die harmonie tussen culturen zou betekenen dat je eigen cultuur onbelangrijk is.

Appiah: ‘Ik plaats mijn kosmopolitisme niet tegenover mijn cultuur. Mijn kosmopolitisme is universaliteit plus het verschil met mijn cultuur. Het is niet: universaliteit versus verschil.’

De wereld wordt ook niet grauw en eenvormig als het aan Appiah ligt. De morele verplichting die een kosmopoliet voelt, staat nationale gevoelens, lokale gebruiken of plaatselijke doelstellingen niet in de weg. Het is ook niet een morele en vage oproep om al je rijkdom direct bij Unicef of Oxfam (NOVIB) in te leveren om er kinderlevens mee te reden. Het kosmopolitisme van Appiah is de ethische pendant van het globaliseringsproces. De wereld is economisch opgegaan in één markt, zonder een scala aan nieuwe gedragsregels, aangepast aan de nieuwe verhoudingen. Een rijke westerling die ‘slechts’ weldoet in de Derde Wereld, hoort ongetwijfeld bij het oude gedragsrepertoire. Het nieuwe is behalve geëngageerd ook intelligent, zegt Appiah: ‘Als je met honderd dollar een kind redt van uitdroging door diarree, dan is dat op zichzelf goed. Maar de kosmopoliet wil weten waarom een kind in Bangladesh dreigt ten onder te gaan aan een simpele ziekte als diarree. Wat gaat er in de praktijk mis? Engagement is niet de enige motivatie, al is dat nog steeds de emotie waarmee non-gouvernementele organisaties ons tot donaties willen bewegen. Het gaat om engagement én intelligentie.’

Nog een misverstand dat de kosmopoliet tegenkomt: hij zou geen verweer hebben tegen de bedreigingen van de wereldvrede. Voor kosmopolitisme wil niemand vechten. Zoals iemand tijdens een bijeenkomst in juni in Amsterdam stelde, waar Appiah de Globaliseringslezing had uitgesproken,  kosmopolitisme zou niet ‘actionable’ zijn. Wat kun je ermee, bijvoorbeeld tegen de terrorist die een eenduidig wereldbeeld heeft, en de enige juiste waarheid in pacht heeft? Die staat niet open voor intelligent gesprek. Appiah heeft niet veel moeite met het antwoord op deze vraag. ‘Proberen de man of vrouw te overtuigen. En als dat niet lukt, met alle middelen zien te voorkomen dat hij of zij eventuele snode plannen kan uitvoeren. Andere opties zijn er niet.’ Maar Cosmopolitanism is toch ook een boek dat een antwoord wil geven op 11 september? Levert zijn boek een antwoord op het gevecht tegen de intolerante tegenstander? Appiah: ‘Tegen Osama Bin Laden, en de zijnen? Ja. Dit type heeft namelijk ook globale aspiraties, maar van een ander slag. Het gaat deze mensen niet om een kosmopolitisch ideaal. Ze hebben geen diversiteit voor ogen, en het gaat hen niet om leren en opties onderzoeken. Dit type zoekt uniformiteit en een heel ander soort broederschap.’ Appiah benoemt het met een Duitse zegswijze: Und willst du nicht mein Bruder sein, so schlag ich dir den Schädel ein. Dat is precies de geest van de counter-cosmopolitan, zoals Appiah hen benoemt. Een rijtje waarin hij ook de cultuurrelativist schaart en de diehard positivist. ‘11 september geeft urgentie aan mijn boek, maar is niet de aanleiding. Het is ook een beetje een boek over mijn moeder: een Britse, getrouwd met een Ghanees.’ De opdracht voorin het boek getuigt daarvan. For my mother, citizen of one world and many… Een kosmopoliet is niet een burger van vele werelden, en ook niet een burger van slechts één wereld. Een kosmopoliet is een bewoner van één wereld, en vele…
 
Bart Brandsma

Bart Brandsma is journalist, documentairemaker en auteur van het boek De hel, dat is de ander: het verschil in denken van moslims en niet-moslims
 
Cosmopolitanism; ethics in a world of strangers, door Kwame Anthony Appiah, uitgeverij W.W. Norton & Company, 2006, 196 blz.
The Ethics of Identity, door Kwame Anthony Appiah, uitgeverij Princeton University Press, 2005, 358 blz.
 
Kwame Anthony Appiah (Kumashi, Ghana, 1954) studeerde filosofie en promoveerde in Cambridge, Groot-Brittanië. Van 1981 tot 1991 wais hij met tussenpozen docent aan de universiteiten van Yale, Cornwell en Duke. Van 1999-2002 was hij hoogleraar aan de Harvard universiteit. Van 2002 tot heden is hij hoogleraar aan de Princeton universiteit. Zijn belangrijkste werken zijn: In My Father’s House (1992), The Ethics of Identity (2005) en Cosmopolitanism, Ethics in a World of Strangers (2006). Daarnaast schreef hij twee romans, Nobody likes Letitia (1994) en Another dead in Venice (1995).